Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Gemeente Middelburg,
zetelend te Middelburg,
[Grondexploitatie] Grondexploitatie C.V.,mede zaakdoende onder de naam
Consortium [het Consortium] ,
Grondbedrijf [Beheer I] Beheer I B.V.,
Grondbedrijf [Grondbedrijf II] II B.V.,
[Wegen] Wegen B.V.,
[Woningbouw] Woningbouw B.V.,voorheen [Bouw Zeeland] Bouw Zeeland B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/268154/HA ZA 13-614)
2.Het geding in hoger beroep
- de appeldagvaardingen d.dis. 21 en 22 januari 2015, tevens houdende grieven, met telkens zeven producties
- de memorie van antwoord van de Gemeente, tevens houdende incidenteel appel, met 13 producties
- de memorie van antwoord van het Consortium en [geintimeerde 5 en 6] , met een productie
- de akte van [appellant] met producties 8 tot en met 14
- de akte van [appellant] met productie 15
- de akte van het Consortium houdende reactie op prod. 10.
3.De beoordeling
in principaal en incidenteel hoger beroep
Het Consortium heeft vervolgens op 16 september 2015, derhalve twee dagen voor het pleidooi en mitsdien volgens het procesreglement “te laat”, een reactie van Arcadis op prod. 10 in het geding gebracht. [appellant] maakt daartegen bezwaar bij brief van 16 september 2015 en bij gelegenheid van het pleidooi.
Het hof wijst dat bezwaar van de hand en aanvaardt de akte van het Consortium. [appellant] heeft ervoor gekozen om weliswaar formeel tijdig, doch in een zeer laat stadium, een stuk in het geding te brengen dat om een reactie van een deskundige vraagt en kan er dan geen bezwaar tegen maken dat die reactie er ook, zij het formeel te laat, komt. Wel moet [appellant] in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren, maar nu het hof een tussenarrest zal wijzen bestaat die mogelijkheid ook.
In de koopprijs zijn tevens begrepen:
alle overige denkbare (schade) vergoedingen;
De gemeente Middelburg garandeert [de moeder van appellant] gaaf en onvoorwaardelijk op daartoe strekkend verzoek van [de moeder van appellant] of haar rechtsopvolger:
zodra uitbreiding van de woningvoorraad in de categorie vrije sector woningen voor de gemeente Middelburg beschikbaar is doch uiterlijk met ingang van 1 januari 2007 doch niet voor 1 januari 2005, zich in alle opzichten maximaal in te spannen dat het bij [de moeder van appellant] in eigendom verblijvende gedeelte van het verkochte ter grootte van 80m x 125m (….)in het kader van één te realiseren bouwplan kan worden bebouwd met maximaal 15 grondgebonden vrije sector woningen (…). Onder uitbreiding van de woningvoorraad in de categorie vrije sector woningen wordt verstaan de mogelijkheid binnen de grenzen van de gemeente Middelburg, (…) binnen de plantermijn 2000-2010, meer woningen te bouwen in uitbreidingsgebieden binnen de gemeente Middelburg dan is vastgelegd in het Ruimtelijk Plan Stedelijk gebied Walcheren 2010.(…);
de gemeente Middelburg [de moeder van appellant] binnen 14 dagen aangaande het bepaalde in sub a schriftelijk zal informeren. Indien [de moeder van appellant] binnen 1 jaar na de verzenddatum van vorenbedoelde mededeling geen ontvankelijk verzoek om medewerking tot het in bouwexploitatie brengen van haar huiskavel bij de gemeente Middelburg heeft ingediend, vervalt de toezegging als bedoeld in sub a van dit artikel, zonder dat [de moeder van appellant] aanspraak kan maken op enigerlei vergoeding;.”
Grief 5 van [appellant] is een verzamelgrief. Grieven 2, 3 en 4 hebben betrekking op de wateroverlast en regarderen daarmee in elk geval het Consortium en deels ook de Gemeente.
