ECLI:NL:GHSHE:2016:4733
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsanering en beoordeling van de financiële situatie van de appellant
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de wettelijke schuldsanering. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Tessel, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, dat op 18 juli 2016 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet in een uitzichtloze financiële situatie verkeerde, aangezien hij in staat werd geacht zijn schulden te blijven betalen. De appellant had een schuld van € 176.417,66 aan Westland Utrecht Bank en een inkomen van ongeveer € 2.172,56 per maand. De rechtbank stelde dat de appellant gebruik moest maken van de geboden betalingsregelingen door de bank.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld over zijn financiële situatie en dat hij niet in staat is om zijn schulden af te lossen. Het hof heeft de argumenten van de appellant zorgvuldig overwogen, waaronder zijn inkomen, de betalingsregeling met de belastingdienst en de communicatie met de bank. Het hof concludeerde dat de appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. De appellant had een netto-inkomen van ongeveer € 2.600,-- per maand, terwijl zijn vaste lasten aanzienlijk lager waren. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de schuldsanering.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de appellant om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsanering werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een uitzichtloze financiële situatie voor toelating tot de schuldsanering.