ECLI:NL:GHSHE:2016:4961

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
200.156.171_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door energiemaatschappij wegens niet geregistreerd energieverbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van Enexis B.V. tegen [geïntimeerde] inzake schadevergoeding voor niet geregistreerd energieverbruik. De zaak betreft een geschil over de elektriciteitsmeter van [geïntimeerde], die door Enexis als gemanipuleerd werd beschouwd. Enexis stelde dat er over een periode van meer dan vijf jaar sprake was van niet geregistreerd energieverbruik, en eiste schadevergoeding op basis van een berekening van het gemiste verbruik. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet in het leveren van tegenbewijs was geslaagd tegen de stelling van Enexis dat er niet geregistreerd verbruik had plaatsgevonden. De getuigenverklaringen van de zoon en dochter van [geïntimeerde] werden niet als voldoende bewijs beschouwd om de claims van Enexis te ontzenuwen. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] aansprakelijk was voor de schade die Enexis had geleden door de manipulatie van de meter. De schade werd berekend op € 2.621,41, exclusief btw en energiebelasting, en [geïntimeerde] werd ook veroordeeld tot betaling van bijkomende kosten van € 616,55. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen en wees de vordering van Enexis in zijn geheel toe, inclusief de wettelijke rente vanaf 15 februari 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.156.171/01
arrest van 8 november 2016
in de zaak van
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.F.A.M. Collart te Helmond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 15 maart 2016 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven onder zaaknummer 2419053 rolno. 13-13187 gewezen vonnissen van 10 april 2014 en 10 juli 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 15 maart 2016;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [geïntimeerde] van 22 juni 2016;
  • de op de rol van 30 augustus 2016 ingediende memorie na enquête van de zijde van Enexis.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal appel
6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] toegelaten te bewijzen dat
a. a) hij en zijn echtgenote in de periode 2005 tot 2011 jaarlijks de helft van het jaar op reis waren met de pinkstergemeenschap,
en dat
b) als gevolg daarvan sprake was van een aanzienlijk lager elektriciteitsgebruik dan normaliter te verwachten is.
6.2.
[geïntimeerde] heeft in het kader van deze bewijsopdracht op 22 juni 2016 twee getuigen doen horen, te weten:
- de heer [de zoon] , zoon van [geïntimeerde] (hierna: de zoon);
- mevrouw [de dochter] , dochter van [geïntimeerde] (hierna: de dochter).
Enexis heeft afgezien van contra-enquête.
6.3.
Enexis heeft zich bij memorie na enquête uitgelaten over de resultaten van de getuigenverhoren. Voor zover nodig zal het hof hierna op deze uitlatingen ingaan.
[geïntimeerde] heeft geen antwoord memorie na enquête genomen.
6.4.
De raadsheer-commissaris die de getuigen heeft gehoord, kan om organisatorische redenen dit arrest niet meewijzen.
6.5.
Het hof stelt het volgende voorop.
Hoewel de bewijsopdracht aan [geïntimeerde] in het dictum van het tussenarrest van 15 maart 2016 anders is geformuleerd, is feitelijk aan [geïntimeerde] opgedragen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Enexis dat sprake is van niet geregistreerd elektriciteitsverbruik door [geïntimeerde] over de periode van 22 maart 2015 tot en met 22 oktober 2010 en dat bij de becijfering van de als gevolg daarvan door Enexis geleden schade kan worden uitgegaan van een normaal te verwachten verbruik over die periode (vgl. r.o. 3.6 tot en met 3.9 van het tussenarrest). Voor het slagen van dit tegenbewijs is voldoende dat de voorshands bewezen geachte stelling van Enexis wordt ontzenuwd. Dit is het geval als vast komt te staan dat, zoals [geïntimeerde] stelt, [geïntimeerde] en zijn echtgenote in de periode van 22 maart 2005 tot en met 22 oktober 2010 jaarlijks de helft van het jaar op reis waren met de pinkstergemeenschap. In dat geval zou daarin een verklaring kunnen worden gevonden voor het aanzienlijk lagere energieverbruik in die periode dan het energieverbruik in de periode daarna.
6.6.
