ECLI:NL:GHSHE:2016:428

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
20-003986-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Binnentreden in een schuurtje zonder machtiging en medeplegen van hennepbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1983 en woonachtig in Nederland, was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het beroep van de officier van justitie gegrond verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 810 hennepplanten in een schuurtje dat zij tegen betaling ter beschikking had gesteld aan anderen. Het hof oordeelde dat voor het binnentreden in het schuurtje geen machtiging vereist was, omdat het schuurtje geen deel uitmaakte van de woning en er voldoende gronden waren voor het vermoeden dat de Opiumwet werd overtreden. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad in het schuurtje, en dat zij wist dat er hennepstekken waren geplaatst. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en het tijdsverloop sinds het plegen van het feit, evenals het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003986-13
Uitspraak : 8 februari 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 november 2013 in de strafzaak met parketnummer 02-666472-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd (medeplegen van het aanwezig hebben van 810 hennepplanten) en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en subsidiair een aanzienlijk lagere werkstraf dan gevorderd door de advocaat-generaal.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2012 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 810 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 februari 2012 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van 810 hennepstekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Daartoe is in de eerste plaats aangevoerd dat het dossier onvolledig is, nu de machtiging tot binnentreding, de thc-test en het proces-verbaal van aantreffen van de hennepkwekerij ontbreken. Voorts heeft verdachte uitdrukkelijk betwist dat zij toestemming heeft gegeven om binnen te treden.
In de tweede plaats is vrijspraak bepleit omdat er geen sprake is van medeplegen noch van alleen plegen. Verdachte heeft verklaard dat zij, nadat zij de sleutel van het schuurtje had afgegeven, niet meer in het schuurtje is geweest en van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het ten laste gelegde kan uit de bewijsmiddelen niet blijken.
Het hof overweegt als volgt.
Ad 1
Anders dan de politierechter ziet het hof in het ontbreken van stukken in het dossier (machtiging binnentreden, proces-verbaal van aantreffen van de hennepkwekerij en kennisgeving van inbeslagneming) geen reden om tot vrijspraak te komen. Op grond van de processen-verbaal die zich wel in het dossier bevinden, zoals tot bewijs gebezigd, kan het bewezen verklaarde wettig en overtuigend worden afgeleid.
Voor zover de raadsman bedoeld heeft een beroep te doen op onrechtmatig verkregen bewijs wegens het ontbreken van een machtiging tot binnentreden (als bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden) in de woning van verdachte, stelt het hof vast dat de hennepstekken zijn aangetroffen in een losstaand schuurtje bij de woning. Dat schuurtje maakte geen deel uit van de woning nu daarin geen privaat huiselijk leven werd geleid. Derhalve was een machtiging tot binnentreden voor het schuurtje niet nodig, terwijl er wel voldoende gronden waren voor het in art. 9 lid 1 onder b Opiumwet bedoelde redelijk vermoeden dat in het schuurtje de Opiumwet werd overtreden.
Ad 2
Met betrekking tot de vraag of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, acht het hof het volgende van belang. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het schuurtje tegen betaling in gebruik heeft gegeven aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , die een plek zochten om hennepstekken neer te zetten. Omdat verdachte die stekken absoluut niet binnen in de woning wilde hebben, heeft zij de sleutel van het schuurtje aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gegeven. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben vervolgens met haar medeweten de hennepstekken in het schuurtje geplaatst. Verdachte had steeds zelf ook nog een sleutel van het schuurtje.
Uit deze verklaring van verdachte leidt het hof af dat verdachte wist dat er hennepstekken in haar schuurtje waren geplaatst. Aangezien zij zelf nog een sleutel van het schuurtje had, heeft zij op ieder moment kunnen beslissen om die hennepstekken daar weg te (laten) halen om een einde te maken aan de illegale aanwezigheid van deze hennep in het door haar gehuurde schuurtje. Van enige bedreiging door de telers van verdachte, die haar daarvan redelijkerwijs had kunnen weerhouden, is niets gesteld of gebleken. Derhalve had verdachte een zodanige beschikkingsmacht over die hennepstekken en was sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het aanwezig hebben daarvan dat kan worden gesproken van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof zal een iets lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daarbij heeft het hof gelet op het tijdverloop sinds het plegen van het feit en op de omstandigheid dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 december 2015 niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Daarnaast zal het hof een taakstraf opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. C.M. Hilverda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 8 februari 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.