ECLI:NL:GHSHE:2016:484

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
200.160.009_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een autogasinstallatie en de gevolgen voor de rechtsstrijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen 2M Alternative Fuel Systems B.V. naar aanleiding van een geschil over de levering en installatie van een autogasinstallatie. [appellant] had op 25 september 2012 een gasinstallatie van het merk Vialle besteld, maar bij de installatie bleek dat er een andere installatie met een kleinere tankinhoud was ingebouwd. Na herhaaldelijke klachten over het hoge benzineverbruik, heeft [appellant] 2M in gebreke gesteld en uiteindelijk de ontbinding van de overeenkomst gevorderd. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarop hij in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat 2M tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door een niet-conforme gasinstallatie te leveren. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd en 2M veroordeeld tot terugbetaling van de prijs van de gasinstallatie, de kosten voor verwijdering en herstel van de auto, en een vergoeding voor de extra benzinekosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen bij de nakoming van overeenkomsten en de gevolgen van non-conformiteit.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.160.009/01
arrest van 16 februari 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als “ [appellant] ”,
advocaat: mr. M. Kalkwiek te Utrecht,
tegen
2M Alternative Fuel Systems [vestigingsplaats] B.V.,
h.o.d.n. “2M Alternative Fuel Systems B.V.”,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als “2M”,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 juli 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland- West- Brabant, locatie Tilburg, van 30 april 2014, gewezen tussen [appellant] als eiser en 2M als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 2502319 CV EXPL 13-9266)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met productie;
  • het tegen 2M verleende verstek;
  • de memorie van grieven met drie producties, genummerd 12 tot en met 14, en met wijziging van eis.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. 2M is niet in rechte verschenen. Het hof stelt vast dat de memorie van grieven, waarbij [appellant] zijn eis heeft vermeerderd niet bij exploot aan 2M is betekend en dat overigens uit het door [appellant] overgelegde procesdossier ook niet blijkt dat [appellant] de eisvermeerdering tijdig bij exploot aan 2M heeft kenbaar gemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 353 juncto artikel 130, lid 3 Rv. is in dat geval een vermeerdering van eis uitgesloten. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg, met inachtneming van de oorspronkelijke eis in eerste aanleg, zoals vermeerderd bij gelegenheid van de gehouden comparitie.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 25 september 2012 heeft [appellant] het bedrijf van 2M bezocht en opdracht gegeven een gasinstallatie van het merk Vialle met een inhoud [naar het hof begrijpt: tankinhoud] van 70 liter te leveren en in te bouwen in de door hem eerder aangekochte auto van het merk en type Hyundai IX35 (hierna: de auto). De overeengekomen prijs bedroeg € 2.150,=.
Diezelfde dag is een gasinstallatie ingebouwd. Dat geschiedde door [Autogas] Autogas, welke firma daarvoor door 2M was ingeschakeld. Bij het afhalen van de auto heeft [appellant] aan 2M te kennen gegeven dat de ingebouwde (hybride) gasinstallatie niet de installatie was waarom hij had verzocht. Geïnstalleerd was namelijk een gasinstallatie van een ander merk met een inhoud van 63 liter. De factuur bedroeg € 2.150,=. Op de factuur is vermeld dat de montage is geschied met een [Autogas] VGI-systeem, dat de [tank]inhoud van de installatie 63 liter bedraagt en dat een en ander inclusief een driejarige verzekering op de motor en het klepsmeersysteem was. De factuur is door [appellant] bij het ophalen van de auto voldaan.
Na ingebruikname van de gasinstallatie heeft [appellant] zich vanaf 15 oktober 2012 herhaaldelijk bij 2M beklaagd over het feit dat de auto in verhouding tot het verbruikte gas onevenredig veel benzine verbruikte.
Op 28 december 2012 stuurt [appellant] een e-mail aan de heer [vertegenwoordiger Autogas] van [Autogas] Autogas met de navolgende tekst:
“Geachte heer [vertegenwoordiger Autogas] ,
Dank voor het aangename gesprek van afgelopen donderdag 27 december.
Ik waardeer het dat u mee wilt denken in het oplossen van mijn klacht aangaande de gasinstallatie.
