ECLI:NL:GHSHE:2016:445

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
200.174.083/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in het kader van ontheffing uit het gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2016 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontheffing uit het gezag van de ouders over hun kinderen. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, om de ouders ontheffing van het gezag te verlenen. Het hof heeft een deskundigenonderzoek gelast om de ontwikkeling en het functioneren van de kinderen te onderzoeken, met specifieke aandacht voor hun cognitieve, sociaal-emotionele en gehechtheidsontwikkeling. De deskundigen, mevrouw M. Cannegieter en mevrouw A. van Tol, beiden psycholoog, zijn benoemd om de vragen te beantwoorden die door het hof zijn geformuleerd. Het hof heeft de ouders en andere betrokkenen de verplichting opgelegd om mee te werken aan het onderzoek, en heeft de kosten van het onderzoek begroot op € 8.409,25, die door de Staat zullen worden voorgeschoten. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundigen uiterlijk op 14 mei 2016 hun rapport moeten indienen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en is een belangrijke stap in de procedure die de toekomst van de kinderen en hun ouders zal beïnvloeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 februari 2016
Zaaknummer: 200.174.083/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/292508 FA RK 14-8709
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
en
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de vader respectievelijk de moeder, tezamen ook de ouders,
advocaat: mr. J. van Rooijen,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 12 november 2015