De zoon heeft het volgende verklaard:
‘(…). Ik woon nu op het [straatnaam][nr 1] in [woonplaats] , op het woonwagenkamp dus. Daarvoor, ik denk 15 jaar geleden maar misschien zelfs langer, woonde ik bij mijn ouders in hun woonwagen aan het [straatnaam][nr 2] . Ik merk op dat ik in ieder geval vanaf 17/18 jarige leeftijd bij mijn opa in woonde op het [straatnaam][nr 1] . Ik woonde in de periode 2005-2011 dus niet meer bij mijn ouders.
Mijn ouders zijn lid van de Pinkstergemeenschap, bekend als Halleluja. Ikzelf ben daar geen lid van. Mijn ouders waren daar altijd mee weg, mijn moeder is namelijk van zigeunerafkomst, zij is Sinti. De Pinkstergemeenschap waar zij lid van zijn is hoofdzakelijk een Sinti-gemeenschap.
U vraagt mij hoe vaak mijn ouders weg waren met de Pinkstergemeenschap. Dat was soms wekelijks, soms maandelijks, soms een of twee dagen, soms weken, soms maanden. Dat hing er vanaf waar ze heen gingen, soms gingen ze maar 20 kilometer ver weg, soms gingen ze naar Frankrijk. Ze trokken rond met een klein woonwagentje of een caravan. Soms werd dat onderling geregeld.
U vraagt mij naar het doel van de reizen. Het doel was het geloof, maar het fijne weet ik daar niet van. Ik zit zelf namelijk niet bij dit geloof.
U vraagt mij of mijn ouders mij vertelden over het rondtrekken met de Pinkstergemeenschap. Het is een gesloten gemeenschap. Soms vertelden mijn ouders daar wel wat dingetjes van, maar niet erg veel. Ze vertelden me dan dat ze met een aantal mensen op pad waren. Er werd gebeden, gegeten en gedronken op hun manier. Dat is wat ik er van weet. Ik voeg toe dat de groep niet alleen uit Nederlandse mensen bestond, maar ook uit mensen uit Frankrijk. Ik weet niet hoe groot de groep was, het was een behoorlijke groep. Het rondtrekken vond gedurende het hele jaar door plaats. Ik weet dat zo goed omdat ik zelf op dezelfde locatie woon. Het rondtrekken gaat het hele jaar door. U vraagt mij of het vaker plaatsvond in het voorjaar of de zomer. Dat weet ik niet. Er is niet een vaste periode waarin zij rondtrokken.
U vraagt mij of mijn ouders mij kwamen zeggen als zij weggingen. Soms wel, soms niet. Ik woon op dezelfde locatie dus ik merkte wel als ze weg waren en ik wist dan ook waarom ze weg waren.
U vraagt mij of ik wat in de woonwagen moest doen, planten verzorgen of post uit de brievenbus halen. Ik hoefde de woonwagen niet te bewaken, die zat goed op slot. Soms haalde ik wel eens een brief uit de brievenbus. Ik weet niet of mijn zus dat soort dingen deed.
Ik ken geen namen van mensen met wie mijn ouders rondtrokken. Ik zit namelijk zelf niet bij die gemeenschap.
Ik en mijn zus gebruikten wel eens het witgoed van mijn ouders in het schuurtje achter de woonwagen. We zijn namelijk familie. In het schuurtje staan een wasmachine, een droger en een koelkast. De koelkast is altijd aangesloten op de elektriciteit. U vraagt mij hoe vaak ik de wasmachine en droger van mijn ouders gebruikte. Regelmatig. Ik heb zelf ook een wasmachine maar ik heb een aantal kinderen en soms is er veel was en dan gebruikte ik het witgoed in het schuurtje van mijn ouders. Met regelmatig bedoel ik meerdere malen per week. Als mijn ouders er niet waren was het ook makkelijk om hun apparatuur te gebruiken. Ik heb twee kinderen (2009 en 2013), soms is er veel was, zeker toen ze jong waren. Ik voeg nog toe dat mijn zus ook kinderen heeft. U vraagt mij of ook andere mensen van het kamp de apparatuur van mijn ouders gebruikten. Niet dat ik weet.
Op vragen van mr. Luthuli antwoord ik als volgt.
Ik weet dat mijn ouders met de reizen zijn gekapt wegens gezondheidsredenen. Dat was volgens mij 2010 of 2011, helemaal precies weet ik dat niet. Ik denk dat mijn ouders 10 a 11 jaar geleden met de reizen zijn begonnen. Exact weet ik het niet, maar ik denk dus in 2005 of 2006.
