Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
- mr. P.E. Butterman, curator in het faillissement van [appellant] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de appellant centraal die in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 29 juni 2016 de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, omdat de appellant niet voldeed aan zijn verplichtingen, waaronder de informatie-, sollicitatie- en afdrachtverplichting. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 september 2016 werd duidelijk dat de appellant zijn verplichtingen niet nakwam en bovendien had hij verzwegen dat hij regelmatig het casino bezocht, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling. Het hof oordeelde dat de appellant tekort was geschoten in zijn verplichtingen en dat er geen concreet plan van aanpak was voor het aflossen van zijn schulden. De appellant had weliswaar enkele nieuwe medische stukken overgelegd, maar deze waren niet voldoende om zijn situatie te rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat er geen grond was voor verlenging van de schuldsaneringsregeling en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om zich aan hun verplichtingen te houden en de gevolgen van gokgedrag in het kader van schuldsanering.