ECLI:NL:GHSHE:2016:4925

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
200.178.372/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige na verzoek om onderzoek door de raad

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep betreffende een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Wudka, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Colgecen-Senol, was de verweerster in deze zaak. De rechtbank had op 19 mei 2016 de raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de omgangsregeling, waarna het hof de zaak pro forma aanhield.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2016 bleek dat er een toenadering had plaatsgevonden tussen de ouders. De minderjarige had aangegeven contact te willen met de vader, wat leidde tot een positieve ontwikkeling in de omgang tussen hen. De raad concludeerde dat de vader in staat was om op een positieve manier omgang te hebben met de minderjarige en dat deze omgang door beide ouders en de minderjarige zelf gewenst werd. De raad adviseerde om de omgang in begeleide vorm te laten plaatsvinden, waarbij de grootouders aan vaderszijde de begeleiding op zich zouden nemen.

Het hof heeft het advies van de raad gevolgd en besloot de eerdere beschikking van de rechtbank te vernietigen, met uitzondering van de proceskostencompensatie. De nieuwe omgangsregeling houdt in dat de minderjarige om de veertien dagen op zaterdagmiddag van 12:00 tot 18:00 uur bij de vader verblijft, vooralsnog onder begeleiding van de grootouders. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof wees het meer of anders verzochte af. Deze uitspraak werd gedaan op 3 november 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 3 november 2016
Zaaknummer: 200.178.372/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/290796 / FA RK 15-1167
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Wudka,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Colgecen-Senol.

5.De beschikking d.d. 19 mei 2016

Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen conform hetgeen onder rechtsoverweging 3.8. is overwogen en iedere verdere beslissing pro forma aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 29 augustus 2016;
- de brief van de advocaat van de vader d.d. 8 september 2016.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit voornoemd rapport van de raad d.d. 29 augustus 2016 blijkt het volgende.
Na de mondelinge behandeling ter zitting van het hof op 16 april 2016 heeft er een toenadering plaatsgevonden tussen de vader en de moeder. Enkel dagen daarna heeft [minderjarige] aangegeven dat hij eigenlijk toch wel graag contact wil met de vader. De moeder en de vader hebben hierop het contact tussen de vader en [minderjarige] in begeleide vorm opgebouwd. Het verloop hiervan is positief. De vader begrijpt dat het contact met [minderjarige] na zes jaar weer rustig opgebouwd dient te worden en hij maakt goed gebruik van de positie en kennis van de moeder ten aanzien van [minderjarige] .
Ook de communicatie tussen de vader en de moeder lijkt positief te verlopen.
De raad concludeert dat de vader kennelijk in staat is om op positieve wijze omgang te hebben met [minderjarige] en dat de omgang door beide ouders en [minderjarige] zelf gewenst wordt.
Voorts hebben de ouders, zo stelt de raad, laten blijken deze omgang zelf en in onderling overleg mogelijk te maken, waarbij er vooralsnog voor wordt gekozen om de omgang in begeleide vorm te laten plaatsvinden.
De raad acht het raadzaam dat de omgang vooralsnog begeleid wordt uitgevoerd waarbij de grootouders vaderszijde de begeleiding op zich nemen. Het hof gaat er van uit dat de ouders zelf in staat zullen zijn de omgangsregeling in de toekomst verder aan te passen, afgestemd op de belangen van [minderjarige] en de mogelijkheden van de ouders.
De raad adviseert het hof een omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en de vader, inhoudende dat [minderjarige] een zaterdagmiddag per veertien dagen bij de vader mag verblijven.
7.2.
Blijkens het rapport van de raad is het raadsadvies besproken met [minderjarige] , de moeder en de vader en konden zij zich allen vinden in dit advies, hetgeen ten aanzien van de vader wordt bevestigd in voornoemde brief van 8 september 2016. De moeder is eveneens in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het rapport van de raad, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
7.3.
Het hof zal overeenkomstig het advies van de raad beslissen.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 juli 2015, met uitzondering van de proceskostencompensatie;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , de volgende omgangsregeling vast:
[minderjarige] verblijft een zaterdagmiddag per veertien dagen bij de vader van 12:00 uur tot 18:00 uur, vooralsnog begeleid door de grootouders aan vaderszijde;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en A.E. van Solinge en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.