ECLI:NL:GHSHE:2016:4694

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
18 oktober 2016
Zaaknummer
200.183.058_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurovereenkomst en ontruiming met betrekking tot schadevergoeding en proceskosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten tegen Stichting Woonkwartier, die als verhuurder optrad. De appellanten waren in eerste aanleg veroordeeld tot ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand en kosten. De huurovereenkomst was ontbonden, en de appellanten hadden nagelaten de woning tijdig te ontruimen. Het hof oordeelt dat de foutieve naam in de appeldagvaarding geen invloed heeft op de beoordeling van de zaak. De verhuurder had recht op schadevergoeding voor de kosten van ontruiming en herstel, die door de appellanten niet zijn betwist. De vordering van de appellanten om de verhuurder te veroordelen tot betaling van boetes voor het niet verzekerd houden van een scooter werd afgewezen, omdat onvoldoende onderbouwing werd gegeven voor deze vordering. Het hof bekrachtigt het vonnis van de eerste aanleg en veroordeelt de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.183.058/01
arrest van 18 oktober 2016
in de zaak van

1.[appellant 1] (hierna: [appellant 1] ),

2.
[appellant 2](hierna: [appellant 2] ),
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen
Stichting Woonkwartier,
als rechtsopvolgster onder algemene titel van
Stichting Bernardus Wonen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Woonkwartier,
advocaat: mr. R.P.G. Schelvis te Tilburg,
op het bij dagvaardingsexploot van 11 december 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant zittingsplaats Bergen op Zoom van 7 oktober 2015, gewezen tussen Stichting Bernardus Wonen (voor de duidelijkheid hierna gelijk haar rechtsopvolgster te noemen: Woonkwartier) als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en [appellanten c.s.] als gedaagde in conventie/eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 4125859 CV EXPL 15-2463)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld bestreden vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 3 juni 2015.

2.Het verloop van het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het voornoemde dagvaardingsexploot;
  • de memorie van grieven tevens akte van rectificatie van [appellanten c.s.] met grieven en eiswijziging;
  • de akte schorsing tevens akte hervatting van Woonkwartier met producties;
  • de memorie van antwoord van Woonkwartier met een productie.
2.2
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de bovenvermelde stukken, die genoemd in het tussenarrest en die van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.1
[appellanten c.s.] verzoekt rectificatie omdat in de appeldagvaarding de naam van [appellant 1] abusievelijk met één verkeerde letter is geschreven. Woonkwartier zegt dat ter kennisgeving aan te nemen.
3.1.2
Het hof overweegt dat de foute naamsvermelding niet zonder meer leidt tot nietigheid van het dagvaardingsexploot. Ook is niet gesteld of gebleken dat twijfel bestaat omtrent de identiteit van een uitbrengende partij of dat daarover zelfs maar verwarring is ontstaan. Verder is niet gesteld of gebleken dat Woonkwartier door die met één letter onjuist geschreven naam van [appellant 1] in haar te voeren verdediging is bemoeilijkt of dat Woonkwartier daardoor anderszins in haar belangen is geschaad, laat staan dat Woonkwartier daardoor onredelijk in haar belangen zou zijn geschaad. Reeds hierom staat de bewuste fout in het dagvaardingsexploot niet aan een beoordeling van de zaak door het hof in de weg.
3.2
Nu niet is geklaagd over de feitenvaststelling in het bestreden vonnis, gaat ook het hof uit van de navolgende feiten.
[appellanten c.s.] heeft van Woonkwartier in huur en gebruik gehad de woning, staande en gelegen te [plaats] , aan het adres [adres] (hierna: de woning), zulks tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 446.82 per maand.
In de huurovereenkomst is (onder meer) bepaald:
(..) 14. Bij het einde van de huurovereenkomst is de huurder verplicht de sleutels van het gehuurde onverwijld aan de verhuurder af te geven, de woning in goede staat op te leveren en de kosten van eventuele herstellingen te voldoen. (..) De verhuurder is bevoegd eventuele nog in het gehuurde aanwezige gebreken (..) na de oplevering voor rekening van de huurder te herstellen, zonder dat een ingebrekestelling zal zijn vereist.
15. (..) De huurder wordt geacht van de door hem achtergelaten goederen afstand te hebben gedaan. Hij zal nimmer de verhuurder aansprakelijk kunnen stellen voor eventuele schade aan deze goederen. (..)