U stelde de volgende twee oplossingen voor:
1) Uitbouw van gasinstallatie
U verwijst mij voor deze oplossing naar 2M. U stelt dat het verkooppunt
verantwoordelijk is voor de uitbouw en het terugbrengen van de auto in de originele staat.
2) Compensatie
Zoals ik al heb aangegeven voldoet het benzineverbruik niet aan mijn verwachtingen.
U stelde het volgende voor:
- U wilt mij in de kosten van het te hoge benzineverbruik compenseren met een eenmalig bedrag van € 1.000.
- Daarnaast gaf u aan dat de 3-jarige verzekering op de gasinstallatie en de motor blijft doorlopen zodat eventuele kosten aan of door de gasinstallatie door de verzekeraar zijn gedekt.
- U neemt de kosten (uurloon en materiaal) voor het onderhoud aan de gasinstallatie voor de komende drie jaar voor uw rekening.
- Ook gaf u aan dat u zich wilt inspannen om het benzineverbruik te reduceren naar maximaal 10 %.
U en ik dienen hiervoor te wachten op toekomstige ontwikkelingen. Dit betekent:
a) dat ik elke 2 maanden per e-mail ( [mailadres 1] ) contact met u opneem.
b) u mij per e-mail ( [mailadres 2] ) laat weten of er nieuwe ontwikkelingen zijn om het benzineverbruik te reduceren.
c) Indien er nieuwe mogelijkheden zijn (ongeacht of materiaal ingebouwd moet worden of zaken afgesteld moeten worden), dan wilt u die voor eigen rekening nemen (materiaal en uurloon).
d) Aangezien ik geen inzicht heb in het tijdsbestek aangaande de nieuwe ontwikkelingen, gaat u de verplichting in punt c aan, voor zolang dat ik eigenaar ben van de Hyundai IX 35.
e) Ik verwacht van u in alle redelijkheid een actieve houding naar mij toe indien er een nieuwe ontwikkeling is bekend geworden nadat ik een e-mail heb verstuurd. Hiermee wordt voorkomen dat u een afwachtende houding aanneemt en ik onnodig met te hoge benzinekosten blijf zitten.
U verzekerde mij verder dat dit voorstel ter compensatie, aangaande alle punten inclusief de betaling van het eenmalige bedrag, door [Autogas] wordt afgehandeld en dat ik geen contact dien op te nemen met 2M.
Kunt u mij aangeven of ik het verhaal correct heb weergegeven?
Na ontvangst van uw antwoord zal ik u mijn beslissing mededelen.”
Op 9 januari 2013 stuurt de heer [vertegenwoordiger Autogas] van [Autogas] Autogas een e-mail aan [appellant] met de tekst:
“De punten die u hieronder beschreven heeft komen overeen met mijn voorstel
Als u mij laat weten voor welke optie u kiest zal ik dit vervolgens op [Autogas] briefpapier bevestigen
Ik heb zelf ook een di auto bestelt om actieve testen uit te voeren”
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] de veroordeling van 2M, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
tot betaling van (I) de prijs van de gasinstallatie (€ 2.150,=), (II) de kosten van verwijdering van de gasinstallatie en het in oude staat herstellen van de auto (€ 2.812,51), (III) de benzinekosten voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 1 oktober 2013 (€ 816,=) en (IV) de benzinekosten voor de periode 1 oktober 2013 tot en met het te wijzen vonnis, in goede justitie te bepalen;
subsidiair
tot betaling (V) van een zodanig bedrag als in goede justitie te bepalen;
primair en subsidiair
tot betaling van (VI) buitengerechtelijke incassokosten ad € 375,=, vermeerderd met 10% van de sub I-V toegewezen hoofdsom minus € 2.500,= met een maximum van € 625,=, althans een in goede justitie tebepalen bedrag, (VII) de proceskosten als omschreven in het petitum en (VIII) de nakosten, te vermeerderen, voor het geval betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,= voor advocaatkosten en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening.
