In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekering Groep U.A. (CZ) over de vraag of er een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. [appellant] was tot 1 januari 2006 verzekerd bij CZ onder de Ziekenfondswet. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de Ziekenfondswet ingetrokken. CZ heeft een collectieve ziektekostenverzekering aangeboden via de gemeente [plaats], maar [appellant] heeft betwist dat hij zich hiervoor heeft aangemeld. Het hof oordeelt dat er met ingang van 1 januari 2006 een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen CZ en [appellant], die ook betrekking heeft op zijn levenspartner en kinderen als medeverzekerden. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] tot betaling van een bedrag van € 964,09 aan CZ, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.