Op een vraag van mr. Meulemans antwoord ik als volgt.
Mijn ouders hadden in de periode 2005-2011 een uitkering. Wat voor uitkering weet ik niet.’
6.5.
De dochter heeft het volgende verklaard:
‘(…).
Ik woon op het [straatnaam][nr 3] . Ik ben denk ik 18 a 19 jaar geleden verhuisd naar [straatnaam][nr 3] , mijn zoon wordt namelijk in oktober 18. In de periode 2005-2011 woonde ik dus niet meer bij mijn ouders. Ik woon naast hen.
Mijn ouders zijn lid van de Pinkstergemeenschap, ik niet. Ik weet niet van welke gemeenschap. Mijn ouders zijn al heel lang lid, dat is afkomstig van moeder. Mijn moeder is zigeuner. Ik weet niet of zij Sinti is. Ik weet niet waar mijn ouders naar de kerk gaan, dat is verschillend. Het is niet op één plaats. Ik weet ook niet hoe vaak mijn ouders naar de kerk gaan, ik weet zelfs niet of het wel een kerk is, het is een groot gebeuren. Het is van de Halleluja van de Pinkstergemeenschap. Meer weet ik niet.
Ik weet dat mijn ouders vaak weg zijn, daar ben ik mee groot gebracht. Dat was gewoon bij ons. Ik ben zelf nooit mee geweest. U vraagt mij hoe vaak mijn ouders weg waren. Ik weet niet hoe vaak, ze waren vaak en lang weg. Toen ik nog kind was, gingen mijn ouders niet vaak weg. Maar ik ben al 20 jaar het huis uit. Ik kan niet zeggen hoe en wat. Dat is allemaal al lang geleden en ik heb het ook niet opgeslagen. Mijn ouders waren wel langer dan een dag weg, soms waren ze wel weken weg, maar omdat ik al mijn eigen gezin heb heb ik dat niet opgeslagen.
U vraagt mij of mijn ouders vertelden over het rondtrekken met de Pinkstergemeenschap. Daar vertelden zij niet echt over. Ik wist wel dat ze weg waren maar verder kan ik er niet veel over vertellen. Ik heb namelijk al mijn eigen gezin. Ik weet dat het van de Pinkstergemeenschap is en van de Halleluja-beweging.
U vraagt mij waarmee mijn ouders rondreisden. Met een caravan, maar dat weet ik niet precies. Dat is allemaal familie, althans zo zien zij dat.
Als mijn ouders weg waren hoefde ik niet op hun woonwagen te letten. Ik hoefde geen planten water te geven of voor de post te zorgen.
Ik ken geen namen van mensen die samen met mijn ouders rondtrokken. Kort nadat ik op mezelf ben gaan wonen zijn mijn ouders met het rondtrekken begonnen. Ze hebben het een hele tijd gedaan. Ze zijn er een jaar of 5/6 geleden mee gestopt vanwege gezondheidsproblemen.
Ik gebruik de wasmachine van mijn ouders die in het schuurtje achter de woonwagen staat wel eens. Ik gebruik hun wasmachine wel eens als zij thuis zijn. Ik heb zelf ook een wasmachine maar als ik soms 2 a 3 wasjes heb doe ik er 1 bij mijn moeder en 1 bij mijzelf. Dat gaat in een moeite door. Ik heb een zoon van bijna 18 en een dochter van bijna 13.
Op een vraag van mr. Meulemans antwoord ik als volgt.
Ik weet niet wat voor inkomen mijn ouders hadden in de periode 2005-2011. Ik weet niet of ze werkten.’
6.7.
Naar het oordeel van het hof wordt het door Enexis voorshands geleverde bewijs met voornoemde getuigenverklaringen niet ontzenuwd. Het hof overweegt daaromtrent het volgende. De getuigen, die allebei op hetzelfde woonwagenkamp als [geïntimeerde] en zijn echtgenote wonen, hebben beiden verklaard dat [geïntimeerde] en zijn echtgenote lid zijn van de pinkstergemeenschap en dat zij met deze pinkstergemeenschap vaak weg waren en rondtrokken. De zoon heeft verklaard dat dit met name het geval was in de periode 2005 of 2006 tot 2010 of 2011. De getuigenverklaringen komen wat betreft de duur van de afwezigheid van hun ouders niet geheel met elkaar overeen. De zoon heeft verklaard dat zijn ouders soms een of twee dagen, soms weken en soms maanden weg waren, terwijl de dochter heeft verklaard dat [geïntimeerde] en zijn echtgenote langer dan een dag, soms weken weg waren. In ieder geval hebben zij geen van beiden verklaard dat [geïntimeerde] en zijn echtgenote in de periode 2005 tot 2011 ieder jaar zes maanden weg waren uit hun woning. Uit de verklaring van de dochter, die naast [geïntimeerde] en zijn echtgenote woont, lijkt te volgen dat [geïntimeerde] en zijn echtgenote eerder dagen dan weken achtereen weg waren.
