Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/04/116830/HAZA 12-210)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep tevens akte wijziging van eis met producties;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met productie;
- de akte uitlating productie van [geïntimeerden]
- de akte van depot van 15 oktober 2015, met betrekking tot het depot door [geïntimeerden] van 5 originele foto’s (welke ook in eerste aanleg ter griffie waren gedeponeerd).
3.De beoordeling
gedeelteter grootte van ongeveer zes are uit het perceel kadastraal bekend gemeente
[gemeente][sectieletter] nummer
[X], waarvan blijkt uit de aan deze akte gehechte situatieschets, waarop gemeld perceelsgedeelte met rode kleur is aangegeven;
gedeelteter grootte van ongeveer zes are uit het perceel kadastraal bekend gemeente
[gemeente][sectieletter] nummer
[X], waarvan blijkt uit de aan deze akte gehechte situatieschets, waarop gemeld perceelsgedeelte met groene kleur is aangegeven;
er was eensluidend aanwijs”.
nog meer subsidiaire’vordering is ingesteld, strekkende tot een verklaring voor recht dat [geïntimeerden] door levering eigenaar zijn geworden van de betreffende strook grond zoals die blijkt uit productie 13, was in eerste aanleg als ‘meer subsidiair’ ingesteld.
nog meer subsidiaire vordering’van [geïntimeerden] bedoelde productie 13 ziet er als volgt uit:
c.s.- en dus mede namens [appellant] -is ingesteld. Omdat [verkoper 1] geen partij is in dit hoger beroep en gesteld noch anderszins is gebleken dat [appellant] heeft beoogd op dat punt een eiswijziging in hoger beroep te bewerkstelligen, maakt de betreffende ontruimingsvordering geen deel uit van de rechtsstrijd in hoger beroep.
primaire vordering, zoals die in hoger beroep is gehandhaafd, strekt ertoe dat [appellant] wordt veroordeeld om, zo begrijpt het hof, mee te werken aan het passeren van een notariële akte van levering waarbij de grond die volgens de kadastrale tekening bij het perceel van [appellant] hoort, maar op de tekening bij het perceel van [geïntimeerden] is getrokken, aan [geïntimeerden] wordt geleverd. Noch in eerste aanleg (waarin de vordering was gericht tegen [verkoper 1] ) noch in hoger beroep (waarin de vordering is gericht tegen [appellant] ) hebben [geïntimeerden] een duidelijke grondslag aangevoerd voor toewijzing van deze vordering. Zo beroepen [geïntimeerden] zich in hoger beroep op de afspraak die volgens hen in april 1998 met [verkoper 1] is gemaakt, en stellen zij dat die afspraak de strekking had dat de grenzen tussen de percelen opnieuw zouden worden bepaald (conform de tekening) en dat aan het Kadaster zou worden verzocht de aanpassingen van de perceelsgrens in het Kadaster door te voeren (52 mvg in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep). Deze gestelde afspraak sluit echter niet aan op de vordering, terwijl bovendien zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op grond waarvan [appellant] gebonden zou zijn aan de gestelde overeenkomst waarbij hij geen partij was (zie ook hierna onder rov. 3.17). Overigens hebben [geïntimeerden] in eerste aanleg zelf gesteld dat alle partijen uit kostenoogpunt hebben afgezien van een kadastrale correctie middels een overdracht (6 inleidende dagvaarding). De primaire vordering kan om die reden al niet worden toegewezen.
subsidiaire vorderingniet voor toewijzing in aanmerking komt.
meer subsidiaire vordering. De vordering tot grensbepaling als bedoeld in artikel 5:47 BW is (pas) toepasselijk, indien geen van de partijen in staat is te bewijzen waar de grens loopt. In de parlementaire geschiedenis is hierover het volgende opgemerkt:
onzekeris. De stelling van een der partijen, dat de grens
zekeris, doet dus een prealabele vraag rijzen, waarover de rechter uitspraak moet doen voordat hij een grensbepaling als in dit artikel bedoeld, kan geven. Deze prealabele vraag rijst, wanneer de eiser primair vordert, dat de rechter zal verstaan, dat de grens langs een door eiser aangegeven lijn ligt, en subsidiair, dat de rechter met toepassing van het onderhavige artikel de grensonzekerheid zal opheffen. […] Een prealabel geschil over de eigendom van de grensstrook rijst ook, wanneer de gedaagde zijn eigendomsrecht op de grensstrook wil staven met een beroep op een afzonderlijke titel. Men denke aan het geval dat de grensstrook niet valt onder de omschrijving van het door gedaagde gekochte perceel maar naderhand door verjaring daaraan is toegevoegd, alsmede aan het geval, dat gedaagde zijn recht op de grensstrook en zijn recht op de rest van het terrein door afzonderlijke koopovereenkomsten heeft verworven. Voert gedaagde een verweer van deze aard, dan moet de rechter daarover uitspraak doen alvorens hij het onderhavige artikel kan toepassen. […]”. (T.M., Parl Gesch. Boek 5, p.197)
nog meer subsidiaire vorderinghet volgende voorop. Als eerder vermeld in rov. 3.1.2. onder d, was de bedoeling van de bij de akte van levering betrokken partijen, dat [verkoper 1] (waarvan [appellant] de rechtsopvolger is), [geïntimeerden] en [verkoper 2] c.s. na de voltooiing van de levering ieder een perceel van gelijke grootte in eigendom zouden hebben. Bij de beantwoording van de vraag welk perceel nu aan wie toebehoort, in het bijzonder van de vraag waar de grens tussen de percelen van [appellant] en [geïntimeerden] gesitueerd moet worden, komt het naar vaste rechtspraak aan op de in de notariële akte van levering tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de over te dragen onroerende zaak. Indien aan de akte van levering een tekening is gehecht, wordt het geleverde perceel(sgedeelte) daarmee nader geconcretiseerd.
uitmakende een ter plaatse afgepaald en aangeduid gedeelte ter grootte van ongeveer 6 are” in de leveringsakte. Daarnaast wordt echter de omschrijving van hetgeen is geleverd in de leveringsakte vervolgd met de zinsnede
“[…] waarvan blijkt uit de aan deze akte gehechte situatieschets, waarop gemeld perceelsgedeelte met rode kleur is aangegeven.”