Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/311764 / KG ZA 16-106)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en een productie;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
‘De Club van Dollars: Hoe de weduwe [bekende nederlander] en andere BN’ers werden bedrogen’van de journalisten [journalist 1] en [journalist 2] . In maart 2015 verscheen het boek
‘De Gekooide Recherche; Het ware verhaal achter de matige prestaties van de Nederlandse opsporing’. In dit boek wordt een aantal zaken omschreven waarbij de schrijver, [ex-rechercheur] , als rechercheur betrokken is geweest, waaronder de zaak tegen JT.
‘Oplichter van de weduwe [bekende nederlander] (e.a.) eist verbod De Gekooide Recherche’. Dit persbericht is geïllustreerd met een niet geanonimiseerde (“ongebalkte”, uit omstreeks 2006 daterende) portretfoto van JT in gezelschap van [ex-vriendin van bekende nederlander] . Deze foto, die Quote kocht van een fotopersbureau, is eerder gepubliceerd op onder meer de websites Camilleri en Crimesite en werd in 2008 getoond in een (TV) uitzending van het programma
De Leugen regeert.Dezelfde foto is te zien geweest op de cover van het tijdschrift
De NieuweRevu en vormt de omslag van het boek
‘De Club van Dollars’. In het persbericht wordt vermeld dat JT na zeven drukken alsnog in een gerechtelijke procedure eist dat het onder c) genoemde boek van [ex-rechercheur] uit de handel wordt genomen. Voorts wordt in dat bericht door middel van links verwezen naar twee eerdere publicaties over JT en wordt daarin de volledige (voor)naam van JT vermeld.
‘Weeffout: mag een veroordeelde oplichter oneindig procederen op kosten belastingbetaler?’In dat bericht constateert Quote dat JT met enige regelmaat juridisch actie onderneemt tegen publicaties en wordt de vraag gesteld hoe JT deze acties financiert. Quote concludeert dat de Raad voor de Rechtsbijstand een en ander betaalt. Ook in dit bericht wordt de volledige (voor)naam van JT genoemd.
‘Oplichter [appellant] sleurt Quote voor de rechter’. Hierbij is ook de onder e) genoemde portretfoto van JT afgebeeld.
‘ [appellant] : wat Quote doet begint op stalking te lijken’. Hearst heeft dit bericht op dezelfde dag van haar website verwijderd, maar het is eenvoudig terug te halen.
primairI. Hearst te bevelen de namen van JT in de onder de feiten genoemde publicaties te initialiseren (zowel de voor- als de achternaam) alsmede de tag (“TAG: [appellant] ’) te verwijderen en verwijderd te houden;
subsidiairIII. Hearst te verbieden de bijzondere persoonsgegevens van JT, in het bijzonder zijn volledige naam en portretfoto, te publiceren en gepubliceerd te houden op internet, in de drie recent verschenen publicaties en in toekomstige publicaties, op de website Quotenet.nl en/of in het maandblad Quote, in verband met:
A. de beschuldigingen van [ex-rechercheur] , ex-rechercheur van het Regiokorps Amsterdam-Amstelland, waaronder maar niet beperkt tot de onder schending van diens ambtsgeheim en in strijd met de wet verkregen strafrechtelijke persoonsgegevens van JT, zoals deze zijn gepubliceerd, openlijk tentoongesteld en aangeslagen in het boek
“De Gekooide Recherche. Het ware verhaal achter de matige prestaties van de Nederlandse opsporing.”(Prometheus, maart 2015);
alsmede
B. de beschuldigingen van JT van misbruik van en/of fraude door of vanwege JT met het systeem van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand;
primair en subsidiairIV. Hearst te veroordelen tot betaling van een dwangsom indien niet voldaan wordt aan de bevelen genoemd onder I. tot en met III, met veroordeling van Hearst in de proceskosten.
vijf grievenaangevoerd die, samengevat, als volgt kunnen worden weergegeven:
2. ten onrechte heeft de eerste rechter niet beslist op de vordering tot verwijdering van de TAG;
4. ten onrechte is, naar het hof de grief leest, het verzoek van JT om behandeling achter gesloten deuren ter terechtzitting niet behandeld, nu slechts partijen waren verschenen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dat verzoek is toegewezen;
5. ten onrechte, immers op een onjuiste juridische en feitelijke grondslag, heeft de eerste rechter de vorderingen van JT afgewezen en JT in de proceskosten veroordeeld.
