Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
12 juli 2016.
2.Het geding in hoger beroep
- mevrouw [de bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder;
- mevrouw [kantoorgenote beschermingsbewindvoerder] , kantoorgenote van mevrouw [de beschermingsbewindvoerder] , hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder.
- het indieningsformulier met bijlage van de advocaat van [appellante] d.d. 9 september 2016;
- de brief van de beschermingsbewindvoerder d.d. 5 september 2016, waarin zij aangeeft dat haar kantoorgenote haar bij de mondelinge behandeling zal vervangen;
3.De beoordeling
- het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door haar doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling;
- het doen of laten ontstaan van bovenmatige schulden.
Zelfs nu de rechtbank de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds heeft beëindigd blijft de informatie uit. Daardoor is de bewindvoerder bijvoorbeeld niet in staat gebleken om de boedelafdracht te berekenen. Zoals hiervoor reeds is overwogen kan [appellante] hiervan een verwijt worden gemaakt.
Het laten ontstaan van een bovenmatige nieuwe schuld kan op grond van artikel 350 lid 3 sub d Fw ertoe leiden dat de schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd zonder verlening van ‘de schone lei’. Dat deze schuld [appellante] niet kan worden verweten is niet aannemelijk gemaakt, nu het op haar weg als aanvraagster heeft gelegen, gegeven de gebruikelijk in te vullen formulieren althans de te verstrekken informatie, duidelijkheid te verschaffen omtrent de aanwezigheid van een woningdeler.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de beschermingsbewindvoerder gedurende lange tijd om de DigiD-code heeft verzocht en [appellante] deze gegevens pas heeft verstrekt op een dermate laat tijdstip dat de door de Belastingdienst teruggevorderde toeslagen niet meer ongedaan konden worden gemaakt.