Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennootschap 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/311172/HAZA 16-83)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties, tevens houdende vordering in het incident;
- de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
"De mede gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming wordt afgewezen, omdat [appellante 2] tevens een voorziening heeft gevorderd als bedoeld in artikel 3:300 BW. Deze voorziening wordt - als onbetwist - toegewezen zodat zij geen belang heeft bij opleggen van een dwangsom."
"Deze beslissing behelst (…) niet een "kennelijke schrijffout of andere kennelijke fout" zoals bedoeld in artikel 31 Rv. Daarom wordt het verzoek (…) niet ingewilligd".
" [geïntimeerde] bezit 10% van de aandelen in [appellante 1] . Bij koopovereenkomst d.d. 20 juni 2013 (…) is [geïntimeerde] met [appellante 2] de (ver)koop van voornoemde aandelen overeengekomen: 'Verkoop van het 10% belang in [appellante 1] aan [appellante 2] vindt plaats per 1 januari 2016 voor een bedrag gelijk aan 10% van het eigen vermogen vermeerderd met 10% van 3 maal de gemiddelde nettowinst over het voorafgaande en het desbetreffende jaar (2015 en 2016) waarbij betaling zal plaatsvinden begin 2016 en begin 2017'."
"Ook nadien[na 20 juni 2013, toevoeging hof]
is wederom tussen partijen gesproken over demogelijkeverkoop van het 10% belang. Op zichzelf was en is [geïntimeerde] immers bereid tot verkoop van haar 10% belang in [appellante 1] aan [appellante 2] . Echter, tussen [appellante 2] en [geïntimeerde] moest en zal nog steeds over de (condities van deze) verkoop wel onderlinge overeenstemming moeten worden bereikt".