Blijkens r.o. 2.1 van het bestreden vonnis is namens [appellant] bij gelegenheid van de gehouden comparitie de subsidiaire vordering vermeerderd met een vordering tot ontbinding van de tussen partijen aangegane overeenkomst.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
2M is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door een andere gasinstallatie in te (laten) bouwen dan was overeengekomen, die bovendien niet voldoet aan de overeengekomen specificaties voor wat betreft de verhouding tussen het gasverbruik en het benzineverbruik. 2M is in gebreke gesteld en in verzuim geraakt en daardoor aansprakelijk voor de door [appellant] geleden schade als gevolg van het tekortschieten. [appellant] heeft 2M voor dat geval aangezegd dat hij de gasinstallatie wilde laten verwijderen en de auto teruggebracht wilde zien in zijn oorspronkelijke staat. Vervolgens zijn [appellant] en de heer [vertegenwoordiger Autogas] van [Autogas] Autogas niet tot een alomvattende oplossing van het probleem gekomen.
3.2.3. 2
M heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarbij heeft zij gewezen op een nader gemaakte afspraak tussen [appellant] en [Autogas] Autogas op grond waarvan [appellant] € 1.000,= heeft ontvangen. Het verweer van 2M zal verder in het navolgende aan de orde komen.
3.3.
Nadat bij tussenvonnis een comparitie van partijen was gelast, heeft de kantonrechter in zijn eindvonnis de vorderingen van [appellant] afgewezen.
3.4.
[appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven (grieven I, II en II en twee grieven die per abuis beide als grief IV zijn aangeduid) aangevoerd, waarvan grief I bestaat uit drie onderdelen. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen. Hierna zal bij de bespreking van de grieven blijken in hoeverre de vorderingen van [appellant] toewijsbaar zijn.
3.5.
Het hof merkt allereerst op dat [appellant] in eerste aanleg besloten vennootschap 2M Alternative Fuel Systems B.V. heeft gedagvaard. 2M Alternative Fuel Systems B.V. is ook in hoger beroep gedagvaard. Bij memorie van grieven heeft [appellant] aangevoerd dat de naam van geïntimeerde voluit luidt “2M Alternative Fuel Systems [vestigingsplaats] B.V.” en dat de aanduiding zonder de toevoeging “ [vestigingsplaats] ” een handelsnaam is van 2M. Het hof heeft de partij-aanduiding van 2M in de aanhef van dit arrest reeds verbeterd, nu het ontbreken van de toevoeging “ [vestigingsplaats] ” in de dagvaardingen mede gelet op de door [appellant] overgelegde handelsregistergegevens (productie 12 bij de memorie van grieven) een kennelijke omissie betreft en 2M daardoor niet onredelijk is benadeeld.
3.6.
Blijkens de inleiding op de grieven legt [appellant] aan het hoger beroep ten grondslag dat de kantonrechter in strijd met het bepaalde in artikel 24 Rv. heeft beslist buiten hetgeen partijen aan hun geschil ten grondslag hadden gelegd. Grief I is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat een overeenkomst tussen [appellant] en [Autogas] tot stand is gekomen, waarbij een derdenbeding ten behoeve van 2M werd getroffen in die zin, dat ten behoeve van 2M mede een exoneratie werd bedongen. In onderdeel A van grief I betoogt [appellant] dat een beding als bedoeld door de kantonrechter in strijd is met dwingend recht, meer in het bijzonder het bepaalde in artikel 7:6, lid 1 BW. In onderdeel B van grief I voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat een overeenkomst met derdenwerking tot stand is gekomen. In onderdeel C van grief I voert [appellant] aan dat, voor zover al een dergelijke overeenkomst met een derdenbeding tot stand zou zijn gekomen, deze overeenkomst voor wat betreft het exoneratiebeding zijn werking heeft verloren door een buitengerechtelijke (partiële) ontbinding van de overeenkomst tussen hem, [appellant] , en [Autogas] Autogas.
3.7.1.
Het hof ziet aanleiding eerst onderdeel B van grief I van te bespreken. [appellant] voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat een overeenkomst met derdenwerking tot stand is gekomen.
3.7.2.
