De zoon heeft het volgende verklaard:
‘(…). Ik woon nu op het [straatnaam][nr 1] in [woonplaats] , op het woonwagenkamp dus. Daarvoor, ik denk 15 jaar geleden maar misschien zelfs langer, woonde ik bij mijn ouders in hun woonwagen aan het [straatnaam][nr 2] . Ik merk op dat ik in ieder geval vanaf 17/18 jarige leeftijd bij mijn opa in woonde op het [straatnaam][nr 1] . Ik woonde in de periode 2005-2011 dus niet meer bij mijn ouders.
Mijn ouders zijn lid van de Pinkstergemeenschap, bekend als Halleluja. Ikzelf ben daar geen lid van. Mijn ouders waren daar altijd mee weg, mijn moeder is namelijk van zigeunerafkomst, zij is Sinti. De Pinkstergemeenschap waar zij lid van zijn is hoofdzakelijk een Sinti-gemeenschap.
U vraagt mij hoe vaak mijn ouders weg waren met de Pinkstergemeenschap. Dat was soms wekelijks, soms maandelijks, soms een of twee dagen, soms weken, soms maanden. Dat hing er vanaf waar ze heen gingen, soms gingen ze maar 20 kilometer ver weg, soms gingen ze naar Frankrijk. Ze trokken rond met een klein woonwagentje of een caravan. Soms werd dat onderling geregeld.
U vraagt mij naar het doel van de reizen. Het doel was het geloof, maar het fijne weet ik daar niet van. Ik zit zelf namelijk niet bij dit geloof.
U vraagt mij of mijn ouders mij vertelden over het rondtrekken met de Pinkstergemeenschap. Het is een gesloten gemeenschap. Soms vertelden mijn ouders daar wel wat dingetjes van, maar niet erg veel. Ze vertelden me dan dat ze met een aantal mensen op pad waren. Er werd gebeden, gegeten en gedronken op hun manier. Dat is wat ik er van weet. Ik voeg toe dat de groep niet alleen uit Nederlandse mensen bestond, maar ook uit mensen uit Frankrijk. Ik weet niet hoe groot de groep was, het was een behoorlijke groep. Het rondtrekken vond gedurende het hele jaar door plaats. Ik weet dat zo goed omdat ik zelf op dezelfde locatie woon. Het rondtrekken gaat het hele jaar door. U vraagt mij of het vaker plaatsvond in het voorjaar of de zomer. Dat weet ik niet. Er is niet een vaste periode waarin zij rondtrokken.
U vraagt mij of mijn ouders mij kwamen zeggen als zij weggingen. Soms wel, soms niet. Ik woon op dezelfde locatie dus ik merkte wel als ze weg waren en ik wist dan ook waarom ze weg waren.
U vraagt mij of ik wat in de woonwagen moest doen, planten verzorgen of post uit de brievenbus halen. Ik hoefde de woonwagen niet te bewaken, die zat goed op slot. Soms haalde ik wel eens een brief uit de brievenbus. Ik weet niet of mijn zus dat soort dingen deed.
Ik ken geen namen van mensen met wie mijn ouders rondtrokken. Ik zit namelijk zelf niet bij die gemeenschap.
Ik en mijn zus gebruikten wel eens het witgoed van mijn ouders in het schuurtje achter de woonwagen. We zijn namelijk familie. In het schuurtje staan een wasmachine, een droger en een koelkast. De koelkast is altijd aangesloten op de elektriciteit. U vraagt mij hoe vaak ik de wasmachine en droger van mijn ouders gebruikte. Regelmatig. Ik heb zelf ook een wasmachine maar ik heb een aantal kinderen en soms is er veel was en dan gebruikte ik het witgoed in het schuurtje van mijn ouders. Met regelmatig bedoel ik meerdere malen per week. Als mijn ouders er niet waren was het ook makkelijk om hun apparatuur te gebruiken. Ik heb twee kinderen (2009 en 2013), soms is er veel was, zeker toen ze jong waren. Ik voeg nog toe dat mijn zus ook kinderen heeft. U vraagt mij of ook andere mensen van het kamp de apparatuur van mijn ouders gebruikten. Niet dat ik weet.
Op vragen van mr. Luthuli antwoord ik als volgt.
Ik weet dat mijn ouders met de reizen zijn gekapt wegens gezondheidsredenen. Dat was volgens mij 2010 of 2011, helemaal precies weet ik dat niet. Ik denk dat mijn ouders 10 a 11 jaar geleden met de reizen zijn begonnen. Exact weet ik het niet, maar ik denk dus in 2005 of 2006.