Grief 1 van [appellant] en de incidentele grief van de Gemeente hebben betrekking op de Overeenkomst. Deze grieven regarderen het Consortium niet.
De Gemeente betwist ten tweede dat [appellant] (of de erven, als deze op zouden treden) enige vordering jegens de Gemeente uit hoofde van de Overeenkomst geldend zouden kunnen maken, nu er in de Overeenkomst finale kwijting is verleend en dat ziet ook op schade als de onderhavige.
De Gemeente betwist ten derde dat [appellant] (of de erven) nog enig recht aan de Overeenkomst kon/konden ontlenen, omdat de erven een in die overeenkomst gestelde termijn van één jaar nadat zij in kennis waren gesteld van de mogelijkheid om te bouwen ongebruikt voorbij hebben laten gaan.
Het eerste verweer is voor het eerst in hoger beroep aangevoerd.
Het tweede en derde verweer zijn door de Gemeente ook in eerste aanleg aangevoerd, waarbij het tweede verweer door de rechtbank was verworpen maar het derde verweer was gehonoreerd. De incidentele grief is gericht tegen de verwerping van het hiervoor als tweede omschreven verweer van de Gemeente. Blijkens de toelichting bij de grief sub 19 e.v. gaat het de Gemeente daarbij echter in de eerste plaats om het eerste in hiervoor omschreven verweer (dat in hoger beroep voor het eerst is aangevoerd). Sub 24 van die toelichting herhaalt de Gemeente, doch subsidiair, het hiervoor omschreven tweede verweer.
Het derde verweer van de Gemeente is onderwerp van de principale grief 1.
In eerste aanleg heeft de Gemeente zich er niet over uitgelaten waartoe de verweren zouden strekken: niet ontvankelijkheid dan wel afwijzing. In hoger beroep heeft de Gemeente gesteld dat het eerste en tweede verweer tot de niet-ontvankelijkheid van [appellant] dienen te leiden.
De gemeente Middelburg garandeert [de moeder van appellant] gaaf en onvoorwaardelijk op daartoe strekkend verzoek van [de moeder van appellant] of haar rechtsopvolger: (etc).
De Gemeente beroept zich erop dat in de koopprijs alle denkbare schadevergoedingen zijn begrepen.
Daargelaten of zodanige kwijting ook in de weg zouden staan aan een verklaring tot recht of een vordering tot nakoming, geldt naar ’s hofs oordeel dat een uitleg van een overeenkomst, inhoudende enige vorm van kwijting, waarbij een partij ook zou zijn gevrijwaard van schadevergoeding wegens tekortkomingen ter zake van verplichtingen welke uit diezelfde overeenkomst voortspruiten, niet voor de hand ligt, tenzij zulks uitdrukkelijk zou zijn bedongen maar daarvan is geen sprake. Een andere uitleg zou inhouden dat die partij op grond van de ene bepaling uit een overeenkomst straffeloos andere verplichtingen die uit diezelfde overeenkomst voortvloeien zou kunnen verzaken. Het hof verwerpt ook dit verweer van de Gemeente.
Het heeft er vooralsnog de schijn van dat de brief inderdaad niet op de juiste wijze en aan de juiste persoon of personen was geadresseerd terwijl evenmin andere aanwijzingen voorhanden zijn dat – destijds – alle erven geacht konden worden daarvan op de hoogte te zijn. Om redenen als hierna te noemen behoeft dit geen nadere uitwerking.
Bij comparitie in eerste aanleg stelde de advocaat van [appellant] dat de Gemeente een rol heeft als grondeigenaar, publiekrechtelijk lichaam en contractspartij. De rol van de Gemeente als contractspartij is echter niet meer aan de orde; fouten welke de Gemeente als publiekrechtelijk lichaam zou hebben gemaakt zijn onvoldoende toegelicht. Mitsdien is slechts aan de orde eventueel handelen van de Gemeente als grondeigenaar (en, naar aangenomen moet worden: als rechtspersoon die door middel van door haarzelf – althans haar medewerkers – uitgevoerde werkzaamheden, dan wel die door het geven van opdrachten aan derden, aansprakelijk is voor bepaalde handelingen als ware zijzelf de handelende persoon).