Op vordering van Woonkwartier, bij dagvaarding van 20 maart 2012, is de huurovereenkomst tussen partijen bij vonnis van 1 augustus 2012 ontbonden en is [appellanten c.s.] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee maanden en tot betaling van een bedrag van € 1.518,96 aan huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en rente, vermeerderd met de rente daarover vanaf 20 maart 2012 en voorts vermeerderd met € 446,82 voor iedere maand dat [appellanten c.s.] de woning na 1 april 2012 in hun bezit mocht houden.
Middels het exploot van betekening en bevel van 7 augustus 2012 is het vonnis betekend en is aan [appellanten c.s.] bevel gedaan om binnen twee maanden de woning te ontruimen en te verlaten, bij gebreke waarvan de woning gedwongen ontruimd zou worden op 11 oktober 2012.
[appellanten c.s.] heeft geen gevolg gegeven aan dit bevel, waarop de woning op 11 oktober 2012 door de gerechtsdeurwaarder is ontruimd. De in de woning en tuin aangetroffen zaken zijn aan de openbare weg geplaatst, waarop de gemeente Moerdijk bestuursdwang heeft toegepast en de zaken heeft opgeslagen, dan wel, ingeval van kapotte zaken en vuilnis, afgevoerd. De opgeslagen zaken zijn medio april 2013 vernietigd.
Woonkwartier heeft facturen ontvangen van WVS Groep, [B.V.] B.V. en de gemeente Moerdijk, respectievelijk van 8 november 2012 ad € 1.372,50, 20 december 2012 ad € 2.381,96 en 18 februari 2013 ad € 1.519,20 terzake in verband met de ontruiming en het herstel van de woning verrichte werkzaamheden en terzake kosten van bestuursdwang.
Deze facturen zijn door Woonkwartier betaald. Tussen (de gemachtigden van) partijen is gecorrespondeerd (onder meer) over betaling van de bedragen aan Woonkwartier, maar [appellanten c.s.] is daartoe niet overgegaan.
3.3
In zoverre onder toewijzing van de inleidende vordering van Woonkwartier, is bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden vonnis [appellanten c.s.] in conventie hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 6.900,55 vermeerderd met wettelijke rente over € 6.127,75 vanaf 31 maart 2015 en tot betaling van de proceskosten.
Onder veroordeling van [appellanten c.s.] in de proceskosten, is in reconventie bij dat vonnis afgewezen de vordering van [appellanten c.s.] dat Woonkwartier, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 6.420,31 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 mei 2015.
3.4.1
In dit geding concludeert [appellanten c.s.] onder het voordragen van zes grieven dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen
- voor zover daarbij in conventie [appellanten c.s.] is veroordeeld tot betaling van
€ 3.754,46 en tot betaling van € 736,70 en Woonkwartier in die toegewezen vorderingen alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren althans haar die vorderingen alsnog zal ontzeggen, en
  • in reconventie Woonkwartier zal veroordelen tot betaling van € 3.328,-- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 mei 2015, en
  • in conventie en in reconventie Woonkwartier zal veroordelen tot betaling van de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
3.4.2
Woonkwartier concludeert dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis integraal zal bekrachtigen en [appellanten c.s.] hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten van de beide instanties.
3.5
Het hof overweegt dat voor zover Woonkwartier bij memorie van antwoord concludeert tot veroordeling van [appellanten c.s.] in (ook) de proceskosten van de eerste aanleg, enkel daarin nog geen incidentele grief tegen de in het bestreden vonnis gegeven proceskostenbeslissing in conventie of in reconventie valt te lezen. Woonkwartier verduidelijkt ook niet dat zij daartegen incidenteel opkomt, welke bezwaren zij daartoe aanvoert en op welke gronden haar bezwaren dan zouden rusten. Wat betreft de hoofdelijke proceskostenveroordeling van [appellanten c.s.] in conventie bepleit Woonkwartier (in memorie van antwoord onder 24) zelfs nadrukkelijk dat deze volledig in stand moet worden gelaten. Dit onderdeel behoeft dan ook geen verdere bespreking.