In eerste aanleg is onder vermelding van zaaknummer 2502319 bij de kantonrechter een faxbericht binnengekomen dat was ondertekend door “ [vertegenwoodiger 2M] namens 2M” waarbij zonder nadere toelichting of stellingname een aantal stukken zijn toegestuurd, waaronder de e-mail van 28 december 2012, productie 8 bij inleidende dagvaarding. Een inhoudelijk verweer of toelichting met betrekking tot het belang van deze stukken was hier niet bijgevoegd.
3.7.3.
Vervolgens is kennelijk bij tussenvonnis een comparitie gelast. Dit tussenvonnis ontbreekt bij de overgelegde stukken van de eerste aanleg en een proces-verbaal van de gehouden zitting eveneens. De aantekeningen van de griffier zijn evenmin in het geding gebracht. Blijkens r.o. 1.2 van het bestreden vonnis is de heer [vertegenwoodiger 2M] van [Autogas] Autogas bij die gelegenheid namens 2M als gemachtigde verschenen. Wat hij heeft verklaard, is geparafraseerd weergegeven in r.o. 2.2 van het bestreden vonnis:
“ [vertegenwoodiger 2M] heeft verwezen naar de e-mail van 28 december 2012, de bevestiging daarvan op 10 januari 2013[hof: of 9 januari 2013]
en heeft aangegeven dat in de e-mail van 28 december 2012 is opgenomen dat [appellant] geen contact meer met 2M zou opnemen, dat het hogere benzineverbruik is geregeld met acceptatie van het bedrag van € 1.000,= en dat [Autogas] zich blijft inspannen voor [appellant] .”
Dat dit zo is verklaard, heeft [appellant] in hoger beroep niet betwist.
3.7.4.
Blijkens r.o. 2.2 van het bestreden heeft de kantonrechter bij gelegenheid van de gehouden comparitie als zijn voorlopig oordeel te kennen gegeven dat hij het standpunt van 2M aldus begreep dat [appellant] volgens haar, 2M, door met [Autogas] in zee te gaan en met deze een – nader te vermelden – afspraak/overeenkomst ter oplossing van gebreken aan de gasinstallatie aan te gaan, 2M in deze niet meer kan aanspreken.
Deze interpretatie komt er, zoals [appellant] in zijn toelichting op grief 1B aanvoert, op neer dat [appellant] bij het maken van de afspraak met [Autogas] Autogas afstand zou hebben gedaan van alle rechten die hij jegens 2M wegens tekortschieten van 2M kon laten gelden.
3.7.5.
[appellant] heeft gemotiveerd betwist dat hij zijn aanspraken jegens 2M heeft prijsgegeven. Het hof is van oordeel dat noch de e-mailcorrespondentie van 28 december 2012 en 10 [hof: of 9] januari 2013, noch de verklaring van [vertegenwoodiger 2M] zoals geparafraseerd weergegeven in r.o. 2.2 van het bestreden vonnis inhoudt dat [appellant] en [Autogas] bij het bespreken van hun voorstellen de bedoeling hebben gehad een derdenbeding overeen te komen ten gunste van 2M, waarbij [appellant] al zijn rechten tegenover 2M zou prijsgeven. Het was aan 2M om, nu [appellant] zulks betwist, dit verweer in hoger beroep desgewenst nader te onderbouwen. Op haar rust in deze de bewijslast. 2M is in hoger beroep niet verschenen. Dat 2M een verweer met de strekking als aangenomen door de kantonrechter heeft gevoerd, kan het hof gelet op het voorgaande niet aannemen. Dat betekent dat van het bestaan van zulk een derdenbeding, waarvan het verval van de aanspraken van 2M op [appellant] het gevolg zou zijn, niet is gebleken. Onderdeel B van grief I slaagt derhalve.
3.8.
Gelet op het voorgaande dient het bestreden vonnis te worden vernietigd. Dit betekent dat de grief I voor het overige alsmede de grieven II, III en (de eerste grief) IV geen afzonderlijke bespreking meer behoeven. Het hof dient de stellingen en weren van partijen in eerste aanleg opnieuw te beoordelen. Het hof stelt daarbij vast dat door 2M niet is betwist dat zij met [appellant] is overeengekomen dat zij een Vialle gasinstallatie in zijn auto zou inbouwen met een gastank met een inhoud van 70 liter. Voorts is niet betwist dat in de auto een [Autogas] VGI gasinstallatie is ingebouwd met een gastank met een inhoud van 63 liter. Ten slotte is evenmin betwist dat [appellant] bij het aangaan van de overeenkomst is voorgehouden dat de verhouding gas:benzine bij het brandstofverbuik van de auto 9:1 zou zijn, maar dat die verhouding in werkelijkheid 7:3 bedraagt. Met de vaststelling van deze feiten is de non-conformiteit van de geleverde gasinstallatie gegeven.
