ECLI:NL:GHSHE:2016:4094

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
200.163.908_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendomsverhoudingen tussen Gemeente Boxtel en bewoners

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gemeente Boxtel tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de Gemeente vorderingen had ingesteld tegen bewoners van straten in een villawijk nabij een natuurgebied. De Gemeente is voornemens om enkele straten te reconstrueren en wil gebruik maken van de grond tussen de geasfalteerde wegen en de percelen van de bewoners. De bewoners hebben echter geclaimd dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van deze stroken grond. De Gemeente heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank zou verklaren dat zij eigenaar is van de stroken grond en heeft de bewoners verzocht deze grond te ontruimen. De rechtbank heeft de vorderingen van de Gemeente afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep. In het hoger beroep heeft de Gemeente drie grieven aangevoerd en verzocht om toewijzing van haar vorderingen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling, waarbij partijen hun standpunten over de eigendomsverhoudingen verder moeten onderbouwen met relevante documenten. De uitspraak van het hof is op 13 september 2016 gedaan, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden in afwachting van de aktewisseling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.163.908/01
arrest van 13 september 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Boxtel,
zetelend te Boxtel,
appellante,
hierna aan te duiden als de Gemeente,
advocaat: mr. R.A.F. Willems te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.P. van Knippenbergh te Best,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 januari 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 22 oktober 2014, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
's-Hertogenbosch, gewezen tussen de Gemeente als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/283567/HA ZA 14-648)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) De Gemeente is voornemens om enkele straten in de villawijk bij het natuurgebied [natuurgebied] te [woonplaats] te reconstrueren. Het betreft de straten [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] . De reconstructie betreft het vervangen van de riolering, de verharding en de nutsvoorzieningen. De Gemeente wil hiervoor hoofdzakelijk gebruik maken van de (niet verharde) grond tussen de geasfalteerde wegen door de wijk en de percelen van de bewoners.
b) Bewoners uit de wijk hebben hierop de Commissie Reconstructie Buurtvereniging [natuurgebied] (hierna: de Commissie) ingesteld. De Commissie heeft zich bij brief van 9 november 2009 jegens de Gemeente op het standpunt gesteld dat zij niet tegen de reconstructie is, maar dat het aanleggen van de diverse voorzieningen dient te geschieden onder het wegdek. De Commissie heeft daarbij tot uitgangspunt genomen dat de meeste bewoners door verjaring eigenaar zijn geworden van de aan hun percelen grenzende stroken grond, omdat zij - al dan niet tezamen met hun rechtsvoorgangers - gedurende meer dan 20 jaar onafgebroken bezit hebben gehad van die stroken.
c) De Gemeente heeft daarop bij brief van 22 juni 2010 aan de Commissie bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen het gebruik van de stroken grond, zowel in het verleden als in de toekomst. Zij heeft verder bericht dat zij er wel bezwaar tegen heeft dat bewoners de stroken als eigenaar in bezit nemen, omdat de stroken als wegbermen een belangrijke functie hebben als kabel- en leidingstrook voor nutsvoorzieningen.
d) In overlegvergaderingen tussen de Gemeente en de Commissie in november 2010 en februari 2011 heeft de Gemeente voorgesteld dat de bewoners die het aangaat onder voorwaarden de stroken grond kunnen huren voor het bedrag van € 20,- per jaar.
e) Bij brief van 24 april 2012 heeft de Commissie de Gemeente meegedeeld dat zij negatief adviseert over de huurovereenkomst, maar dat zij de bewoners vrij laat in het accepteren van de voorwaarden. Zij heeft tevens meegedeeld dat de Commissie zal worden opgeheven.
f) Bij brieven van 7 augustus 2012 heeft de advocaat van de Gemeente de individuele bewoners benaderd en meegedeeld dat de Gemeente voornemens is hen in rechte te betrekken, hetgeen zij kunnen voorkomen door te erkennen dat de Gemeente eigenaar is van de stroken grond en waarbij de Gemeente bereid is een huurovereenkomst met betrekking tot die stroken aan te gaan. Voor het geval de eigendom van de Gemeente niet wordt erkend, heeft de advocaat van de Gemeente meegedeeld dat de brief dient te worden opgevat als een stuitingshandeling met betrekking tot de lopende verjaring.
g) [geïntimeerde] is eigenaar van een of meer percelen grond aan het [straatnaam 1][huisnummer A] te [woonplaats] . Een van deze percelen is kadastraal bekend als Gemeente Boxtel, [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] (hierna: perceel [perceel 1] ). Op perceel [perceel 1] is een woning (hierna: de woning) gebouwd.
h) [geïntimeerde] heeft niet erkend dat de Gemeente eigenaar is van de strook grond tussen haar eigendommen en de openbare weg, het [straatnaam 1] .
De eerste aanleg
3.2.1.
In de onderhavige procedure heeft de Gemeente in eerste aanleg, na wijziging van eis, jegens 23 bewoners van woningen aan het [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] - waaronder [geïntimeerde] - gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a) voor recht verklaart dat de Gemeente eigenaar is van de stroken grond, zoals met (licht)blauw weergegeven op de als productie 25 bij de dagvaarding overgelegde kaarten, dan wel voor recht verklaart dat de Gemeente eigenaar is van de door de rechtbank in goede justitie te bepalen stroken grond,
b) de bewoners veroordeelt de onder a) bedoelde grond met al de hunnen te ontruimen, te verlaten, ontruimd te houden en ter vrije beschikking te stellen van de Gemeente, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag, dat de bewoners hiermee in gebreke blijven, en met machtiging aan de Gemeente om, indien de bewoners nalatig blijven aan het voormelde te voldoen, dit zelf te doen uitvoeren op kosten van de bewoners, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, en desgewenst onder zodanige voorwaarden als de rechtbank zal oordelen;
c) de bewoners hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
3.2.2.