Daarnaast kan uit de getuigenverklaringen worden afgeleid dat niet alleen [geïntimeerde] en zijn echtgenote in en om hun woning elektriciteit verbruikten en kan uit de getuigenverklaring van de zoon worden afgeleid dat ook tijdens de afwezigheid van [geïntimeerde] en zijn echtgenote elektriciteit werd verbruikt. Zo heeft de zoon verklaard dat hij en zijn zus wel eens het witgoed van hun ouders in het schuurtje achter de woonwagen gebruikten, dat in het schuurtje een wasmachine, een droger en een koelkast staan, dat de koelkast altijd aangesloten is op de elektriciteit, waaruit het hof opmaakt dat dit ook het geval was wanneer [geïntimeerde] en zijn echtgenote voor langere tijd afwezig waren, en dat hij (de zoon) de wasmachine en de droger meerdere malen per week gebruikte. De zoon heeft voorts verklaard dat als zijn ouders er niet waren, het ook gemakkelijk was om hun apparatuur te gebruiken, waaruit het hof opmaakt dat hij ook tijdens de afwezigheid van [geïntimeerde] en zijn echtgenote meerdere malen per week gebruik maakte van de droger en wasmachine. De dochter heeft verklaard dat zij de wasmachine van haar ouders wel eens gebruikt als haar ouders thuis zijn.
Het hof komt dus tot de conclusie dat [geïntimeerde] met de afgelegde getuigenverklaringen van zijn zoon en dochter niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Ander tegenbewijs, bijvoorbeeld in de vorm van verklaringen van andere leden van de pinkstergemeente met wie [geïntimeerde] en zijn echtgenote zouden hebben rondgetrokken of een reisschema van de rondtrekkende pinkstergemeente, is niet bijgebracht.
6.8.
Het hof heeft in het tussenarrest van 15 maart 2016 overwogen dat op basis van het door Enexis Metering uitgevoerde onderzoek en opgemaakte rapport van 25 maart 2011 met betrekking tot de uit de woning van [geïntimeerde] verwijderde elektriciteitsmeter moet worden aangenomen dat de fabrieksverzegeling van de meter is beschadigd, dat de bovenkap van de meter eerder los is geweest van de benedenkap en dat het telwerk van de meter is beschadigd (vgl. r.o. 3.1.6 en 3.6 van het tussenarrest). Op grond hiervan dient te worden aangenomen dat de meter is gemanipuleerd en dat [geïntimeerde] dus de mogelijkheid heeft gehad om de stand op de elektriciteitsmeter terug te draaien. Gelet op het voorgaande en nu er geen andere afdoende verklaring voorhanden is voor het aanzienlijk lagere elektriciteitsverbruik in de periode 2005 tot 2011 dan in de periode daarna, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat in de eerstgenoemde periode sprake is geweest van niet geregistreerd energieverbruik door [geïntimeerde] , althans voor rekening van [geïntimeerde] . Het feit dat [geïntimeerde] bij arrest van de afdeling strafrecht van dit hof van 10 september 2013 is vrijgesproken van diefstal van elektriciteit maakt dit niet anders. Zoals de kantonrechter in het bestreden vonnis van 10 april 2014 al terecht heeft overwogen, bindt het oordeel van de strafrechter dat niet bewezen is dat [geïntimeerde] met het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen de civiele rechter niet.
6.9.
