ECLI:NL:GHSHE:2016:489

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
200.171.863_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tekortkoming en dwaling in koopovereenkomst van een dressuurpaard

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Formas Patrimoniales S.A. tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de vorderingen van Formas werden afgewezen. Formas had een dressuurpaard gekocht van [geïntimeerde], maar stelde dat het paard leed aan een chronisch peesletsel dat niet was gecommuniceerd tijdens de verkoop. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Formas niet voldoende bewijs had geleverd dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. In hoger beroep heeft Formas vijf grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat de bevindingen van de deskundige niet aantonen dat het paard bij levering al een gebrek had. Het hof concludeert dat Formas niet kan bewijzen dat [geïntimeerde] onjuiste informatie heeft verstrekt over de gezondheid van het paard. De vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst en de schadevergoeding wordt afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Formas in de proceskosten van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.171.863/01
arrest van 16 februari 2016
in de zaak van
Formas Patrimoniales S.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] (Spanje),
appellante,
hierna aan te duiden als Formas,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. B.E.J. Loeffen te Oisterwijk,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 juni 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 15 april 2015, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen Formas als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/171203/HAZA 12-191)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met producties;
  • het exploot van anticipatie van [geïntimeerde] ;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met één productie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door de rechtbank in het vonnis van 25 september 2013 onder 2. vastgestelde feiten, waartegen geen grief is ingesteld.
3.1.1.
[geïntimeerde] was eigenaar van het paard " [het paard] " (hierna: het paard of [het paard] ). [trainer geïntimeerde] was trainer van [geïntimeerde] .
3.1.2.
Mevrouw [dressuuramazone] (een Spaanse dressuuramazone, hierna: [dressuuramazone] ), die eveneens bij [trainer geïntimeerde] trainde, was op zoek naar een dressuurpaard.
3.1.3.
[geïntimeerde] heeft - via [trainer geïntimeerde] - het paard aan [dressuuramazone] te koop aangeboden.
3.1.4.
[dressuuramazone] was geïnteresseerd in de aankoop van het paard, maar beschikte niet over de financiële middelen om de koopsom (van € 100.000,00) te voldoen. Zij vond de (Spaanse) vennootschap van haar ouders (Formas) bereid het paard voor haar te kopen.
3.1.5.
Het paard is op 27 december 2011 in het veterinair Centrum [vestigingsplaats 2] te [vestigingsplaats 2] gekeurd door de (aan voornoemd centrum verbonden) dierenarts [dierenarts 1] , met als diens constateringen:
"
The horse is very sound in the clinical exam. The old injury of the superficial flexor tendon is a manageble risk, other findings on ultrasound + radiology go with normal risk"
en
"
Ultrasound tendons both front legs, sdfrir: old scar of injury 2 yrs old, suspensory ligament: both front legs with subtile changes"
3.1.6.
Op 27 december 2011 is door voormeld centrum een kopie van "the report, and x-rays of the pre-purchase examination of the horse [het paard] " per email toegezonden aan de (Spaanse) dierenarts van Formas, dhr. [dierenarts 2] .
3.1.7.
Nadat de heer [dierenarts 2] Formas had laten weten dat het goed was en het paard gekocht kon worden is het paard medio januari 2012 door [geïntimeerde] aan Formas (in de persoon van [dressuuramazone] ) geleverd in de stal van [trainer geïntimeerde] te [plaats] , waar het paard door [dressuuramazone] in ontvangst is genomen. Formas heeft de koopsom aan [geïntimeerde] voldaan.
3.1.8.
Op 17 februari 2012 heeft de aan het voornoemde veterinair Centrum [vestigingsplaats 2] verbonden dierenarts [dierenarts 3] het paard onderzocht, en met - onder meer - als constateringen:
"
Horse examined on request of Mrs [dressuuramazone]
Anamnesis:
On request just given after the examination.
Horse has had a injury of the superficial flexor tendon years ago that took more then 2 years of revalidation because of relapse of the injury. Horse is back in work with the previous owner. Horse is obtained at end of december after being examined here at the clinic by [dierenarts 1] .