Bij deze beschikking heeft het hof:
- het NIFP verzocht, onder verstrekking van een offerte van de kosten, onafhankelijke deskundigen voor te dragen voor het verrichten van een onderzoek ter beantwoording van de onder 3.10 vermelde vragen;
- iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 10 december 2015.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het emailbericht van het NIFP van 7 december 2015;
- het emailbericht met bijlage van het NIFP van 17 december 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de ouders d.d. 16 december 2015;
- de brief van de raad van 28 december 2015;
- het faxbericht van de advocaat van de pleegouders van [minderjarige 3] van 19 januari 2016;
- de brief van de GI van 22 januari 2016.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij voornoemd emailbericht van 7 december 2015 heeft het NIFP het hof bericht dat het mevrouw M. Cannegieter en mevrouw A. van Tol, beiden als psycholoog verbonden aan onderzoeksbureau Formaat, bereid heeft gevonden om het door het hof bepaalde onderzoek op zich te nemen en hierover te rapporteren op basis van de offerte die als bijlage is gevoegd bij voormeld emailbericht van 17 december 2015.
Partijen zijn per brief door het hof in kennis gesteld van deze bereidverklaring. Partijen hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de voorgedragen deskundigen. Evenmin hebben partijen verzocht om aanvulling van de door het hof voorgestelde onderzoeksvragen.
Ook de pleegouders zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op de voorgedragen deskundigen en op de voorgestelde onderzoeksvragen. De pleegouders van [minderjarige 1] en de pleegouders van [minderjarige 2] hebben niet gereageerd. De advocaat van de pleegouders van [minderjarige 3] heeft gereageerd bij voormeld faxbericht van 19 januari 2016. De advocaat van de pleegouders van [minderjarige 3] heeft kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen de voorgedragen deskundigen. De pleegouders van [minderjarige 3] zijn van mening dat de door het hof voorgestelde onderzoeksvragen aanvulling behoeven zoals hierna onder 7.2. weergegeven.
De GI heeft, daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, gereageerd bij voormelde brief van 22 januari 2016. De GI heeft laten weten geen bezwaren te hebben tegen de voorgedragen deskundigen en heeft niet om aanvulling van de onderzoeksvragen verzocht.
7.2.
Het hof zal mevrouw M. Cannegieter en mevrouw A. van Tol tot deskundigen benoemen, die de opdracht krijgen te onderzoeken en te rapporteren over de volgende vragen:
- hoe kunnen de ontwikkeling en het huidige functioneren van de kinderen worden beschreven aan de hand van de volgende gebieden: cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en gehechtheidsontwikkeling?
- indien er sprake is van een verstoorde ontwikkeling op één of meer ontwikkelingsgebieden, wat kan hiervan de oorzaak zijn en in hoeverre vragen de kinderen als gevolg daarvan meer dan gemiddelde pedagogische vaardigheden van hun opvoeders?
- wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van de ouders in relatie tot de kinderen, met name wat betreft hun opvoedingsstijl, hun inzicht in eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen en hun relatie tot en de interactie met de kinderen?
- zijn er indicaties voor nader persoonlijkheids- en/of psychiatrisch onderzoek van de ouders?
- zijn er indicaties voor specifieke hulpverlening voor de ouders en zo ja, in welke vorm en waar dient deze zich dan op te richten?
- wat zijn de (contra)indicaties voor een thuisplaatsing bij de ouders?
Indien een thuisplaatsing (op korte of lange termijn) wordt geadviseerd:
- hoe kan de thuisplaatsing vormgegeven worden, zodanig dat dit de ontwikkeling van de kinderen ten goede komt?
- is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
Indien thuisplaatsing niet wordt geadviseerd:
- indien het hof op basis van de beantwoording van bovenstaande onderzoeksvragen tot het oordeel komt dat de ouders ongeschikt of onmachtig zijn om hun plicht tot verzorging en opvoeding van de kinderen te vervullen, welke gevolgen zou dit dan hebben voor (de ontwikkeling van) de kinderen?
- welke gevolgen zou een ontheffing van de ouders van het gezag over de kinderen, dan wel de afwijzing van het verzoek van de raad tot ontheffing, hebben voor (de ontwikkeling van)
de kinderen?
Algemeen:
- in hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren, die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen en/of bij eventueel te nemen beslissingen?
Voorts overweegt het hof het volgende.
De advocaat van de pleegouders van [minderjarige 3] heeft in zijn voormeld faxbericht van 19 januari 2016 medegedeeld dat de pleegouders van mening zijn dat er in de eerste plaats bijzondere aandacht moet zijn voor de ontwikkeling die [minderjarige 3] sinds de uithuisplaatsing in september 2012 heeft doorgemaakt. Voorts is medegedeeld dat de voorgestelde vragen in de visie van de pleegouders de volgende aanvulling behoeven:
- [minderjarige 3] heeft in de afgelopen jaren meerdere onderzoeken/behandelingen ondergaan (twee jaar begeleiding MKD, twee psychologische onderzoeken, twee logopedische onderzoeken, logopedie); worden de resultaten hiervan in het onderhavige onderzoek betrokken?
- kan het onderhavige onderzoek op zodanige wijze plaatsvinden, dat [minderjarige 3] zo weinig mogelijk belast wordt?
- kunnen de navolgende personen/instanties als informanten in het onderzoek worden betrokken: de pleegouders als de dagelijkse verzorgers/opvoeders van [minderjarige 3] , de pleegzorgwerker, de school van [minderjarige 3] , het MKD (dat [minderjarige 3] nog onlangs heeft geobserveerd) en de lopopedist?
- is het, mede gezien [minderjarige 3] leeftijd en zijn hechting en ontwikkeling in het huidige pleeggezin, verantwoord om hem drieëneenhalf jaar na de uithuisplaatsing nog bij de ouders terug te plaatsen?
- kunnen de onderzoekers in hun onderzoek expliciet aandacht besteden aan de zogenaamde “continuïteitsdoelstelling” (vgl. FJR 2015/14);
- ten aanzien van de vraag: “indien thuisplaatsing niet wordt geadviseerd”: welke rol kunnen ouders volgens de onderzoekers hebben als [minderjarige 3] bij pleegouders blijft wonen, waarbij de pleegouders benadrukken dat zij het belangrijk vinden dat de ouders bij [minderjarige 3] betrokken blijven.
Het hof verzoekt de deskundigen met deze aanvulling op de onderzoeksvragen zo mogelijk rekening te houden
7.3.
De advocaat van de ouders dient binnen 14 dagen nadat deze beschikking is gegeven de deskundigen te voorzien van afschriften van de processtukken.
De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen.
De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij.
De deskundigen wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenrapport te voegen. Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken
van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport.
7.4.
Het hof overweegt dat de betrokkenen de verplichting hebben op grond van artikel 198, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mee te werken aan het onderzoek en dat als de betrokkenen niet voldoen aan die verplichting, de rechter daaruit de gevolgtrekking maakt die hij geraden acht.
Voorts overweegt het hof dat de deskundigen de te onderzoeken personen de gelegenheid
dienen te geven opmerkingen te maken over het rapport en uit het deskundigenbericht dient te blijken dat dat is gebeurd.
7.5.
De deskundigen dienen het hof schriftelijk te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek. Na binnenkomst van het rapport van de deskundigen zal het hof een afschrift van dat rapport toezenden aan de advocaten van partijen en aan de belanghebbenden en ieder van hen de gelegenheid bieden daarop te reageren.
7.6.
Het hof zal bepalen dat de kosten van het onderzoek ten laste van de Staat, ’s Rijks Kas, zullen komen, bijzondere omstandigheden voorbehouden. Ingevolge de overgelegde offerte zal het voorschot worden begroot op € 8.409,25 inclusief BTW en exclusief reiskosten. Indien de deskundigen voorzien dat de kosten hoger uit gaan vallen, dient daartoe vooraf, met begroting van de meerkosten, schriftelijk toestemming van het hof te worden verkregen.
In zaken als de onderhavige geldt een ‘eigen bijdrage’-regeling, zoals is overwogen in rechtsoverweging 3.18 van de beschikking van 12 november 2015.
In de eindbeschikking zal een definitieve beslissing worden genomen over de betaling van de kosten.
7.7.
Het hof zal in afwachting van het deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing aanhouden en verzoekt de deskundigen uiterlijk op 14 mei 2016 het deskundigenbericht uit te brengen.
7.8.
Voorts overweegt het hof dat bij beschikking van 12 november 2015 mr. M.J. van Laarhoven tot raadsheer-commissaris is benoemd tot wie de deskundigen zich door tussenkomst van de griffie dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft.

8.De beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de hiervoor onder rechtsoverweging 7.2 geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundigen mevrouw M. Cannegieter en mevrouw A. van Tol, beiden psycholoog, verbonden aan onderzoeksbureau Formaat;
verzoekt de deskundigen een onderzoek in te stellen en een deskundigenbericht uit te brengen omtrent de hiervoor in rechtsoverweging 7.2. omschreven onderzoeksvragen;
begroot het voorschot ter zake van de kosten van de deskundigen conform de uitgebrachte offerte op € 8.409,25 inclusief BTW en exclusief reiskosten en bepaalt dat deze kosten door de Staat (gedeeltelijk) kunnen worden voorgeschoten; in de eindbeschikking zal een
definitieve beslissing over de betaling van de uiteindelijke kosten worden opgenomen;
houdt iedere verdere beslissing aan en verzoekt de deskundigen uiterlijk op 14 mei 2016 het deskundigenbericht uit te brengen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van Laarhoven, M.C. Bijleveld-van der Slikke en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.