Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3360106/CV EXPL 14-9262)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven (met twee producties);
- de memorie van antwoord.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de Begrafenis- en Crematievereniging tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht. De Begrafenis- en Crematievereniging was gedaagde in de eerste aanleg, waar de geïntimeerde een vordering had ingesteld tot betaling van € 1.634,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter had de vorderingen van de geïntimeerde toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep door de Begrafenis- en Crematievereniging.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in het hoger beroep de vraag beantwoord of de Begrafenis- en Crematievereniging ontvankelijk kan worden verklaard in haar hoger beroep, gelet op de appelgrens van € 1.750, zoals vastgelegd in artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelt dat de hoogte van de vordering in eerste aanleg, die € 1.634,50 bedroeg, niet meer dan de appelgrens is, waardoor het hoger beroep niet ontvankelijk kan worden verklaard.
Het hof heeft de Begrafenis- en Crematievereniging als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep verwezen. De uitspraak is gedaan op 11 oktober 2016 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. De kosten aan de zijde van de geïntimeerde worden begroot op € 311,= aan verschotten en € 632,= aan salaris advocaat.