This week swelling and unsoundness detected.
Clinic:
On straight line 3/10 rf, on hard circle tot the right 1/5 and to the left2/5
rf.
Painfull and swelling over rf sdft.
Ultrasound:
Starting at region 1b a SDFT tendon, with loss of normal fibre pattern, swelling and tissue edema region 1b and 2a, bit more quiet chronic tissue at 2a-2b and more extensive active lesion at 2b-3b region with extensive fibre pattern loss and edema.
The present active lesion, the history of the injury makes a future sport carreer at the highest level not easy."
3.1.9.
[trainer geïntimeerde] trad op als tussenpersoon voor [geïntimeerde] bij de verkoop van het paard tegen een commissie van 10 % van de koopsom, en [trainer geïntimeerde] heeft na verkoop een bedrag van € 10.000,00 ontvangen als beloning voor zijn diensten.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Formas, kort samengevat, primair de tussen partijen gesloten koopovereenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, subsidiair te vernietigen en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan haar van de kosten zoals vermeld onder punt 10 e.v. van de inleidende dagvaarding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Formas, kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat het paard behept was met een chronisch peesletsel dat al ten tijde van de levering aanwezig was, zodat [geïntimeerde] Formas ten onrechte heeft voorgehouden dat het paard eerder slechts een lichte blessure zou hebben gehad, volledig hersteld zou zijn en ten onrechte heeft verzwegen dat het paard eerder een peesletsel had opgelopen waarvan het meer dan twee jaar heeft moeten revalideren . Dit maakt dat er is sprake van non-conformiteit, nu het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt aangezien het paard niet de vereiste eigenschappen bezit die Formas op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het paard is namelijk niet geschikt voor het doel waarvoor het is aangeschaft, te weten de hogere dressuursport. Tevens is sprake van dwaling. De koopovereenkomst zou namelijk bij een juiste voorstelling van zaken niet door Formas zijn gesloten als zij op de hoogte was geweest van de ernstige aandoening van het paard waardoor het ongeschikt is als dressuurpaard voor de hogere dressuursport.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.1.
In het vonnis in het incident tot vrijwaring van 4 juli 2012 heeft de rechtbank aan [geïntimeerde] toegestaan [trainer geïntimeerde] in vrijwaring te dagvaarden.
3.3.2.
In het vonnis van 25 september 2013 heeft de rechtbank in de onderhavige zaak bepaald dat partijen zich bij akte uitlaten over een aangekondigd deskundigenbericht. In de vrijwaringszaak heeft de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] afgewezen.
3.3.3.
Bij vonnis van 5 maart 2014 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen.
3.3.4.
In het eindvonnis van 15 april 2015 heeft de rechtbank de vorderingen van Formas afgewezen en haar in de kosten veroordeeld. In het vrijwaringsincident heeft de rechtbank de proceskosten gecompenseerd.
3.4.
Formas heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Formas heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
3.5.
Het hof zal hierna de juridische beschouwing van Formas en haar grieven gezamenlijk behandelen omdat zij alle hetzelfde onderwerp hebben.
Tekortkoming?
3.6.
Formas stelt dat het paard ten tijde van de levering een gebrek had zoals beschreven in het rapport van drs [dierenarts 3] van 17 februari 2012, te weten afwijkingen die niet passen binnen een normaal beeld en chronisch peesletsel. [geïntimeerde] heeft Formas bij de verkoop van het paard ten onrechte voorgehouden dat het paard volledig hersteld zou zijn van de eerder opgelopen peesblessure en gezond zou zijn.
3.7.
Met partijen uitgaand van de toepasselijkheid van Nederlands recht, wordt in artikel 7:17 BW bepaald dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden en dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
3.7.1
Onweersproken geldt dat Formas, in de persoon van [dressuuramazone] , op zoek was naar een dressuurpaard voor de hogere dressuursport.
3.7.2
De in 3.1.5 genoemde keuring heeft plaatsgevonden in opdracht van [geïntimeerde] .
3.8.