In het tussenvonnis van 29 mei 2013 heeft de rechtbank een descente en een comparitie van partijen gelast, die hebben plaatsgevonden op 9 oktober 2013 respectievelijk 12 februari 2014.
3.2.3.
Bij vonnis van 22 oktober 2014 heeft de rechtbank de zaak van (onder meer) [geïntimeerde] afgesplitst van de zaken jegens de overige in eerste aanleg door de Gemeente gedaagde partijen. Bij eindvonnis van dezelfde datum heeft de rechtbank in de zaak jegens [geïntimeerde] de vorderingen van de Gemeente afgewezen, onder veroordeling van de Gemeente in de door [geïntimeerde] gemaakte proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
De vordering
3.3.1.
De Gemeente heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het alsnog toewijzen van het door haar in eerste aanleg jegens [geïntimeerde] gevorderde. De Gemeente vordert voorts (a) [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg, de nakosten daaronder begrepen, met rente, en (b) [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
3.3.2.
[geïntimeerde] heeft vervolgens geantwoord, concluderend dat het hof het bestreden vonnis dient te bekrachtigen, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
3.4.1.
Het geschil tussen de Gemeente en [geïntimeerde] heeft betrekking op de eigendom van de strook grond tussen de openbare weg, het [straatnaam 1] , en een deel van de tuin rond de woning van [geïntimeerde] . De openbare weg vertoont ter plaatse een bocht en loopt daardoor zowel aan de zuidoostelijke kant van tuin als aan de zuidwestelijke kant daarvan.
Aan de zuidoostelijke kant is de strook gelegen tussen het [straatnaam 1] en perceel [perceel 1] . Aan de zuidwestelijke kant is de strook gelegen tussen het [straatnaam 1] en een perceel dat op de relevante kaart (1 van 3) van productie 25 bij de Akte overlegging producties tevens wijziging van eis van de Gemeente (en ook op eerder door de Gemeente overgelegde kaarten, deels van kadastrale oorsprong) wordt aangeduid als perceel ‘ [sectienummer 2] ’.
De vordering zoals gewijzigd (zie r.o. 3.2.1. sub a)) heeft betrekking de totale strook zoals hier aangeduid.
3.4.2.
Tussen partijen staat vast dat deze strook in elk geval tot in de jaren negentig van de vorige eeuw eigendom is geweest van de Gemeente.
3.4.3.
Tussen partijen staat verder vast dat [geïntimeerde] op dit moment eigenaar is van perceel [perceel 1] . Dit volgt ook uit de door de Gemeente bij de eerdere genoemde akte (als onderdeel van de producties 19 en 20) overgelegde uittreksels uit het Kadaster uit 2012 respectievelijk 2013. [geïntimeerde] heeft onbestreden gesteld dat zij tezamen met haar toenmalige echtgenoot eigenaar is geworden van perceel [perceel 1] op 31 oktober 1990 en enig eigenaar is geworden van het perceel op 10 februari 2005.
3.4.4.
Uit het kadastrale uittreksel uit 2012 zou kunnen blijken dat [geïntimeerde] op dit moment ook eigenaar is van een perceel met de kadastrale aanduiding Gemeente Boxtel, [sectieletter] , nummer [sectienummer 3] (hierna: perceel [perceel 2] ).
Uit de bij de dagvaarding in eerste aanleg als productie 1 overgelegde tekeningen lijkt te volgen dat perceel [perceel 2] is gelegen ten noorden van perceel [perceel 1] .
Gelet op de stellingen van partijen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, en op de inhoud van het proces-verbaal van de descente in eerste aanleg gaat het hof ervan uit dat perceel [perceel 2] geen rol speelt in het kader van het onderhavige geschil tussen de Gemeente en [geïntimeerde] , omdat dit perceel niet grenst aan de strook grond waarop de vordering van de Gemeente betrekking heeft.
Hiervan uitgaande berust de vermelding van perceel [perceel 2] in het bestreden vonnis (zie r.o. 2.8.) op een misverstand en heeft de beslissing van de rechtbank mede betrekking op het deel van de strook dat grenst aan het (ook op de kaart bij het vonnis als zodanig aangeduide) perceel ‘ [sectienummer 2] ’.
Over de eigendomsverhoudingen met betrekking tot dit perceel - waarvan de volledige kadastrale aanduiding vermoedelijk luidt: Gemeente Boxtel, [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] - hebben partijen zich in het geheel niet uitgelaten. Daardoor is onduidelijk gebleven of [geïntimeerde] ook eigenaar is van dit perceel en zo ja, sinds wanneer.
3.4.5.
Alvorens verder te beslissen zal het hof partijen in staat stellen om zich bij akte uit te laten over het voorgaande. Partijen dienen hun uitlatingen te onderbouwen met behulp van kadastrale uittreksel, leveringsaktes en andere relevante schriftelijke stukken.
3.5.
In afwachting van de aktewisseling zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van
27 september 2016voor akte aan de zijde van de Gemeente met de hiervoor in 3.4.4.-3.4.5. vermelde doeleinden, waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, W.J.J. Beurskens en G.A.M. Peper en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 september 2016.
griffier rolraadsheer