Tussen partijen staat vast dat er tussen hen sprake is van een overeenkomst op grond waarvan Enexis aan [geïntimeerde] een elektriciteitsaansluiting en een kWh-meter ter beschikking heeft gesteld en meetdiensten heeft geleverd. Op grond van deze overeenkomst is [geïntimeerde] aansprakelijk voor de elektriciteitsaansluiting en dus voor de elektriciteitsmeter en dient hij ten aanzien hiervan een zorgplicht in acht te nemen. Nu de meter is gemanipuleerd, heeft [geïntimeerde] onvoldoende invulling aan deze zorgplicht gegeven en is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Voor zover [geïntimeerde] stelt dat de beschadigingen aan de meter en daarmee de manipulatie van de meter niet aan hem zijn toe te rekenen, heeft hij dit verweer op geen enkele wijze nader gemotiveerd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. [geïntimeerde] is op grond van voornoemde tekortkoming aansprakelijk voor de door Enexis als gevolg van de manipulatie geleden schade, onder meer bestaande uit het bedrag aan elektriciteitsverbruik dat zij als gevolg van de manipulatie van de meter niet aan [geïntimeerde] in rekening heeft kunnen brengen. [geïntimeerde] heeft niet bestreden dat het netverlies dat geleden wordt als gevolg van illegaal afgenomen elektriciteit ten laste van Enexis komt.
6.10.1.
Het hof komt vervolgens toe aan de beoordeling van de omvang van de schade. Zoals het hof ook in r.o. 3.9 van het tussenarrest heeft overwogen, rust de bewijslast ter zake van de omvang van de illegaal afgenomen elektriciteit volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv in beginsel op Enexis, maar kunnen aan deze bewijslast geen hoge eisen worden gesteld, nu het enige controlemiddel van Enexis (de meter) als gevolg van de manipulatie niet betrouwbaar kan worden geacht. Enexis kan volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die de afgenomen hoeveelheid elektriciteit voldoende aannemelijk maken. Nu [geïntimeerde] niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs en dus geen afdoende verklaring heeft kunnen geven voor het aanzienlijk lagere elektriciteitsverbruik in de periode van 22 maart 2005 tot en met 22 oktober 2010, dient ervan te worden uitgegaan dat in de periode van 22 maart 2005 tot en met 22 oktober 2010 sprake is geweest van niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd energieverbruik en kan bij de becijfering van de schade van Enexis worden uitgegaan van een normaal te verwachten verbruik over de periode van 22 maart 2005 tot en met 22 oktober 2010.
6.10.2.
Enexis heeft deze schade, kort gezegd, als volgt berekend (zie ook punt 20 tot en met 22 memorie van grieven). Over de periode vanaf plaatsing van de meter op 22 maart 2005 tot de meteropname op 22 oktober 2010 is een totaal verbruik geregistreerd van 25.622 kWh over 2.041 dagen. Over de periode van 22 oktober 2010 tot 15 februari 2011 is een verbruik geregistreerd van 6.750 kWh over 116 dagen. Na vermindering met het berekend verbruik voor de aangetroffen hennepteelt van 1.020 kWh komt dit neer op een geregistreerd normaal huishoudelijk verbruik over laatstgenoemde periode van 5.730 kWh ofwel 49,4 kWh per dag. Bij een dergelijk gemiddeld verbruik per dag zou over de periode van 22 maart 2005 tot 22 oktober 2010 een huishoudelijk verbruik dienen te zijn geregistreerd van totaal 100.825 kWh, terwijl slechts 25.622 is geregistreerd. Op basis van het voorgaande is er als gevolg van de manipulatie van de meter 75.203 kWh te weinig geregistreerd op de meter, zodat de schade, uitgaande van een kWh-prijs van € 0,0743, € 5.587,58 exclusief btw en energiebelasting bedraagt, aldus Enexis.
6.10.3.