Op Formas, die stelt dat het paard niet de eigenschappen bezit die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten en die daar rechtsgevolgen aan verbindt, rust - mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] - op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de last haar stelling te bewijzen.
3.9.
Formas heeft ter onderbouwing van haar stelling gewezen op de vermelding in het deskundigenbericht (blz. 1) dat zowel op de echobeelden van 27 december 2011 als op de beelden van 17 februari 2012 een
toename in omvang(hof: onderstreping Formas) vanaf de mid-prox tot aan de mid-dist regio van de oppervlakkige buigpees is te zien, gepaard gaande met verlies van echogeniciteit en longitudinaal vezelverloop en dat op de echobeelden van 17 februari 2012 de toename van oppervlakkige buigpees wat meer is en dat de veranderingen wat duidelijker zijn dan op de opnamen van 27 november 2011.
Ook heeft Formas gewezen op de conclusie van de deskundige (blz. 2) dat [het paard]
op 17 februari 2012 lijdende was aan een recidiverende tendinitis van de oppervlakkige buigpees rechtsvoor(hof: onderstreping Formas).
Voorts voert Formas aan dat de deskundige aangeeft dat sprake is van het weer opleven van de oude blessure (antwoord op vraag 2 en B1, antwoord op eerste vraag) en dat de omstandigheid dat de klinische symptomen zich rond 10 februari geopenbaard hebben aan het vorenstaande niets afdoet omdat niet iedere afwijking direct aanleiding geeft tot pijn (B1, antwoord op tweede vraag).
Verder merkt Formas op dat de deskundige heeft vastgesteld dat het gebrek op 27 december 2011 al bestond, te weten
afwijkingen die niet passen binnen een normaal beeld(B en B1, antwoord op derde vraag, opnieuw: onderstreping Formas)).
Tenslotte stelt Formas dat de veterinaire bevindingen en conclusies van [dierenarts 1] onjuist zijn.
Op grond van al het voorgaande concludeert Formas dat de peesblessure reeds aanwezig was bij aankoop van het paard.
3.10.
Voormelde conclusie van Formas, welke door [geïntimeerde] gemotiveerd is bestreden, wordt door het hof niet gedeeld. Het hof stelt hierbij voorop dat Formas zelf heeft gesteld dat na levering van het paard medio januari 2012 mevrouw [dressuuramazone] met de training van het paard is aangevangen en dat vervolgens -dus na de levering- een zwelling aan de pees ontstond en dat mevrouw [dressuuramazone] toen een onregelmatigheid in de beweging constateerde (inl. dagvaarding sub 10). Voorts overweegt het hof het navolgende.
3.11.
Ten tijde van de aankoop van het paard ultimo december 2011 beschikte Formas over het op 27 december 2011 opgemaakte rapport van [dierenarts 1] en de door hem gemaakte opnamen. In dat rapport is vermeld dat er een oud letsel aan de oppervlakkige buigpees van het rechtervoorbeen is, dat dit een beheersbaar risico is, dat het litteken twee jaar oud is en dat subtiele veranderingen zijn gezien.
Dit rapport en de opnamen zijn aan de door Formas ingeschakelde dierenarts, [dierenarts 2] , ter beschikking gesteld. Nadat [dierenarts 2] Formas had laten weten dat het goed was, is de koop gesloten.
Op de nadere vraag B1) van de rechtbank:
betekent dit dat u het oordeel van dierenarts [dierenarts 1] naar aanleiding van het onderzoek op 27 december 2011 niet onderschrijft (…)?heeft de deskundige geantwoord dat dierenarts [dierenarts 1] ten aanzien van de oppervlakkige buigpees rechtsvoor een drietal belangrijke constateringen geeft:
1. The horse is very “sound” in the clinical exam” en dat hij, deskundige, geen enkele reden heeft om in twijfel te trekken dat [het paard] “sound” (hof: gezond) was bij de aankoopkeuring.
2. Er is “an old injury” en dat hij, deskundige, het met hem, [dierenarts 1] , eens is dat er op de echobeelden een “oude” blessure te zien is in de oppervlakkige buigpees rechtsvoor.
