Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2765605 CV 14-790)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
ongerechtvaardigdeverrijking, dan past het in het stelsel van de wet en de wèl in de wet geregelde gevallen (zoals bedoeld in HR 30 januari 1959, NJ 1959/548, Quint/Te Poel) dat de niet-uitbetaalde ontbindingsvergoeding onrechtvaardig is en daarmee in strijd is met de redelijkheid en billijkheid waarmee het civiele recht is doorspekt.
ongerechtvaardigdverrijkt. De (mogelijke) verrijking van Amphia vindt haar rechtvaardiging immers in de ontbindingsbeschikking van 20 november 2012, waarbij het verzoek van [appellante] tot toekenning van een ontbindingsvergoeding is afgewezen. Daaraan doet niet af dat de beslissing tot afwijzing van de ontbindingsvergoeding en de procedure die tot deze beslissing heeft geleid, in het licht van de medische informatie die inmiddels beschikbaar is gekomen omtrent de gezondheidssituatie van [appellante] in het laatste jaar van het dienstverband met Amphia, door [appellante] (achteraf) als onrechtvaardig, onrechtmatig of als in strijd met de redelijkheid en billijkheid wordt ervaren. Vast staat dat de kantonrechter op de destijds kenbare gronden heeft beslist zoals hij heeft gedaan in de beschikking van 20 november 2012 en dat deze beslissing inmiddels tussen partijen gezag van gewijsde heeft gekregen. Van een onrechtvaardige en/of onrechtmatige ontbindingsbeschikking is niet gebleken. Mede in het licht daarvan ziet het hof evenmin in waarom uit de redelijkheid en billijkheid zou voortvloeien dat [appellante] toch aanspraak zou kunnen maken op de gevorderde schadevergoeding (mvg punt 12).