[geïntimeerde] betwist het door Enexis gestelde gemiddeld normaal te verwachten verbruik van 49,40 per dag over de periode van 22 maart 2005 tot 22 oktober 2010. [geïntimeerde] voert in dat kader aan dat Enexis dit gemiddeld dagverbruik heeft gebaseerd op het geregistreerde verbruik over de periode van 22 oktober 2010 tot 15 februari 2011 en daarbij is uitgegaan van een jaarverbruik over de periode vanaf 22 oktober 2010 van 21.239 kWh. Uit de Correctie jaarafrekening 2010/2011 van 17 januari 2013 blijkt echter dat het (achteraf) geregistreerde jaarverbruik over die periode 12.760 kWh is (bijlage 5 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg). Daarnaast wijst [geïntimeerde] op de Correctie jaarafrekening 2011/2012, eveneens van 17 januari 2013, waaruit voor de periode 2011/2012 een (achteraf) geregistreerd jaarverbruik blijkt van 7.210 kWh en een verwacht verbruik voor de periode 2012/2013 van 7.087 kWh (bijlage 6 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg). Naar de mening van [geïntimeerde] dient, zo begrijpt het hof althans, bij de berekening van het gemiddeld normaal te verwachten verbruik per dag te worden uitgegaan van de op de Correcties Jaarrekening vermelde jaarverbruiken. Het hof kan [geïntimeerde] hierin volgen. De op voornoemde Correcties jaarrekeningen vermelde geregistreerde jaarverbruiken zijn in januari 2013, dus achteraf, na herberekening vastgesteld en Enexis heeft ook niet bestreden dat deze correct zijn. Het hof acht het dan ook redelijk om bij de schatting van het gemiddeld normaal te verwachten verbruik over de periode van 22 maart 2005 tot en met 22 oktober 2010 uit te gaan van het geregistreerde jaarverbruik over 2010/2011 (22 oktober 2010 tot en met 17 juli 2011) van 12.760 kWh (met dien verstande dat daarop 1.020 kWh in mindering zal worden gebracht in verband met de aangetroffen hennepteelt) en het geregistreerde jaarverbruik over 2011/2012 (18 juli 2011 tot en met 17 juli 2012) van 7.210 kWh. Het gemiddeld normaal te verwachten huishoudelijk verbruik komt dan neer op 29,84 kWh per dag (18.950 (11.740 + 7.210)/ 635 dagen). Dit resulteert in een normaal te verwachten huishoudelijk verbruik over de periode van 22 maart 2005 tot 22 oktober 2010 van 60.903,44 kWh (2.041 dagen maal 29,84 kWh). Hierop dient het over die periode wel geregistreerde, niet door [geïntimeerde] weersproken verbruik van 25.622 kWh in mindering te worden gebracht. Het hof komt dan over de periode van 22 maart 2005 tot 22 oktober 2010 uit op een niet geregistreerd elektriciteitsverbruik van 35.281,44 kWh. De door Enexis bij haar berekening gehanteerde kWh-prijs van € 0,0743 wordt niet door [geïntimeerde] betwist, zodat het hof hiervan tevens uitgaat. De door Enexis geleden schade als gevolg van de manipulatie van de elektriciteitsmeter becijfert het hof dan op 35.281,44 maal € 0,0743 is) € 2.621,41 exclusief btw en energiebelasting. Dit bedrag is dus toewijsbaar. De door Enexis gevorderde wettelijke rente zal, nu [geïntimeerde] hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd, eveneens worden toegewezen. In zoverre slagen de grieven van Enexis in principaal appel.
6.11.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden vonnissen dienen te worden vernietigd voor zover daarbij de vordering van Enexis ter zake van niet geregistreerd elektriciteitsverbruik geheel is afgewezen. [geïntimeerde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van eerste aanleg en de proceskosten van het principaal appel. Deze worden aan de zijde van Enexis in eerste aanleg begroot op
€ 81,60 aan dagvaardingskosten, € 448,00 aan griffierecht en op € 375,00 aan salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief afdeling civiel/kanton (2,5 punten (inl. dv 1, comparitie 1, akte bewijslevering 0,5) maal € 150,00). Voor het salaris van de gemachtigde heeft het hof aansluiting gezocht bij de hoogte van het bedrag dat uiteindelijk in hoger beroep wordt toegewezen.
In hoger beroep worden de kosten aan de zijde van Enexis tot op heden begroot op € 79,15 aan dagvaardingskosten, € 704,00 aan griffierecht en € 1.264,00 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief rechtbanken en hoven (2 punten (mvg 1, bijwonen enquête aan de zijde van [geïntimeerde] 0,5, akte na enquête 0,5) maal € 632,00).
in incidenteel appel
6.12.1.
De grief van [geïntimeerde] in incidenteel appel is gericht tegen de toewijzing in het eindvonnis van 10 juli 2014 van het door Enexis gevorderde bedrag van € 616,55 ter zake van bijkomende kosten. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Enexis heeft voornoemd bedrag als volgt gespecificeerd:
Administratiekosten € 337,25
Vervangen 3 fasen kWh-meter € 36,30
Onderzoekskosten kWh-meter € 99,00
Kosten werkzaamheden fraude-inspecteur
€ 144,00
Totaal € 616,55
De post administratiekosten bestaat uit € 53,25 aan administratieve kosten vooronderzoek en aanleggen dossier, € 106,50 ter zake van administratieve dossierverwerking en werkzaamheden aangifte, € 71,00 aan administratieve kosten opmaken en controleren factuur en € 106,50 administratieve kosten bewaking en afhandeling fraude (vgl. punt 16 inleidende dagvaarding).
