3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[V.O.F.] vervaardigt allerlei aardappelproducten, waarbij producten vanaf het land in de fabriek worden verwerkt.
3.1.2.[appellant] , geboren [geboortedatum] 1962, is op 17 april 1989 in dienst getreden bij [V.O.F.] . De laatste functie die [appellant] vervulde, is die van operator effluent plant, met een salaris van € 2.636,83 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Daarnaast ontving [appellant] € 591,35 per maand aan vaste persoonlijke toeslag, ploegentoeslag en einde boekjaaruitkering. Voorts ontving [appellant] gemiddeld € 389,09 bruto per maand aan overwerkvergoeding, gebaseerd op de salarisspecificaties over de periode vanaf aanvang 2014 tot en met eind 2015.
3.1.3.Op de arbeidsovereenkomst is de CAO van [V.O.F.] van toepassing. In artikel 17 van de CAO is onder andere het volgende opgenomen:
“Als overwerk wordt beschouwd door of namens de werkgever opgedragen arbeid, waardoor de in de onderneming geldende normale dagelijkse arbeidsduur wordt overschreden.”
3.1.4.Blijkens de inhoud van de beoordelingsverslagen heeft [appellant] altijd goed gefunctioneerd.
3.1.5.In de brief van 10 juli 2001, toegezonden aan [appellant] naar aanleiding van een gesprek tussen partijen van 14 juni 2001, wordt onder meer het volgende weergegeven:
“Al geruime tijd worden er wekelijks door u teveel overuren gemaakt. (…) Afgesproken is daarom, dat vanaf heden overwerk zoveel als mogelijk zal worden beperkt. Wanneer dit echt noodzakelijk is, zal dit na goedkeuring vooraf van [leidinggevende 1] plaatsvinden.”
3.1.6.In de brief van 21 november 2001, toegezonden aan [appellant] naar aanleiding van een gesprek tussen partijen van 8 november 2001, wordt onder meer het volgende weergegeven:
“Nog steeds is het zo, dat er wekelijks door u teveel overuren worden gemaakt. (…) Afgesproken is daarom, dat u vanaf heden alleen nog overwerk verricht na goedkeuring vooraf van [leidinggevende 1] .”
3.1.7.In de brief van 10 augustus 2009, toegezonden aan [appellant] naar aanleiding van een gesprek tussen partijen van 7 augustus 2009, wordt onder meer het volgende weergegeven:
“Overwerk vindt vanaf heden alleen maar plaats na voorafgaande toestemming van of overleg met [leidinggevende 2] .”
3.1.8.In de brief van 4 april 2011, toegezonden aan [appellant] naar aanleiding van een gesprek tussen partijen van 31 maart 2011, wordt onder meer het volgende weergegeven:
“Overwerk wordt pas verricht na toestemming van je leidinggevende.”
3.1.9.Op 5 oktober 2015 is tussen partijen gesproken over een ‘typical day’, waarbij de dag op de werkvloer onder de loep werd genomen met de bedoeling om goed in kaart te brengen wat de belasting in de functie van [appellant] is.
3.1.10.Op 20 november 2015 vond een vervolggesprek plaats. Tijdens dit gesprek is een discussie ontstaan over de uitbetaling van door [appellant] gewerkte overuren. [V.O.F.] heeft tijdens dit gesprek medegedeeld dat [appellant] , voordat hij ging overwerken, eerst toestemming moest vragen van zijn leidinggevende.
3.1.11.Tussen partijen stond een vervolggesprek gepland op 27 november 2015. [appellant] is op die afspraak niet verschenen. Daarop is [appellant] uitgenodigd voor een gesprek op 10 december 2015. Het doel van dit gesprek was te komen tot een oplossing en afspraken zodat de samenwerking weer goed zou verlopen. Tijdens dit gesprek is gesproken over het gedrag, de overuren en het takenpakket van [appellant] . [appellant] werd tijdens deze bespreking geconfronteerd met een document, gedateerd 4 december 2014, dat hij niet eerder had ontvangen (zie hierna 3.5) waarin het volgende staat vermeld:
“In het verleden zijn er afspraken gemaakt betreft je overuren. Laatste weken zijn er veel overuren gemaakt wat we samen hebben besproken. In jou functie is dit niet altijd noodzakelijk en wij hebben afgesproken indien jij overuren maakt dat je dit per mail alvorens aan mij kenbaar maakt.