3.9.1.
Het hof stelt vast dat 2M tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen door een gasinstallatie te leveren die niet voldoet aan de overeenkomst. Onweersproken is dat zij dienaangaande (herhaaldelijk) in gebreke is gesteld, maar desondanks de geconstateerde afwijkingen niet heeft hersteld of laten herstellen. Daardoor is 2M in verzuim geraakt. Voorts heeft [appellant] bij brief van 11 november 2012 onder meer het navolgende aan 2M geschreven:
“(…)
Ik stel u daarom aansprakelijk voor het installeren van een onjuist merk en inhoud gasinstallatie en de ondeugdelijke installatie daarvan conform artikel 7:17 lid 2 en 3 BW jo artikel 18 lid 3 BW). Dientengevolge wil ik naar aanleiding van het bovenstaande u in gebreke stellen (art. 6:82 BW). Ik sommeer u dan ook de genoemde gebreken aan de gasinstallatie te verhelpen. Dit dient binnen 5 werkdagen na dagtekening van deze brief plaats te vinden. Dit alles vindt plaats zonder extra kosten voor mij (zoals bijv. een vervangende auto en materiaalkosten). Indien dit voor u onmogelijk is dan vorder ik dat de gasinstallatie door u (als u dit nalaat zal ik op uw kosten een derde hiervoor inschakelen) wordt uitgebouwd en de auto in originele staat zal worden teruggebracht. Alle kosten die hieruit voortvloeien dienen door u zelf gedragen te worden.”
3.9.2.
Nadat [appellant] was gebleken dat [Autogas] Autogas niet in staat was om het hoge benzineverbruik terug te dringen, heeft [appellant] op 12 december 2012 opnieuw een ingebrekestelling aan 2M gestuurd, waarin de tekst van de laatste twee volzinnen van voormeld citaat is herhaald. [appellant] heeft hier onder 3.5 van de inleidende dagvaarding naar verwezen. In de context van genoemde brieven leest het hof deze tekst als een voorwaardelijk beroep op ontbinding van de gesloten overeenkomst, namelijk voor het geval 2M de problemen met de gasinstallatie niet zal hebben opgelost. Die voorwaarde is, zo blijkt genoegzaam uit hetgeen onweersproken door [appellant] is gesteld, in vervulling gegaan, waardoor de tussen [appellant] en 2M gesloten overeenkomst tot het installeren van een gasinstallatie is ontbonden.
3.10.1.
Na ontbinding van een overeenkomst zijn ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan in die zin dat [appellant] de gasinstallatie aan 2M moet teruggeven en 2M de betaalde koopsom moet terugbetalen. Het primair sub I gevorderde is in dat geval toewijsbaar.
3.10.2.
Als gevolg van de ontbinding lijdt [appellant] schade, bestaande uit de kosten die hij moet maken om de gasinstallatie uit te bouwen en de auto opnieuw rijklaar te maken. Omdat de grond voor de ontbinding is gelegen in het tekortschieten van 2M, is zij aansprakelijk voor de schade die [appellant] als gevolg van de ontbinding lijdt (artikel 6:277 BW). [appellant] heeft gesteld dat de daarmee gemoeide kosten € 2.812,51 bedragen. 2M heeft dat niet betwist. Het primair onder II gevorderde zal daarom worden toegewezen.
3.10.3.
