3.1.2.Op 7 april 2010 heeft [bedrijf] aan [Holding] een offerte gestuurd voor bestrating op de locatie [locatie] te [plaats] . De offerte luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Uit te voeren werkzaamheden:
- Egaliseren bestaande funderingslaag met aanwezig materiaal;
(geen materiaal bijleveren of afvoeren), totaal 1200 m2 € 1.725,--
- Leveren en aanbrengen straatlaag, 5 cm zand, totaal 1200 m2 € 3.840,--
- Leveren en verleggen BKK keiformaat 8 cm dik, kleur zwart, 1200 m2 € 18.600,--
Totaal € 24.165,--
Verrekenprijzen:
- Leveren en aanbrengen 5 streks molgoot,
(inclusief benodigd stelbeton en klinkers) € 25,00 /m
- Leveren en aanbrengen opsluitbanden 10x20 gesteld in beton, € 18,25/m
Deze prijzen zijn exclusief BTW.
In onze calculatie zijn wij uitgegaan van:
- (…)
- alleen de omschreven werkzaamheden maken deel uit van deze offerte.
- meerwerk zal worden verrekend.
(…)
Facturatie door betaling in termijnen:
1e termijn € 12.000,-- voor aanvang werkzaamheden,
2e termijn € 11.000,-- als overeengekomen is dat de 1e termijn opgesoupeerd is.
3e termijn € 1.165,-- direct bij oplevering,
aangevuld met de gemaakte meters banden en molgoot;
verrekening door opmeting in het werk” .
3.2.1.In eerste aanleg vordert [bedrijf] veroordeling van [Holding] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 14.110,87, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand vanaf 30 dagen na factuurdatum, alsmede met de buitengerechtelijke kosten ad € 904,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2010 en veroordeling van [Holding] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien [Holding] dit niet binnen acht dagen na datum van dit vonnis betaalt.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [bedrijf] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [Holding] voor de door [bedrijf] verrichte werkzaamheden de eindfactuur inclusief BTW moet betalen, op basis van de offerte van 7 april 2010. [bedrijf] stelt dat [Holding] vooralsnog € 21.000,-- heeft betaald omdat [bedrijf] de eerste twee facturen met € 2.000,-- heeft gecrediteerd opdat [Holding] niet teveel voorschot zou hoeven betalen. Het bedrag van de eindfactuur betreft een eindafrekening van de in de offerte overeengekomen werkzaamheden (€ 7.731,29 excl. BTW) plus meerwerk (€ 4.126,58 excl. BTW). De eindfactuur is gebaseerd op de door [bedrijf] overgelegde eindcalculatie welke volgens haar is besproken met [uitvoerder bij Holding] . Uit deze eindcalculatie blijkt dat [bedrijf] op het totaal bedrag van de door haar in rekening gebrachte bestratingswerkzaamheden een bedrag van€ 21.000,-- in mindering heeft gebracht wegens de reeds door [Holding] betaalde facturen. Het meerwerk heeft [bedrijf] in opdracht van [Holding] uitgevoerd, hetgeen volgens [bedrijf] blijkt uit het feit dat [uitvoerder bij Holding] namens [Holding] aanwezig was toen de bewoners vroegen om bestrating van een extra stuk en [uitvoerder bij Holding] er na overleg met [uitvoerder bij Bedrijf] mee instemde dat [bedrijf] nog een extra stuk zou bestraten. Dat [uitvoerder bij Holding] niet daadwerkelijk over een volmacht van [Holding] beschikte kan niet aan [bedrijf] worden tegengeworpen omdat [Holding] door het aanstellen van [uitvoerder bij Holding] als uitvoerder de schijn heeft gewekt dat [uitvoerder bij Holding] een toereikende volmacht had om die overeenkomsten aan te gaan die uit de vervulling van die functie voortvloeien. [bedrijf] biedt bewijs aan door middel van het laten horen als getuigen van [uitvoerder bij Bedrijf] en [werknemer bij Bedrijf] (beide werknemers van [bedrijf] ) en [uitvoerder bij Holding] .