Uitspraak
4.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het voornoemde tussenarrest, waarbij een comparitie van partijen (na aanbrengen) is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 15 april 2015, waarbij [appellant] bij akte bijlagen heeft ingebracht en waarbij partijen overeenstemming hebben bereikt over een te starten mediationtraject;
- de rolaantekening dat de mediation niet is geslaagd;
- de memorie van grieven tevens akte wijziging van eis van [appellant] met grieven, eiswijziging en producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] met producties;
- de aktes van partijen van 9 februari 2016, die van [appellant] met eiswijziging en die van [geïntimeerde] met een productie;
- de antwoordaktes van partijen van 8 maart 2016, die van [appellant] met producties en die van [geïntimeerde] met een productie.
5.De verdere beoordeling
illegaalgebruik door [geïntimeerde] , maar hij onderbouwt dit verder niet althans onvoldoende nader. Nadere toelichting is geboden nu reeds vóór de uitbreiding door [geïntimeerde] sprake was van een aangebouwd bijgebouw en [appellant] blijkens de op 1 februari 2004 gesloten huurovereenkomst woonruimte en het op 17 februari 2004 ondertekende contract ook nadrukkelijk instemde met het woonruimtegebruik door [geïntimeerde] en de in zoverre nieuwe contractueel overeengekomen woonruimtebestemming van het gehuurde. Voor zover [appellant] aan [geïntimeerde] een tekortschieten verwijt in de nakoming van zijn huurdersverplichting om het gehuurde te gebruiken overeenkomstig de bestemming van het gehuurde, miskent [appellant] dat die civiele huurdersplicht [geïntimeerde] tegenover hem zelfs verplicht tot gebruik overeenkomstig de per februari 2004 overeengekomen contractuele woonruimtebestemming. Als dat gebruik overeenkomstig de contractuele bestemming naar publiek recht niet is toegestaan, had niet alleen [geïntimeerde] maar ook [appellant] dat behoren te weten en vormt die overtreding van de publiekrechtelijke voorschriften door [geïntimeerde] in zijn relatie tot [appellant] nog geen tekortschieten van [geïntimeerde] in de nakoming van zijn huurdersverplichtingen. Voor zover [appellant] aan [geïntimeerde] als huurder de schending van de publiekrechtelijke bestemming en overheidsvoorschriften verwijt, kan er niet aan worden voorbijgezien dat [appellant] als verhuurder zelf met de nieuwe contractuele woonruimtebestemming en het onderhavige gebruik door [geïntimeerde] heeft ingestemd. Ook voor zover [appellant] aan [geïntimeerde] een schending verwijt in de nakoming van zijn verplichting om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen, ziet [appellant] er aan voorbij dat [geïntimeerde] in het kader van hun onderlinge huurverhouding niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht is tot gebruik overeenkomstig de contractuele woonruimtebestemming. Als dat tussen partijen overeengekomen gebruik naar publiek recht niet is toegestaan en (ook) [appellant] zich daardoor wegens overtreding van overheidsvoorschriften met publiekrechtelijke handhavingsmaatregelen ziet bedreigd, maakt dat dan ook in dit geval nog niet zonder meer dat [geïntimeerde] met zijn binnen de huurverhouding toegestaan gebruik tegenover [appellant] tekortschiet in de nakoming van enige op hem rustende huurdersverplichting.
illegaalbebouwen door [geïntimeerde] , maar ook bij deze betwisting ontbreekt de van [appellant] te vergen nadere onderbouwing. In dit opzicht is nadere onderbouwing geboden nu de bewuste verbouwingen volledig in lijn lagen met het tussen partijen overeengekomen woonruimtegebruik en de in zoverre nieuwe contractueel overeengekomen woonruimtebestemming, waarvan ook [appellant] de eventuele strijdigheid met publiekrechtelijke voorschriften ten minste had behoren te weten. Mede gelet hierop zijn geen feiten of omstandigheden gemotiveerd gesteld of gebleken waaruit volgt dat [appellant] aan zijn toestemming de voorwaarde verbond dat dit bouwwerk ook naar publiek recht zal zijn toegestaan of waaruit [geïntimeerde] een dergelijke voorwaardelijke verhuurderstoestemming had moeten begrijpen. De door [appellant] voor dit bouwwerk verleende verhuurderstoestemming sluit verder aan bij de op 1 februari 2004 gesloten huurovereenkomst woonruimte. Ook weerspreekt [appellant] niet althans onvoldoende dat de door [geïntimeerde] gemaakte verbouwingskosten volgens afspraak zelfs worden gecompenseerd via de door [geïntimeerde] te betalen, sinds 2004 daarom zelfs ongewijzigd gebleven, huurprijs. Het op 17 februari 2004 ondertekende contract bevat ook nadrukkelijk de toestemming van [appellant] voor de realisatie en bevat tevens een nadere kostenafspraak. Voor zover [appellant] ook in dit verband betoogt dat die kostenafspraak meerdere nadere (hiervoor al genoemde) afspraken behelst althans dat [geïntimeerde] daaruit ook die meerdere nadere afspraken had moeten begrijpen, volgt het hof [appellant] daarin niet nu hij verder geen feiten en omstandigheden stelt die tot een andere uitleg aanleiding geven.
illegaalbebouwen door [geïntimeerde] , maar ook hier ontbreekt de van [appellant] te vergen nadere onderbouwing. Naast hetgeen hiervoor al is overwogen, geldt in dit verband bovendien dat niet althans onvoldoende weersproken is dat [geïntimeerde] destijds wist dat [appellant] er eerder zelf al meerdere duivenkooien had opgericht en dat de eerste (door [geïntimeerde] destijds in gebruik genomen) duivenkooi er toen ook al stond.