Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2811231 CV EXPL 14-1902)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met 10 grieven en met producties;
- de memorie van antwoord met twee producties.
3.De beoordeling
grief 1komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij niet heeft aangetoond dat de in ruim 21 maanden onttrokken bedragen met een totaal beloop van € 44.982,50 (gemiddeld ruim € 2.000,- per maand) schenkingen waren. In
grief 2bestrijdt zij het oordeel dat het niet aannemelijk is dat vader heeft ingestemd met de door [appellante] gedane pintransacties.
grief 4betoogt [appellante] dat, als zij al onrechtmatig heeft gehandeld, zij heeft gehandeld jegens de nalatenschap en dat [geïntimeerde] dus een procedure tot verdeling van de nalatenschap had dienen op te starten. Het hof verwerpt dit betoog. De handelwijze van [appellante] , het onttrekken van gelden aan de bankrekening van vader, kan worden aangemerkt als een onrechtmatige daad (handelen in strijd met de zorgvuldigheid die het maatschappelijk verkeer betaamt) van [appellante] jegens haar broer. Zij was er immers mee bekend dat de helft aan haar broer als mede-erfgenaam zou toevallen en dat het niet waarschijnlijk was dat vader zijn spaargeld zelf zou opmaken.
grief 6doet [appellante] een beroep op een psychische stoornis, bedreiging en misbruik van omstandigheden. Zij stelt dat de overeenkomst met haar broer op deze gronden behoren te worden vernietigd (zij vordert weliswaar geen vernietiging, maar voert dit als verweer). Dit beroep faalt reeds omdat een eventuele vernietiging niet wegneemt dat [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar vader en broer en gehouden is de schade te vergoeden. Het beroep op de vernietigingsgronden faalt bovendien.
grief 7klaagt [appellante] dat de kantonrechter haar verweer, inhoudende dat de redelijkheid en billijkheid zich tegen de nakoming van de overeenkomst verzet, althans dat van haar geen nakoming kan worden verlangd, onterecht heeft verworpen.
grief 9beklaagt [appellante] zich erover in de proceskosten te zijn veroordeeld. Zij stelt dat, op grond van het feit dat partijen broer en zus zijn, compensatie van die kosten had moeten worden uitgesproken.