ECLI:NL:GHSHE:2016:4394

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
200.194.735/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling met toekenning van schone lei na voldoening van schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had in eerste aanleg een vonnis gekregen waarin werd geoordeeld dat hij toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waardoor hem geen 'schone lei' werd verleend. De appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2016 heeft de bewindvoerder verklaard dat beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei een te zware maatregel zou zijn, omdat de appellant zijn nieuwe schulden en boedelachterstand inmiddels had voldaan en de crediteuren niet benadeeld waren.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit de Faillissementswet, met name artikel 354. Het hof concludeerde dat de appellant toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van meerdere verplichtingen, maar dat deze tekortkomingen gezien hun bijzondere aard en geringe betekenis buiten beschouwing konden blijven. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het geen toepassing gaf aan artikel 354 lid 2 Fw en heeft de appellant alsnog de 'schone lei' verleend. De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden van het geval bij de beoordeling van tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 29 september 2016
Zaaknummer : 200.194.735/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/13/519 R
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. M. Akça-Altun te Breda.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zittingsplaats Breda) van 28 juni 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 juli 2016, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te beslissen dat de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden beëindigd met de schone lei.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 september 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Akça-Altun.
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
Voorts is ter zitting in hoger beroep verschenen mevrouw H.N. Kosen-Altun, tolk in de Turkse taal (tolkennummer 4898).
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 mei 2016;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 22 augustus 2016;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 16 september 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 4 juli 2013 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellant] geen “schone lei” is verleend.
3.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellant] heeft niet – zoals wordt geoordeeld in het vonnis – willens en wetens drie jaar lang de motorrijtuigenbelasting onbetaald gelaten. [appellant] was financieel niet in staat om de motorrijtuigenbelasting te voldoen. [appellant] kan vanwege zijn beperking ook geen afstand doen van de auto. [appellant] heeft bij de gemeente Breda bijzondere bijstand aangevraagd voor deze kosten, welke aanvraag is afgewezen. Ook heeft hij een vervoersvoorziening aangevraagd in de vorm van een autokostenvergoeding, welke aanvraag eveneens is afgewezen. Uit het voorgaande blijkt dat [appellant] naar mogelijkheden heeft gezocht om de motorrijtuigenbelasting te kunnen betalen. [appellant] verwijst ook naar het verslag van de bewindvoerder d.d. 26 april 2016, waaruit blijkt dat er diverse malen contact is geweest met [appellant] en zijn begeleidster over de nieuwe schulden die zijn ontstaan bij de belastingdienst betreffende de motorrijtuigenbelasting en dat [appellant] heeft medegedeeld de schuld te willen voldoen uit het vrij te laten vakantiegeld en daarnaast geld te willen lenen om de schuld te voldoen. [appellant] was en is bereid om de schuld geheel af te lossen. Hij heeft een deel van de schuld reeds voldaan en het restant zal hij ook voldoen.
Ook van een schending van de informatieplicht is volgens [appellant] geen sprake. [appellant] wist niet dat het inkomen van zijn vriendin meegeteld werd in de WSNP. Vóór de WSNP van [appellant] is op zijn vriendin de WSNP van toepassing verklaard. Voorzover [appellant] het weet, werd er toen ook niet gekeken naar zijn inkomen.
3.3.1.
De bewindvoerder heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] zonder toekenning van de schone lei een te zware maatregel zou zijn, nu de nieuwe ontstane schulden en de boedelachterstand alsnog door [appellant] in zijn geheel zijn voldaan en de crediteuren door de handelwijze van [appellant] niet zijn benadeeld.
3.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.4.2.
Gelet op de inhoud van de processtukken en op hetgeen ter zitting in hoger beroep door en namens [appellant] en de bewindvoerder naar is gebracht is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen.
Het hof overweegt dat de bewindvoerder onweersproken heeft gesteld dat [appellant] zijn auto mocht behouden, zolang de auto geen bron van nieuwe schulden zou zijn. Het hof verwijst in dat verband naar de inhoud van het voortgangsverslag van de bewindvoerder d.d. 27 januari 2015. Desondanks heeft [appellant] een schuld aan de belastingdienst laten ontstaan wegens niet-betaalde motorrijtuigenbelasting, welke schuld gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling is opgelopen tot € 3.521,19. Daarnaast heeft [appellant] een bovenmatig nieuwe schuld laten ontstaan aan het UWV van € 1.772,39.
Tot slot is een boedelachterstand ontstaan van € 1.475,43, omdat de partner van [appellant] medio december 2015 met terugwerkende kracht een nabetaling van het persoonsgebonden budget had ontvangen van € 13.910,25, hetgeen [appellant] heeft nagelaten te melden aan de bewindvoerder. Het hof is van oordeel dat [appellant] om die reden tevens tekort is geschoten in de nakoming van de (spontane) informatieplicht. [appellant] wist, althans had behoren te weten, dat betaling van het hierboven vermelde persoonsgebonden budget aan zijn partner van invloed zou zijn geweest op het door de bewindvoerder vast te stellen vrij te laten bedrag. Mede gelet op het door de bewindvoerder op 19 augustus 2013 afgelegde huisbezoek en de door [appellant] ondertekende checklist, was [appellant] op de hoogte althans werd [appellant] geacht op de hoogte te zijn van de op hem rustende kernverplichtingen uit de wettelijke schuldsanering, waaronder de informatieverplichting, de verplichting geen (bovenmatig) nieuwe schulden te laten ontstaan en de verplichting de opgelegde boedelbijdrage (tijdig) te voldoen.
3.4.3.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen stelt het hof dan ook vast dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het hof ziet echter in deze zaak aanleiding om te bepalen dat deze toerekenbare tekortkomingen gezien hun bijzondere aard en/of geringe betekenis buiten beschouwing blijven. Met de bewindvoerder is het hof van oordeel dat beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] zonder toekenning van de schone lei een te zware sanctie zou zijn, omdat de nieuwe ontstane schulden en de boedelachterstand alsnog door [appellant] in zijn geheel zijn voldaan en de crediteuren door de handelwijze van [appellant] niet zijn benadeeld. Dat [appellant] heeft nagelaten de bewindvoerder op de hoogte stellen van het feit dat zijn partner een nabetaling persoonsgebonden budget had ontvangen, met als gevolg dat [appellant] de aan hem opgelegde (spontane) informatieplicht heeft geschonden, acht het hof niet zodanig ernstig dat dit, ook gelet op de inhoud van de in hoger beroep overgelegde voortgangsverslagen, in deze zaak, zou moeten leiden tot een beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] zonder toekenning van de schone lei.
3.5.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de volgende beslissing.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep doch uitsluitend voor zover daarin geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 354 lid 2 Fw;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt vast dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
bepaalt dat de toerekenbare tekortkomingen van [appellant] in de nakoming van meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen gezien hun bijzondere aard en/of geringe betekenis buiten beschouwing blijven;
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst met toepassing van artikel 358 lid 1 Fw;
verleent aan [appellant] alsnog de “schone lei”.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, S.M.A.M. Venhuizen en F.J.M. Walstock en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016.