“de afwijzing van de preliminaire verzoeken”van JT door de voorzieningenrechter. In de toelichting op de grief stelt JT allereerst dat de eerste rechter zijn verzoek om behandeling van het kort geding met gesloten deuren ten onrechte als niet gehandhaafd heeft beschouwd nu ter zitting slechts partijen waren verschenen. Volgens JT is zijn verzoek ter zitting niet behandeld en dient het er om die reden voor gehouden te worden dat de zitting met gesloten deuren heeft plaats gevonden.
“geanonimiseerde behandeling”geldt mutatis mutandis hetzelfde. Bovendien is het hof niet duidelijk wat JT exact met dit verzoek bedoeld heeft. Uit (het petitum van) de inleidende dagvaarding, noch uit de akte vermeerdering eis van 25 februari 2016 of de pleitaantekeningen van de advocaat van JT blijkt zulks voldoende concreet.
Overigens is het hof van oordeel dat de voorzieningenrechter op juiste gronden heeft geoordeeld dat het belang van openbaarheid van rechtspraak in casu zwaarder weegt dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van JT en dat het feit dat in een procedure gegevens uit de persoonlijke levenssfeer aan de orde (kunnen) komen inherent is aan het aanspannen van die procedure. JT heeft in elk geval volstrekt onvoldoende aangevoerd waaruit kan volgen dat deze afweging van belangen (anders dan de eerste rechter oordeelde) in zijn voordeel zou (moeten) uitvallen.
gelekte” strafrechtelijke dossier tegen JT, ziet hij er aan voorbij dat dit geenszins vast staat. Hearst ontkent dat immers en heeft onweersproken gesteld dat zij door een telefoontje naar de rechtbank naar aanleiding van de door JT aangespannen procedure om het boek
“De Gekooide Recherche”uit de handel te doen nemen deze gegevens verkregen heeft. Voorts heeft JT niet ontkend dat de portretfoto afkomstig is van een fotopersbureau en reeds stamt uit (omstreeks) 2006.
economisch” belang van Hearst. De journalistiek in het algemeen en dus ook Hearst dient immers (ook) het algemeen belang, te weten het informeren van het (brede) publiek. JT heeft ook niet weersproken dat bij de onderhavige publicaties van Hearst sprake is van een “
matter of public interest” en evenmin dat ook andere media, zoals het Algemeen Dagblad en Elsevier, hebben gepubliceerd over het feit dat een voor oplichting veroordeelde persoon als JT een verbod eist van een over hem uitgekomen boek.
De Gekooide Recherche” toen van het boek reeds zeven drukken waren verschenen. Deze procedure was aanleiding voor het eerste persbericht in Quote (zie 3.1.e.).
Om voormelde reden legt het belang van JT, gelegen in de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, minder gewicht in de schaal en zal het niet-vermelden van de volledige naam (doch slechts de initialen) van JT ook naar het oordeel van het hof weinig effect hebben. Om die reden ook faalt het beroep van JT op de zogenaamde “initialenregel”, wat daar overigens van zij, en nog daargelaten dat JT de verbindendheid van die regel geenszins onderbouwt. Verder heeft het hof in zijn beoordeling betrokken dat JT niet een verdachte van maar een veroordeelde voor (onder meer) het misdrijf oplichting is.
Voorts heeft in dit verband te gelden dat de “toonzetting” van de publicaties een feitelijke vermelding nog niet onjuist maakt.