[geïntimeerde] betwist niet dat deze kosten zijn gemaakt. Hij stelt echter dat de kosten niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat Enexis ten onrechte stelt dat er beschadigingen aan de meter zijn geconstateerd en dat de meter gemanipuleerd is, dat de door Enexis gedane aangifte vals en niet juist is en dat de factuur waarvoor kosten in rekening worden gebracht niet nader onderbouwd wordt. Volgens [geïntimeerde] dienen de kosten bewaking en afhandeling fraude te worden afgewezen, omdat van fraude niet is gebleken, en dienen de kosten voor vervanging van de meter te worden afgewezen, omdat de beschadigingen aan de meter worden betwist. Nu geen fraude kan worden aangenomen en/of geen niet geregistreerd verbruik kan worden vastgesteld, kunnen de kosten fraude-inspecteur en onderzoekskosten evenmin op [geïntimeerde] worden verhaald, aldus [geïntimeerde] .
6.12.2.
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat Enexis op terechte gronden een onderzoek heeft ingesteld nadat zij een hennepplantage in de woning van [geïntimeerde] had aangetroffen op 15 februari 2011. Uit dit onderzoek is ook gebleken dat de door Enexis aan [geïntimeerde] ter beschikking gestelde kWh-meter is gemanipuleerd waardoor het mogelijk is geworden dat energieverbruik niet werd geregistreerd. De administratie- en onderzoekskosten van de Kwh-meter (waaronder de kosten met betrekking tot de aangifte tegen [geïntimeerde] en de kosten met betrekking tot het opmaken van de factuur), de kosten voor het vervangen van de kWh-meter en de kosten van de werkzaamheden van de fraude-inspecteur zijn dan ook toewijsbaar. Het hof kan [geïntimeerde] niet volgen in zijn verweer dat de aangifte onjuist en onvolledig en dus vals is, temeer niet nu later onderzoek juist bevestigd heeft dat er met de kWh-meter is gefraudeerd. Het enkele feit dat [geïntimeerde] in de strafzaak is vrijgesproken maakt nog niet dat de aangifte vals is. Dit geldt evenmin voor het feit dat Enexis later een hoger niet geregistreerd elektriciteitsverbruik stelt dan in de aangifte wordt genoemd. De kosten met betrekking tot het opmaken van de factuur komen voor toewijzing in aanmerking, nu niet geconcludeerd kan worden dat Enexis deze op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
De grief in incidenteel appel faalt.
6.13.
In incidenteel appel zal het bestreden vonnis van 10 juli 2014 dus te worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten begroot het hof voor salaris advocaat op: 1 punt (mva in incidenteel appel) maal tarief I maal 0,5 is € 316,00.
6.14.
Omwille van de leesbaarheid van de beslissing zal het hof in principaal en incidenteel appel de bestreden vonnissen geheel vernietigen en opnieuw rechtdoen. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van een totaal bedrag van € 3.237,96, bestaande uit het bedrag van € 2.621,41 ter zake van schadevergoeding als gevolg van niet geregistreerd energieverbruik en het bedrag van € 616,55 ter zake van bijkomende kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 februari 2011 tot aan de dag van algehele voldoening.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal appel en het incidenteel appel
vernietigt de tussen partijen gewezen vonnissen van 10 april 2014 en 10 juli 2014;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Enexis van een bedrag van € 3.237,96, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW met ingang van 15 februari 2011 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Enexis op € 81,60 aan dagvaardingskosten, op
€ 448,00 aan griffierecht en op € 375,00 aan salaris gemachtigde in eerste aanleg, op
€ 79,15 aan dagvaardingskosten, € 704,00 aan griffierecht en € 1.264,00 aan salaris advocaat in het principaal appel en op € 316,00 aan salaris advocaat in het incidenteel appel;
verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.H.A. Venner-Lijten, P.P.M. Rousseau en A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 november 2016.
griffier rolraadsheer