De in art. 5:39 BW besloten liggende norm richt zich tot de eigenaars van naburige erven en in voorkomend geval kan [appellant] tegenover de Gemeente en/of het Consortium op overtreding van die norm een beroep doen.
De in art. 3.5 van de Waterwet besloten liggende norm richt zich enkel tot de Gemeente. Of schending van die norm een onrechtmatige daad van de Gemeente jegens [appellant] oplevert komt eventueel later aan de orde.
De in art. 8 van de Wion besloten liggende norm is gericht tot degene die feitelijk werkzaamheden uitvoert. Het komt het hof voor dat overtreding van die norm als zodanig nog geen direct onrechtmatig handelen jegens een derde constitueert, maar als een handeling schade oplevert kan degene die de schade veroorzaakt zich er niet te zijner disculpatie op beroepen niet geweten te hebben waar de netten/leidingen lagen. De Gemeente heeft voorts gemotiveerd toegelicht dat de Wion ertoe strekt om verschillende publieke belangen te borgen, meer in het bijzonder het voorkomen van leveringsonderbrekingen van essentiële diensten zoals gas, elektriciteit, water en telecommunicatie, en niet private belangen als de onderhavige, en daarop is [appellant] niet inhoudelijk ingegaan.
Welke rechtstreekse aanspraken [appellant] zou kunnen ontlenen aan de Keur Watersysteem is door hem niet toegelicht.
De in art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM besloten liggende norm is een zeer ruime, algemene en tot de overheid gerichte norm, die niet specifiek op deze situatie ziet. Dat laat onverlet dat deze mogelijk wel een rol kan spelen bij de invulling van de norm welke in art. 5:39 BW besloten ligt.
De na verkoop resterende huiskavel is ruim 1 ha. groot (80x150m). De kavel is min of meer rechthoekig en schuin ten opzichte van de noord-zuidlijn georiënteerd.
Oorspronkelijk maakte van de resterende kavel ook nog een deel uit een in oostelijke richting uitstekende “punt”, waarop een gebouw was gevestigd dat door [appellant] als “noodboerderij” wordt aangemerkt. Het perceel ten noordwesten, noordoosten en zuidoosten van de oorspronkelijke kavel, alsmede de bedoelde punt, zijn door [de moeder van appellant] aan de Gemeente verkocht. Na de verkoop was de situatie derhalve aldus dat het perceel van [de moeder van appellant] aan het zuidwesten werd begrensd door de [het perceel] , en voor het overige ten noordwesten, noodoosten en zuidoosten werd begrensd door aan de Gemeente verkochte grond. Deze grond werd naar mate de bouw voortschreed door de Gemeente geleverd aan het Consortium. Allengs zijn ook diverse wegen gebouwd. Het hof verwijst naar producties 33 tot en met 46 bij de akte van [appellant] van 11 april 2014. Uit de stellingen van partijen, luchtfoto’s en andere stukken wordt niet geheel duidelijk welke straten telkens worden bedoeld; het hof heeft daarom – uitsluitend om duidelijkheid te verkrijgen over de situering van de straten en de straatnamen - de luchtfoto’s vergeleken met Google Maps en Bing Maps. In verband met een eventueel uit te brengen deskundigenrapport acht het hof van belang dat hieromtrent geen misverstand kan bestaan.