3. Er is “a manageable risk” en dat dit voor hem, deskundige, op dat moment met deze informatie niet te beoordelen is en dat hij daarvoor zowel meer informatie van dierenarts [dierenarts 1] als over [het paard] nodig heeft.
Voorts merkt de deskundige hier op dat niet iedere afwijkende structuur van de normale pees altijd hoeft te leiden tot kreupelheid, dat het in het geval van [het paard] betekent dat de op de echobeelden van 27 december 2011 zichtbare veranderingen op dat moment niet tot pijn aanleiding gaven en dat dit mede beïnvloed kan zijn door management, b.v. minder intensieve en aangepaste training, beslag en bodem.
Uit voormeld oordeel van de deskundige, dat door Formas niet voldoende gemotiveerd is betwist, volgt dat de stelling van Formas, dat de bevindingen en conclusies van [dierenarts 1] onjuist zijn, als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen.
Formas had dus een paard gekocht met in ieder geval voormelde, door [dierenarts 1]
geconstateerde eigenschappen, welke waren neergelegd in zijn rapport en in de door hem gemaakte opnamen.
3.12.
De door de rechtbank benoemde deskundige heeft in zijn rapport op vraag 4:
Moet er voor ontstaan van een peesblessure altijd al een blessure gezeten hebben in die pees?geantwoord dat dit niet het geval hoeft te zijn, dat weliswaar het frequent zal voorkomen dat een paard een acute tendinitis (hof: peesontsteking) zal krijgen door meerdere (micro) traumata in het voortraject, maar dat een peesontsteking ook kan ontstaan bij een éénmalig, acuut trauma of een éénmalige overbelasting.
3.13.
Op vraag 5:
Kan er binnen een periode van vijf weken, in dit geval tussen de momenten van klinisch onderzoek, een peesblessure zijn ontstaan?heeft de deskundige geantwoord dat in principe een peesblessure door een éénmalig trauma/overbelasting kan ontstaan, dat dit dan gepaard zal gaan met acute kreupelheid, maar dat in deze casus sprake is van een acute opflikkering van de “oude” blessure van de oppervlakkige buigpees rechtsvoor.
3.14.
Ten aanzien van de nadere vraag B1:
was dat(hof: de blessure als vastgesteld op 27 december 2011)
dezelfde blessure als op 17 februari 2012 zou zijn vastgesteld?heeft de deskundige geantwoord dat de blessure die op 27 december 2011 is vastgesteld
niet dezelfde blessure(onderstreping hof) is als die op 17 februari 2012 is vastgesteld omdat er sprake is van enige omvang toename en wat duidelijker veranderingen en dat naar de mening van de deskundige er sprake is van het weer “opleven” van de “oude” blessure.
3.15.
Tenslotte heeft de deskundige op de nadere vraag C:
Kunt u een uitspraak doen over de vraag of [het paard] medio januari 2012 leed aan de blessure die op 17 februari 2012 zou zijn vastgesteld?geantwoord dat hij dat
niet(onderstreping hof) kan aangeven, dat dierenarts [dierenarts 3] in zijn onderzoek van 17 februari 2012 aangeeft “this week swelling and unsoundness detected”, dat dit betekent dat de klinische symptomen rond 10 februari zich geopenbaard hebben en het paard dus
toen pas lijdende was aan de tendinitis van de oppervlakkige buigpees(onderstreping hof), dat de deskundige wel van mening is dat de tendinitis van [het paard] gezien moet worden als een acute opflikkering van de “oude” blessure van de oppervlakkige buigpees rechtsvoor, zoals te constateren valt op de echobeelden van 27 december 2011.
3.16.
De in 3.11. tot en met 3.15 aangehaalde antwoorden van de deskundige in onderling verband en samenhang lezend, leiden het hof tot de conclusie dat met het deskundigenonderzoek niet is aangetoond dat er bij levering van het paard medio januari 2012 al sprake was van afwijkingen die niet passen binnen een normaal beeld en chronisch peesletsel, althans ontsteking van de oppervlakkige buigpees zoals geconstateerd in het onderzoek van 17 februari 2012.