3.6
Het hof overweegt verder dat vast staat dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst op 1 augustus 2012 is ontbonden, dat [appellanten c.s.] de woning binnen twee maanden na 7 augustus 2012 zelf had moeten ontruimen en verlaten, dat [appellant 1] dit heeft nagelaten en dat Woonkwartier vervolgens bevoegd was de woning gedwongen te (laten) ontruimen. Met de toegelichte grieven en de in hoger beroep geformuleerde conclusie van [appellanten c.s.] beperkt het geding in hoger beroep zich in de kern tot de
toegewezen vordering in conventie van Woonkwartier om [appellanten c.s.] te veroordelen tot betaling van € 3.754,46 aan schoonmaak- en herstelkosten,
toegewezen vordering in conventie van Woonkwartier om [appellanten c.s.] te veroordelen tot betaling van € 736,70 aan gederfde huur,
afgewezen vordering in reconventie van [appellanten c.s.] om Woonkwartier te veroordelen tot betaling van € 3.328,-- aan opgelegde boete’s, en
vordering van [appellanten c.s.] om Woonkwartier in conventie en in reconventie te veroordelen tot betaling van de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
3.7.1
Die aan Woonkwartier toegewezen vordering a. betreft door haar betaalde schoonmaak- en herstelkosten zoals voor een bedrag van € 1.372,50 in rekening werd gebracht door WVS Groep te [vestigingsplaats] bij factuur d.d. 8 november 2012 en voor
€ 2.381,96 in rekening werd gebracht door [B.V.] B.V. te [vestigingsplaats] bij factuur d.d. 20 december 2012. Voor zover [appellanten c.s.] nu zijn al eerder (in de conclusie van antwoord onder 6) geuite twijfel herhaalt en met name onduidelijk acht in hoeverre zich onder die gefactureerde bedragen mogelijk ook kosten bevinden die uitsluitend met het oog op de voorgenomen verkoop van de woning zouden kunnen zijn gemaakt, vormt dat een onvoldoende betwisting van de door Woonkwartier al bij inleidende dagvaarding (onder 9 en middels de producties 6a, 6b en 6c) geconcretiseerde onderbouwing van deze bedragen. Verder betwist [appellanten c.s.] niet althans onvoldoende nog langer gemotiveerd de hoogte en redelijkheid van die concrete bedragen als zodanig.
3.7.2
De aan Woonkwartier toegewezen vordering b. betreft gederfde huur over de voor herstel en reparatie gebruikte periode van 12 oktober 2012 tot en met 29 november 2012 dat de woning niet kon worden verhuurd.
3.7.3
Door de toegelichte grieven 1, 2 en 3 verweert [appellanten c.s.] zich tegen de beide voornoemde vorderingen met zijn betoog dat Woonkwartier heeft nagelaten de in artikel 14 huurcontract beschreven procedure te volgen die (ook) inhoudt dat Woonkwartier de woning bij het einde van de huurovereenkomst had moeten inspecteren en hem vervolgens de gelegenheid had moeten bieden om dat schoonmaak- en herstelwerk zelf te (doen) verrichten. [appellanten c.s.] betoogt dat hij het bewuste schoonmaak- en herstelwerk dan zelf had (laten) doen, hetgeen tot aanzienlijk lagere kosten dan de daarvoor gefactureerde en betaalde bedragen zou hebben geleid en er volgens [appellanten c.s.] dan bovendien toe zou hebben geleid dat de woning al eerder verhuurklaar zou zijn geweest. Dit verweer treft echter geen doel. Zo ziet de in artikel 14 huurcontract bedoelde procedure niet zonder meer op andere situaties dan die waarin de huurovereenkomst door opzegging eindigt. De door [appellanten c.s.] ingeroepen passage uit artikel 14 vermeldt immers dat
de verhuurder bij opzegging het gehuurde (zal) inspecteren en de huurder in de gelegenheid (zal) stellen reparaties die voortvloeien uit deze overeenkomst te verrichten.
Maar zelfs als de door [appellanten c.s.] bedoelde procedure wel geldt bij de onderhavige ontbindings- en ontruimingssituatie en het verweer van [appellanten c.s.] in zoverre opgaat, ontslaat dat [appellanten c.s.] niet van zijn eigen verplichting om de woning bij het einde van de huurovereenkomst in goede staat op te leveren. Deze verplichting kon [appellanten c.s.] alleen op het beëindigingsmoment nakomen, zodat correcte nakoming daarna niet meer mogelijk was en [appellanten c.s.] hiermee sindsdien al in verzuim is. Ook ziet [appellanten c.s.] er aan voorbij dat het aan hem gedane exploot van betekening en bevel van 7 augustus 2012 vermeldde
dat gerekwireerden, ook bij een vrijwillige c.q. gedwongen ontruiming, op grond van de bepalingen van de huurovereenkomst en/of het huurreglement gehouden is om voor donderdag 11 oktober 2012 het gehuurde in oorspronkelijke goede staat op te leveren, bij gebreke waarvan gerekwireerden in verzuim zijn en het gehuurde door of namens mijn rekwirante voor rekening van gerekwireerden in de oorspronkelijke goede staat zal worden gebracht, zulks alles met behoud van het recht van mijn rekwirante op vergoeding van schade en rente;
dat gerekwireerden in verband met voormelde oplevering uiterlijk binnen één week na heden met mijn rekwirante in overleg kunnen treden voor de inspectie van het gehuurde en voor de vaststelling van de eventuele gebreken, bij gebreke waarvan gerekwireerden geacht worden hun recht op een gezamenlijke inspectie én op de gelegenheid tot het zelf doen van herstel te hebben prijsgegeven;
Als [appellanten c.s.] echt de procedure had willen volgen dat Woonkwartier de woning bij het einde van de huurovereenkomst had geïnspecteerd waarna hem vervolgens de gelegenheid was geboden om dat schoonmaak- en herstelwerk zelf te (doen) verrichten, had het zeker na het aan hem gedane exploot van betekening en bevel van 7 augustus 2012 op zijn weg gelegen daartoe ten minste met Woonkwartier contact te zoeken en te overleggen. Nu [appellanten c.s.] zelf op geen enkele wijze meewerkte aan de oplevering en ontruiming, komt hem een beroep op artikel 14 huurcontract niet toe. De vorderingen a. en b. zijn dan ook terecht toegewezen.
