In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1958 en thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Roermond, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar met aftrek van voorarrest wegens doodslag op zijn echtgenote op 27 oktober 2013 in Veldhoven. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan een zwaardere straf rechtvaardigen.
De verdachte heeft zijn vrouw met meerdere messteken om het leven gebracht, wat het hof als een van de ergste vormen van doodslag beschouwt. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis, maar het hof zag geen aanleiding om de straf verder te matigen op basis van het gebruik van medicatie. Het hof heeft de verklaringen van deskundigen over de toerekenbaarheid en het gebruik van medicatie tegen elkaar afgewogen en kwam tot de conclusie dat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het medicijngebruik en het delict.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ook behandeld. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft recht op schadevergoeding van € 12,62 en de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft recht op € 271,90. Het hof heeft deze vorderingen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van deze bedragen. De beslissing is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.