Naar het hof begrijpt loopt de [het perceel] in noordwestelijke richting naar de [straatnaam 1] , om kort voor de [straatnaam 1] naar rechts af te buigen en zijn weg te vervolgen evenwijdig aan de [straatnaam 1] . Evenwijdig aan eerstbedoeld deel van de [het perceel] is over het door [de moeder van appellant] verkochte perceel een weg aangelegd welke door [appellant] als “ [straatnaam 2] ” wordt aangeduid; op Google Maps en Bing Maps is dit de “ [straatnaam 3] ” en is de [straatnaam 2] een zijstraat daarvan. In het rapport van Grontmij wordt gewag gemaakt van de “ [straatnaam 4] ”, maar deze ligt veel zuidelijker; uit de tekeningen bij het rapport blijkt dat Grontmij bedoelt de [straatnaam 3] (of [straatnaam 2] ). Op blad 4 van het rapport van Arcadis wordt de weg aangeduid als “ [straatnaam 4] , nu [straatnaam 3] ”. Het hof zal hierna de bewuste weg telkens aanduiden met [straatnaam 3] .
Partijen maken ook gewag van de [straatnaam 5] . Deze wordt op de luchtfoto’s van [appellant] niet aangeduid, maar uit Bing Maps blijkt dat het gaat om een weg die pal langs de zuidoostelijke grens van de huiskavel loopt en haaks op de [het perceel] staat.Thans zijn de gronden langs de [straatnaam 5] , dus langs de zuidoostgrens en langs het meest zuidelijke deel van de noordoostgrens bebouwd. De overige gronden zullen ook bebouwd worden.
Desgewenst en indien nodig kunnen partijen zich nader uitlaten over de situering en naamgeving van de straten.
Noorden/noordoosten: [straatnaam 3] aangelegd in 2007, strook grond aan de andere zijde van de [straatnaam 3] opgehoogd eveneens in 2007, strook grond aan [appellant] kant van de [straatnaam 3] opgehoogd in 2008.
Noordwesten/noorden/noordoosten: perceel van de Gemeente, aangrenzend aan huiskavel, opgehoogd in 2008.
Oosten: noodboerderij gesloopt in 2008; ontgraven en ter plaatse (met ophoging) dam met noodweg aangelegd in 2010. Grond ten zuidwesten van die dam opgevuld in 2009. Ten zuidwesten daarvan in 2007 grond opgevuld en zanddepot aangelegd.
Oosten/zuidoosten: bouwweg (latere [straatnaam 5] ) opgehoogd en aangelegd in 2007, grond ten zuidwesten daarvan opgehoogd in 2007. Ten zuidwesten daarvan watergang verlegd.
Zuiden: verder weg gelegen sloot langs [het perceel] gedempt en opgehoogd.
Zuidwesten: [het perceel] ontgraven, aangevuld met zand en voorzien van voorbelasting in 2010. In 2011 voorbelasting verwijderd, op – 260 cm NAP riolering aangelegd en weg afgewerkt; aangrenzende percelen opgehoogd.
Noordwesten/noorden: het enige stuk grond dat volgens [appellant] niet is opgehoogd is het stuk grond in de bocht van de [het perceel] , op enige afstand van zijn huiskavel.
De Gemeente en het Consortium hebben dit gemotiveerd betwist aan de hand van het rapport van Arcadis.
Grontmij omschrijft haar bevindingen als volgt:
ten noorden van het perceel [adres 1] , de weg tot wel 1,50 meter hoger ligt dan het maaiveld in 1992. Ten oosten van het perceel ligt het niveau van dorpelhoogtes van de nieuwbouw woningen ongeveer 0,90 meter boven de maaiveldhoogte uit 1992. Ten zuiden van het perceel liggen de vloerpeilen van de nieuwe woningen ongeveer 80 cm hoger dan het maaiveld in 1992.”
Zoals hierna zal blijken verlangt het hof voorlichting door een deskundige. Aan de deskundige zullen vragen op dit onderdeel worden gesteld.
De bevindingen van Arcadis dienen dus in zoverre met enig voorbehoud te worden bezien.
Volgens Arcadis – halverwege blad 6 – was voorheen de huiskavel het hoogst gelegen ten opzichte van de omringende percelen en was enkel voor de zuidoosthoek van de huiskavel toestromen van hemelwater aannemelijk. Dat dit deel van de huiskavel het laagste is gelegen is door [appellant] niet betwist.
