Uitspraak
[erflater],
10.Het verdere verloop van het geding
zaaknummer 200.076.627/02
11.De verdere beoordeling
€ 35.000,=./.
€ 12.269,59
verwijtbaar(r.o. 4.41)
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil over schadevergoeding in verband met aansprakelijkheid voor ziekte en overlijden door het werken met asbest. De Koninklijke Schelde Groep B.V. (hierna: De Schelde) is appellante in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg van 23 augustus 2010. De rechtbank had in eerste aanleg een schadevergoeding van € 39.143,15 toegewezen aan de erfgenaam van een overleden werknemer die door asbest blootstelling ziek was geworden en uiteindelijk is overleden.
Het hof heeft in deze uitspraak de eerdere beslissingen van de rechtbank en de tussenarresten beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat De Schelde verwijtbaar tekort is geschoten in de zorgplicht jegens de werknemer, zoals vastgelegd in artikel 7:658 BW. De Schelde is veroordeeld om aan de erfgenaam een bedrag van € 39.143,15 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag. De vordering van De Schelde in reconventie is afgewezen.
De uitspraak van het hof verduidelijkt dat de schadevergoeding bestaat uit immateriële schade en schadevergoeding wegens verlies van levensonderhoud. Het hof heeft ook de proceskostenveroordeling in stand gelaten, waarbij De Schelde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 november 2016.