3.17.
Derhalve is ook niet aangetoond dat de opmerking van [dierenarts 1] in zijn rapport, dat het paard gezond was, welke mededeling volgens Formas voor rekening van [geïntimeerde] komt, onjuist was en evenmin dat het paard ten tijde van de levering niet voldeed aan de eisen die Formas op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Aan het voorgaande doet niet af dat, voor zover daar vanuit moet worden gegaan, aan Formas niet is medegedeeld dat de revalidatie als gevolg van het oude letsel 2 jaar heeft geduurd. Een tekortkoming van [geïntimeerde] is dan ook niet vast komen te staan.
Dwaling?
3.18.
Formas stelt dat zij is uitgegaan van de mededeling van [dierenarts 1] in zijn rapport, welke zij aan [geïntimeerde] toerekent, dat het paard gezond zou zijn. [geïntimeerde] zou hebben verzwegen dat het paard eerder een peesletsel had opgelopen en hiervan meer dan twee jaar heeft moeten revalideren. [geïntimeerde] heeft enkel medegedeeld dat het paard een lichte blessure zou hebben gehad, dat dit niet zorgwekkend was en dat het paard hiervan volledig zou zijn genezen.
3.19.
In artikel 6:228 lid 1 sub a. BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij.
3.20.
In 3.11. is geoordeeld dat de stelling van Formas, dat de bevindingen en conclusies van [dierenarts 1] onjuist zijn, als onvoldoende onderbouwd moet worden verworpen. Door het rapport van de door [geïntimeerde] , voorafgaande aan de totstandkoming van de koopovereenkomst, ingeschakelde [dierenarts 1] met echobeelden aan de door Formas ingeschakelde dierenarts, [dierenarts 2] , toe te sturen heeft [geïntimeerde] voldaan aan haar onderzoeksplicht en aan Formas een juiste voorstelling van zaken gegeven. Reeds hierop strandt het beroep op dwaling.
Bovendien staat vast dat, nadat [dierenarts 2] , die voormeld rapport en echobeelden van [dierenarts 1] had ontvangen, aan Formas had laten weten dat het goed was en het paard gekocht kon worden, het paard door Formas is gekocht en aan haar is geleverd. Gelet hierop heeft Formas onvoldoende gesteld om te kunnen komen tot de conclusie dat bij een juiste voorstelling van zaken door [geïntimeerde] , in die zin dat indien zij voormelde door Formas gestelde onjuiste mededelingen achterwege had gelaten en indien [geïntimeerde] wel had medegedeeld wat zij volgens Formas had verzwegen, de overeenkomst niet door Formas zou zijn gesloten, althans niet op dezelfde voorwaarden.
3.21.
Op grond van het voorgaande en gezien hetgeen in 3.11. tot en met 3.16. is overwogen, wordt het beroep op dwaling verworpen.
3.22.
Het door Formas gedane bewijsaanbod is niet voldoende specifiek en niet ter zake dienend, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
Een partij moet in hoger beroep tot bewijslevering worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. In hoger beroep brengt de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek moet zijn mee dat van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt in beginsel mag worden verwacht dat zij voldoende concreet vermeldt op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft. Dit klemt temeer nu in deze zaak een deskundigenonderzoek heeft plaatsgevonden en Formas de juistheid van de inhoud van dat onderzoek niet heeft betwist.
3.23.
Aangezien uit het voorafgaande volgt dat de grieven falen zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.
3.24.
Formas zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van [geïntimeerde] moeten betalen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 311,- griffierecht en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief € 2.632,- (memorie van antwoord: 1 punt x tarief V: € 2632,-).
Het hof zal de nakosten begroten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden. De door [geïntimeerde] gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal op de na te melden wijze worden toegewezen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Formas in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 311,- aan griffierecht en op € 2.632,- aan salaris advocaat en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, J.W. van Rijkom en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 februari 2016.
griffier rolraadsheer