Met betrekking tot de nieuwe situatie omschrijft Arcadis dat de wegprofielen 25 tot 40 cm lager kunnen liggen dan de aanliggende vloerpeilen. Op blad 7 schrijft Arcadis dat voorafgaand aan de bouw op de omliggende percelen het maaiveld zal worden opgehoogd en wordt beschreven dat om het perceel te vrijwaren van watertoevoer uit de aangrenzende omgeving een aantal algemene maatregelen – buizen, kolken, cunetdrainage in de wegen, afvoer van dakwater via riolering – een aantal specifieke maatregelen zullen worden genomen om water af te voeren; zie de specifieke maatregelen omschreven op bladen 7 en 8. Volgens Arcadis, zie de conclusies op blad 11, zullen de hydrologische effecten op de ontwatering en afwatering bij de huiskavel als gevolg van de toekomstige inrichting van [het gebied] adequaat worden ondervangen door de voorgestelde maatregelen.
Het hof acht dat gegeven mogelijk illustratief, maar vooralsnog onvoldoende. Bedacht dient te worden dat de uitgangssituatie aldus was dat de huiskavel het hoogste lag en dus voorheen van nature nimmer wateroverlast te duchten had (tenzij heel Walcheren, althans de gehele polder waarin de onderhavige percelen zijn gesitueerd, onder water zou staan), en in de voorziene situatie afhankelijk was van de effectiviteit van voorgestelde maatregelen. In die situatie mogen vrij hoge eisen worden gesteld aan de mate van zekerheid dat [appellant] perceel redelijkerwijze geen wateroverlast van betekenis had te duchten.
Een en ander dient voorts bezien te worden tegen de achtergrond van het gegeven dat in de systematiek de (onrechtmatige) hinder onderdeel is van de normschending. Zonder schade geen normschending.
Het deskundigenonderzoek dient dus ook te worden gericht op de vraag of zodanig vooronderzoek voorgeschreven of gebruikelijk was.
- zijn er aanwijzingen voorhanden waaruit volgt dat de hoogte van het maaiveld (kort) voor de aanvang van de werkzaamheden vanaf 2005 in substantiële mate – zeg: meer dan 5 à 10 cm – afweek van de hoogte zoals die voorkomt op de door de Gemeente vervaardigde hoogtetekening van 1990/1992?
- kunt u aan de hand van waarnemingen en metingen in het veld constateren of rondom de huiskavel van [appellant] ophogingen hebben plaatsgevonden, ten opzichte van 2005 en/of 1992, en zo ja, op welke kavels of kavelgedeelten?
- zo ja, tot welke wijzigingen in de onderlinge verhouding van de hoogtewaarden zoals die voorheen luiden op het huisperceel ten opzichte van de omliggende percelen heeft dat geleid?
- zijn hierdoor wijzigingen ontstaan in het patroon van afwatering en ontwatering, aan de oppervlakte en/of in de ondiepe ondergrond?
- zou zulks, bij afwezigheid van specifieke maatregelen om zulks tegen te gaan. naar ervaringsregels hebben zullen of kunnen leiden tot een grotere toestroom van regenwater of grondwater dan voorheen?
- zijn de door Arcadis voorgestelde maatregelen afdoende om wateroverlast als gevolg van overtollig toestromend regenwater te voorkomen?
- zijn de door Arcadis voorgestelde werkzaamheden – voor zover deze al, gelet op het stadium waarin de bouw verkeert, aan de orde zijn – daadwerkelijk en correct uitgevoerd?
- bestaat er op het moment waarop het onderzoek werd uitgevoerd een reëel gevaar voor wateroverlast als gevolg van toestromend regenwater?
- zo ja, wat kan daartegen redelijkerwijze worden ondernomen?
- is in zaken als de onderhavige voorgeschreven of gebruikelijk dat een vooropname in verband met potentieel op te treden schade wordt uitgevoerd?