Wanneer 2M als gevolg van haar tekortschieten in verzuim is geraakt, hetgeen hier het geval is, is zij aansprakelijk voor de schade die [appellant] heeft geleden als gevolg van het tekortschieten (artikel 6:74 BW). [appellant] heeft aangevoerd dat de gasinstallatie drie maal zoveel benzine verbruikt als dat hij op grond van de gesloten overeenkomst mocht verwachten en dat hij als gevolg daarvan meer benzine heeft moeten verbruiken dan bij levering van een conforme gasinstallatie. 2M heeft dat niet betwist. Dat betekent dat ook het primair sub III (en in beginsel ook het sub IV) gevorderde kan worden toegewezen, met dien verstande dat het toe te wijzen bedrag zal worden vastgesteld op € 292,=.
Eerder is al beslist dat en waarom de vermeerdering van eis bij memorie van grieven niet kan worden toegelaten en dat recht moet worden gedaan op het petitum in eerste aanleg, zoals dat luidt na vermeerdering van eis bij gelegenheid van de gehouden comparitie. In het petitum sub III en IV onder de dagvaarding in eerste aanleg heeft [appellant] de vergoeding gevorderd van extra benzinekosten vanaf 1 oktober 2012 tot en met de datum van het wijzen van vonnis. Dat vonnis is gewezen op 30 april 2014. De periode waarover [appellant] een vergoeding vordert beslaat dus 19 maanden. In de inleidende dagvaarding (herhaald in de memorie van grieven) heeft [appellant] zijn schade berekend op € 68,= per maand. De juistheid van deze berekening en de daaraan ten grondslag gelegde redenering is in rechte niet betwist, zodat het hof daarvan uit moet gaan.
Toewijsbaar is dan in beginsel 19 maal € 68,=, zijnde € 1.292,=. Wat [appellant] echter over het hoofd heeft gezien, is dat 2M in eerste aanleg – onderbouwd met een betalingsbewijs - tot verweer heeft aangevoerd dat [Autogas] Autogas ter compensatie van het verhoogde benzineverbruik € 1.000,= heeft betaald aan [appellant] . [appellant] heeft niet gesteld dat hij dat bedrag niet heeft ontvangen. In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in rov. 2.3.11 als feit vastgesteld dat het bedrag ad € 1.000,-- door [Autogas] aan [appellant] is voldaan. Hiertegen zijn de grieven van [appellant] niet gericht. In dat geval dient op de door hem gestelde schade het ter compensatie daarvan reeds ontvangen bedrag in mindering te worden gebracht en resteert toewijsbaar een bedrag van € 292,=.
3.10.4.
Gelet op de uitkomst van de procedure heeft [appellant] geen belang bij (de tweede) grief IV, volgens welke de kantonrechter aan zijn bewijsaanbod in eerste aanleg is voorbijgegaan. Het hof komt niet aan bewijslevering toe.
3.10.5.
Onder VI heeft [appellant] een vergoeding gevorderd voor door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat zijn raadsman voorafgaand aan dit geding meer of andere incassowerkzaamheden heeft verricht dan het verzenden van één aanmaning. De vergoeding daarvoor wordt geacht te zijn inbegrepen bij de proceskosten.
3.11.
Op grond van het voorgaande dient te worden beslist als na te melden. 2M heeft zowel in eerste instantie als in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal om die reden worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in beide instanties. Omdat [appellant] geen kopie van de dagvaarding in eerste aanleg met betekeningsgegevens in het geding heeft gebracht, kan het hof niet vaststellen wat de kosten met betrekking tot de dagvaarding zijn geweest. Deze zullen daarom op nihil worden gesteld.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt 2M om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [appellant] te betalen:
  • € 2.150,= (zegge: tweeduizend éénhonderdvijftig euro) wegens terugbetaling van de prijs van de gasinstallatie;
  • € 2.812,51 (zegge: tweeduizend achthonderdtwaalf euro, éénenvijftig eurocent) wegens kosten van verwijdering van de gasinstallatie en herstel van de auto in de oude toestand;
  • € 292,= (zegge: tweehonderdtweeënnegentig euro) wegens benzinekosten over de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 april 2014;
veroordeelt 2M in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op € 213,= aan verschotten en op € 500,= aan salaris gemachtigde in eerste aanleg en op € 410,87 aan verschotten en op € 632,= aan salaris advocaat voor het hoger beroep, en voor wat betreft de nakosten op € 131,= indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,= vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, J.P. de Haan en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 februari 2016.
griffier rolraadsheer