3.8
De aan [appellanten c.s.] ontzegde vordering c. betreft de aan hem opgelegde boete’s voor het niet verzekerd houden van het op zijn naam gestelde scooterkenteken. Deze vordering is echter om meerdere redenen niet toewijsbaar, waaronder de navolgende.
Voor zover [appellanten c.s.] met de toegelichte grieven 5 en 6 aan Woonkwartier enige tekortkoming of onrechtmatig handelen verwijt, onderbouwt [appellanten c.s.] onvoldoende duidelijk welke verhuurdersverplichting Woonkwartier precies niet zou zijn nagekomen dan wel in strijd met welk recht of welk wettelijk gebod of verbod Woonkwartier precies zou hebben gehandeld. Voor zover [appellanten c.s.] aan Woonkwartier een handelen verwijt in strijd met de zorgplicht die zij als verhuurder bij de ontruiming in acht moest nemen en meent dat Woonkwartier in dit geval zonder meer aansprakelijk is voor vermeende fouten of onrechtmatig handelen van de feitelijk ontruimende deurwaarder, berust dit laatste op een onjuiste rechtsopvatting. [appellanten c.s.] verduidelijkt ook niet althans onvoldoende duidelijk op welke juridische grondslag zij Woonkwartier dan precies aansprakelijk acht voor vermeende fouten of onrechtmatig handelen van de ontruimende deurwaarder die in zoverre in ieder geval niet als hulppersoon van Woonkwartier geldt. Voor zover [appellanten c.s.] aan Woonkwartier het verwijt maakt dat zij de afmelding bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer niet heeft verzorgd en ook heeft verzuimd om de deurwaarder, de gemeente Moerdijk als feitelijke bewaarnemer en/of [appellanten c.s.] zelf die afmelding te laten doen dan wel [appellanten c.s.] Woonkwartier anderszins aansprakelijk acht, behoeft dat bovendien al geen verdere bespreking omdat de verlangde schadevergoeding als zodanig ook niet toewijsbaar is. Zo verduidelijkt [appellanten c.s.] ondanks nadrukkelijke betwisting door Woonkwartier niet nader welke boetes het precies betreft of dat de bewuste boetes zelfs maar zien op het na 11 oktober 2012 niet verzekerd houden van de scooter. Nadere toelichting is temeer geboden nu het door [appellanten c.s.] (als productie 13 bij conclusie van eis in reconventie) overgelegde overzicht van openstaande CJIB-nummers slechts algemeen van aard is en bovendien voor het bewuste kenteken vooral bedragen opsomt die afwijken van het hiervoor volgens [appellanten c.s.] zelf geldende standaardbedrag van 337,--.
3.9
Nu het hof gezien het voorgaande tot de slotsom komt dat de grieven 1, 2, 3, 5 en 6 falen, faalt ook de daarop voortbouwende grief 4 die is gericht tegen de proceskostenbeslissing in eerste aanleg. Het hof zal de vordering in hoger beroep afwijzen, het bestreden vonnis bekrachtigen voor zover dat aan het hoger beroep is onderworpen en de in het ongelijk te stellen [appellanten c.s.] hoofdelijk in de proceskosten van het hoger beroep veroordelen. Het hof zal de door Woonkwartier verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad toewijzen. Nu hetgeen [appellanten c.s.] verder nog aanvoert niet tot een ander oordeel leidt, beslist het hof als volgt.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen;
veroordeelt [appellanten c.s.] hoofdelijk, met dien verstande dat als en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonkwartier begroot op € 711,-- aan verschotten en op
€ 632,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenbeslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders in hoger beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, A.J. Henzen en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 oktober 2016.
griffier rolraadsheer