ECLI:NL:GHSHE:2016:433

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
200.151.261/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en contactregeling na scheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de contactregeling tussen de man en de vrouw na hun kortstondige relatie, waaruit een minderjarige is geboren. De man, die de verwekker is van de minderjarige, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2014 te vernietigen. Hij verzocht om geen bijdrage te hoeven betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en om een regeling te treffen voor het contact met het kind. De vrouw heeft in incidenteel appel verzocht om de man te verplichten een bijdrage te leveren in de kosten van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2015 is gebleken dat beide partijen het beste voor de minderjarige willen en dat zij bereid zijn om via mediation tot een oplossing te komen. Het hof heeft de procedure aangehouden in afwachting van de uitkomst van de mediation. Uiteindelijk hebben partijen overeenstemming bereikt en deze vastgelegd in een ondertekende vaststellingsovereenkomst.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van de beslissing over de proceskosten. De man is nu verplicht om een bijdrage van € 125,- per maand te betalen voor de kosten van de minderjarige, met ingang van 1 oktober 2012. De bijdrage is onderworpen aan wettelijke indexering en er zijn afspraken gemaakt over de bezoekregeling en informatievoorziening, waarbij de wensen van de minderjarige leidend zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 februari 2016
Zaaknummer: F 200.151.261/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/261153/FA RK 13-1680
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Italië),
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P. Wieringa,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I. van Dijk-van Oosterhout.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 juni 2014, heeft de man verzocht, bij beschikking, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
  • voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de vrouw af te wijzen en te bepalen dat de man niet gehouden is om een bijdrage te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003;
  • te bepalen dat [minderjarige] elk jaar gedurende twee aaneengesloten weken bij de man is, met bepaling dat de man de logistieke aspecten van het verblijf regelt en met bepaling dat partijen elk jaar in de maand januari met elkaar afstemmen welke twee weken van de daaropvolgende zomervakantie [minderjarige] bij de man zal zijn;
  • te bepalen dat de vrouw gehouden is om de man ten minste één keer per maand per e-mail te informeren over het wel en wee van [minderjarige] , in het bijzonder over haar prestaties op school en haar ontwikkeling als mens, alsmede om de man elke maand ten minste vijf goede en scherpe foto’s van [minderjarige] te sturen, alsmede om de man alle schoolrapporten en overige beoordelingen te doen toekomen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2014, heeft de vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans zijn verzoeken af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en te bepalen dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Tevens heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man met ingang van 4 oktober 2012 gehouden is een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] met een bedrag van € 407,66 per maand, zulks bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, althans te bepalen dat de man met een zodanig bedrag in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] dient bij te dragen als het hof juist acht en te bepalen dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met één productie, ingekomen ter griffie op 3 november 2014, heeft de man verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in incidenteel appel, althans dit verzoek af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 februari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Wieringa;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Van Dijk;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] , als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 december 2013;
  • de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) d.d. 3 juli 2014, waarin staat vermeld dat de raad niet beschikt over rapportages met betrekking tot opgemelde zaak;
  • het formulier bij kinderverhoor, door [minderjarige] ondertekend op 11 november 2014, waarin zij laat weten dat zij graag met de rechter wil komen praten;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 14 februari 2015;
  • het V-formulier met bijlagen – daaronder begrepen een door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst – van de advocaat van de vrouw d.d. 23 december 2015;
  • de brief van de advocaat van de man d.d. 7 januari 2016, met als bijlage zijn V-formulier d.d. 24 december 2015.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
3.1.
Partijen hebben een kortstondige relatie met elkaar gehad.
Uit deze kortstondige relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (België).
De man heeft [minderjarige] niet erkend, maar niet in geschil is dat de man de verwekker is.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank Oost-Brabant:
  • bepaald dat de man twee keer per maand contact met [minderjarige] zal hebben via Skype;
  • bepaald dat de vrouw gehouden is de man driemaandelijks per e-mail een verslag te sturen over het wel en wee van [minderjarige] , in het bijzonder over de prestaties op school en de ontwikkeling van [minderjarige] , alsmede een keer per jaar het rapport van [minderjarige] ;
  • bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 4 oktober 2012 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] bij vooruitbetaling een bedrag van € 227,54 dient te voldoen.
De rechtbank heeft voorts het meer of anders verzochte afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
3.3.
Partijen konden zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling kwam naar voren dat partijen het beste voor [minderjarige] willen en dat zij, mede ook gelet op het financiële geschil dat hen thans nog verdeeld houdt, willen trachten om door middel van mediation hun geschil te beslechten.
In afwachting van de uitkomst van de mediation heeft het hof de procedure aangehouden.
3.5.
Uit voornoemde V-formulieren d.d. 23 december 2015 en 24 december 2015, blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt, welke overeenstemming zij hebben vastgelegd in een door hen beiden ondertekende vaststellingsovereenkomst.
Aan het hof is verzocht deze overeenkomst aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de inhoud van deze overeenkomst dient te worden beschouwd als zijnde in de beschikking opgenomen, althans voor het geval het hof redenen ziet om hiertoe niet over te gaan, de tussen partijen onderling getroffen regeling op te nemen in de door het hof te geven beschikking.
3.6.
Het hof zal aan dit verzoek voldoen, met dien verstande dat de vaststellingsovereenkomst aan deze beschikking zal worden gehecht, doch enkel hetgeen door partijen aan het hof ter beoordeling is voorgelegd in het dictum zal worden opgenomen. Hetgeen partijen daarnaast zijn overeengekomen bindt hen wel, maar leent zich niet voor opneming daarvan in het dictum van deze beschikking.
3.7.
Het vorenstaande brengt met zich dat de beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd, met uitzondering van hetgeen daarin is overwogen ten aanzien van de proceskosten.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2014, met uitzondering van hetgeen daarin is overwogen ten aanzien van de proceskosten,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (België) zal voldoen een bedrag van € 125,- per maand met ingang van 1 oktober 2012, omtrent de betaling waarvan, voor het verleden en voor de toekomst, de partijen afspraken hebben gemaakt waarvan blijkt uit de aangehechte vaststellingsovereenkomst;
bepaalt dat de bijdrage zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek, voor het eerst per 1 januari 2016;
bepaalt dat partijen ten aanzien van de bezoekregeling en informatievoorziening zijn overeengekomen dat de wensen van [minderjarige] hierin leidend zullen zijn. Er zal rechtstreeks contact zijn tussen de man en [minderjarige] , onder meer middels social media zoals Instagram, WhatsApp, email, telefonisch. Ingeval van bijzondere (familie)situaties betreffende of rond [minderjarige] informeert de vrouw de man terstond;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en J.H.J.M. Mertens-Steeghs en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.