ECLI:NL:GHSHE:2016:5111

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
200.169.147_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een huurovereenkomst en de gevolgen van een strafrechtelijke procedure voor de huurder

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL tegen een geïntimeerde. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de huurovereenkomst tussen partijen ter discussie stond. Het hof heeft op 15 november 2016 een tussenuitspraak gedaan, waarbij het de partijen in de gelegenheid heeft gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over de psychische gesteldheid van de geïntimeerde en de voortgang van een strafrechtelijke procedure tegen hem. De geïntimeerde heeft in zijn akte van 9 augustus 2016 rapportages overgelegd die betrekking hebben op zijn psychische toestand, evenals documenten met betrekking tot zijn strafzaak, waarin hij onder andere werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en eenvoudige mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de strafrechtelijke procedure heeft geleid tot een veroordeling voor eenvoudige mishandeling, met een voorwaardelijke taakstraf en een begeleidingsmaatregel. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en de geïntimeerde de gelegenheid te geven om te reageren op de door Woonbedrijf ingediende feiten. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.169.147/01
arrest van 15 november 2016
in de zaak van
Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Woonbedrijf,
advocaat: mr. B. Poort te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.J.G. van Strien te Sint-Oedenrode,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 31 mei 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaak-/rolnummer 3600451/ CV EXPL 14-13446 gewezen vonnis van 19 maart 2015.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 31 mei 2016;
  • de akte houdende uitlatingen van [geïntimeerde] van 9 augustus 2016, met producties;
  • de antwoordakte uitlating van Woonbedrijf van 6 september 2016.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte zijdens [geïntimeerde] . Daarbij is [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om gegevens over te leggen, en eventueel een standpuntbepaling te geven, ten aanzien van het verdere verloop van de strafrechtelijke procedure en het resultaat van de onderzoeken naar de psychische gesteldheid van [geïntimeerde] (reclasseringsrapport, onderzoek GGzE). Woonbedrijf mocht daarna een antwoordakte nemen. Partijen hebben bij genoemde aktes van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
6.2.
Voor wat betreft het resultaat van de onderzoeken naar de psychische gesteldheid van [geïntimeerde] heeft hij bij genoemde akte houdende uitlatingen van 9 augustus 2016 een afschrift van de rapportage verdiepingsdiagnostiek De Woenselse Poort van 3 maart 2016 (productie 11) en een afschrift van de reclasseringsrapportage van 6 april 2016 (productie 12) overgelegd. Ook heeft [geïntimeerde] e-mailberichten van zijn advocaat aan WIJ [vestigingsnaam] overgelegd (productie 13). Het hof acht het niet nodig om op dit punt nadere informatie van partijen te verzoeken.
6.3.
Met betrekking tot de strafrechtelijke procedure heeft [geïntimeerde] bij genoemde akte een afschrift van de oproeping voor de behandeling van zijn strafzaak overgelegd (productie 10). Het betreft een oproeping voor de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant te Eindhoven op 12 augustus 2016, dus ná de datum die is bepaald voor het nemen van genoemde akte, 9 augustus 2016, op welke datum deze akte ook is genomen. Eerder (ter gelegenheid van het pleidooi) had Woonbedrijf al de dagvaarding in het geding gebracht (productie 15 bij de pleitnotities). Daaruit blijkt dat [geïntimeerde] ten laste is gelegd, kort gezegd, primair poging tot zware mishandeling (art. 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht) en subsidiair (eenvoudige) mishandeling (art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht).
6.4.
In genoemde antwoordakte uitlating, onder 2, stelt Woonbedrijf dat de zitting in de strafprocedure op 12 augustus 2016 heeft plaatsgevonden en dat zij kennis heeft genomen van de mondelinge beslissing. Volgens Woonbedrijf komt de beslissing er in de kern op neer dat [geïntimeerde] is vrijgesproken van poging tot doodslag – het hof merkt hier op dat volgens de in het geding gebrachte dagvaarding dit [geïntimeerde] niet is tenlastegelegd – maar wel is veroordeeld voor eenvoudige mishandeling. Er is een voorwaardelijke taakstraf opgelegd alsmede een maatregel die meebrengt dat hij zich moet laten begeleiden door of via WIJ [vestigingsnaam] en tevens is hij veroordeeld tot het betalen van een vergoeding voor door het slachtoffer tevens aangever gemaakte kosten, aldus Woonbedrijf. Woonbedrijf heeft naar voren gebracht dat op basis van deze veroordeling aldus strafrechtelijk in elk geval door de rechter bewezen is geacht dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de door Woonbedrijf ingeschakelde partij.
6.5.
[geïntimeerde] heeft op de door Woonbedrijf bij genoemde antwoordakte uitlating gestelde feiten nog niet kunnen reageren. Omdat het hof het resultaat van de strafrechtelijke procedure bij de beoordeling van het onderhavige hogere beroep wenst te betrekken, zal het hof [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen zich bij akte (uitsluitend) uit te laten over hetgeen Woonbedrijf heeft vermeld onder 2 van genoemde antwoordakte uitlating. De zaak zal hiervoor naar de rol worden verwezen als in het dictum is bepaald.
6.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 29 november 2016 voor akte aan de zijde van [geïntimeerde] als bedoeld in rov. 6.5;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F.M. Pols, J.P. de Haan en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 november 2016.
griffier rolraadsheer