ECLI:NL:GHSHE:2016:4498
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [appellante], die verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De zaak is in hoger beroep aan het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voorgelegd na een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2016. De rechtbank had de GI (Stichting Intervence) de machtiging verleend om [appellante] tot uiterlijk 30 december 2016 uit huis te plaatsen.
[appellante] heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een termijn van drie maanden niet toereikend is. Zij stelt dat de gedragswetenschapper heeft geadviseerd om na drie maanden te bekijken of de gesloten plaatsing nog noodzakelijk is. De GI heeft ter zitting betoogd dat drie maanden te kort is voor de noodzakelijke stappen in de behandeling van [appellante].
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht de machtiging voor een periode van zes maanden heeft verleend. Het hof heeft vastgesteld dat voldaan is aan de formele vereisten van de Jeugdwet en dat de instemming van de gedragswetenschapper aanwezig is. De aandachtspunten in de behandeling van [appellante] zijn school, therapie en contact met de moeder. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en benadrukt dat de GI moet rapporteren over de voortgang van de behandeling.