Doordat je teveel uren maakt wordt de arbeidstijdenwet overschreden en heeft tevens [V.O.F.] veel extra kosten.
Wij hebben dus voor alle duidelijkheid de volgende afspraken gemaakt:
• Er wordt gewerkt volgens je rooster (van tevoren gemaakt)
• Overuren worden alleen gemaakt na goedkeuring (per mail) van jou leidinggevende
Hopende je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
[medewerker 2 van LWM ] .”
3.1.12.Op 11 december 2015 kwalificeert [appellant] de heer [medewerker 2 van LWM ] als “joker”. [appellant] gebruikt jegens HR-manager de heer [HR-manager] de woorden “bek houden”. Daarnaast ventileert [appellant] het conflict tussen partijen met andere medewerkers in de kantine.
3.1.13.Op 14 december 2015 verstuurt [appellant] een e-mail aan [medewerker 5 van LWM] , met een kopie aan [medewerker 2 van LWM ] , [HR-manager] , [medewerker 4 van LWM] , [medewerker 6 van LWM] , [leidinggevende 2] en [medewerker 7 van LWM] , waarin hij [medewerker 5 van LWM] uitnodigt om deel te nemen aan zijn beoordelingsgesprek en waarin hij meldt dat overwerk in zijn functie soms wél noodzakelijk is. Hij sluit deze e-mail af met:
“Doel is uitbetaling van alle overuren tot 8 december dit jaar, normaalwerkende periodeoverzichten, herstel van mijn arbeidsmotivatie en excuses vermeld in mijn dossiers van de voor deze gang van zaken verantwoordelijke personen.”
3.1.14.Op 2 januari 2016 verstuurt [appellant] een e-mail aan [medewerker 2 van LWM ] met het verzoek om op zondag 3 januari 2016 te mogen werken. Daarop is een akkoord gegeven.
Op 4 januari 2016 verstuurt [appellant] aan de heer [medewerker 2 van LWM ] een e-mailbericht met als onderwerp: ‘Dat was geen overwerk sukkel. RE: zondag 3/1”.
3.1.15.Naar aanleiding van dit taalgebruik is een afkoelperiode ingesteld voor [appellant] , waarbij [V.O.F.] aanvankelijk heeft medegedeeld dat zij vakantiedagen zou afschrijven. Op een later moment heeft [V.O.F.] dat omgezet in een op non-actiefstelling. In de brief van 4 januari 2016 staat vermeld dat op 11 januari 2016 een gesprek zal plaatsvinden, met als doel tot een oplossing van het arbeidsconflict te komen. [V.O.F.] geeft aan heldere spelregels te willen afspreken, waaraan [appellant] zich dient te houden. Deze spelregels zijn de volgende:
[appellant] wordt geacht om binnen de normale werktijd zijn taken uit te voeren;
Alleen indien schriftelijk (via de mail) voorafgaand toestemming wordt verkregen, mag [appellant] overwerk uitvoeren.
[appellant] dient zich in woord en gebaar te gedragen.
In die brief wordt een beoordelingsgesprek aangekondigd.
3.1.16.Op 15 januari 2016 stuurt [appellant] twee brieven aan [V.O.F.] waarin hij excuses aanbiedt voor de escalatie van het conflict en voor zijn taalgebruik.
3.1.17.Naar aanleiding van het gesprek van 11 januari 2016 neemt [V.O.F.] , in plaats van een beoordelingsgesprek, het initiatief om een mediationtraject te beginnen in welk kader op 22 januari 2016 een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Dit traject is zonder positief resultaat beëindigd. Het voorstel van [V.O.F.] om het mediationtraject te continueren als exit-mediation is door [appellant] niet geaccepteerd.
3.1.18.[appellant] verstuurt in de periode van 14 december 2015 tot en met 17 maart 2016 meerdere e-mailberichten en brieven aan [V.O.F.] , waarin hij veel kritiek uit op [V.O.F.] .