In zijn conceptrapport heeft de deskundige wat de reparatiekosten betreft op vraag m als volgt geantwoord:
Interieur: reparatie scheuren in wand en vloeren, tegelwerken, stucadoorswerken : € 7.500,-
Exterieur: reparatie buitengevels, kappen, metselen, mw wapening : € 6.000,-
Schilderwerken : € 2.500,-
Diversen en staartkosten aannemer : € 2.500,-
In totaal € 18.500,- exclusief btw en € 22.385,- inclusief btw.
Gelet op de door het hof aan de deskundige voorgelegde vragen, betreft deze opstelling alle te maken reparatiekosten, dus inclusief reparatie van de keukenvloer. Zonder enige toelichting heeft de deskundige vervolgens, zoals [INFRA] terecht aanvoert, alle door [appellant] gestelde reparatiekosten zonder meer opgenomen in zijn definitieve rapport. Bij zijn definitieve beantwoording van vraag m is de deskundige eveneens zonder meer uitgegaan van de volgens [appellant] noodzakelijk geachte volledige vervanging van de keukenvloer. Dat deze vloer volledig dient te worden vervangen blijkt onvoldoende uit de door [appellant] overgelegde stukken en is evenmin feitelijk onderbouwd door de deskundige. Uit het feit dat deze keukenvloer volgens [appellant] in 2007 is gescheurd, maar kennelijk 8 jaar later nog steeds niet is vervangen, blijkt evenmin een noodzaak tot vervanging. Het hof houdt het er dan ook voor dat de keukenvloer kan worden gerepareerd en dat de kosten daarvoor zijn begrepen in het bedrag voor “Interieur”, zijnde in totaal € 7.500,-.
Hetzelfde geldt voor de andere reparatiekosten: de deskundige heeft niet toegelicht waarom hij niet bij de door hem in het concept genoemde bedragen is gebleven. Hij heeft evenmin vermeld op grond waarvan de door [appellant] genoemde bedragen reële bedragen zijn. Het hof zal dan ook op de voet van art. 6:97 BW de door de deskundige in zijn conceptrapport genoemde bedragen volgen. [INFRA] heeft haar stelling dat in sommige gevallen in verband met de economische levensduur 30% van de bedragen moet worden toegekend, onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Zoals overwogen heeft de deskundige in zijn conceptrapport slechts de directe nog te maken reparatiekosten geschat. Hij heeft daarin niet meegenomen het feit dat reeds enig herstel heeft plaatsgevonden voor een bedrag van € 6.511,68 (exclusief btw). In zijn eindrapport heeft hij dit bedrag wel meegenomen, en het hof heeft geen reden om te veronderstellen dat deze kosten inderdaad niet al werkelijk door [appellant] zijn gemaakt ter reparatie van schade veroorzaakt door werkzaamheden van [INFRA] . Dit betekent dat het bedrag van € 18.500,- moet worden vermeerderd met € 6.511,68.
De deskundige heeft evenmin meegenomen de indirecte kosten veroorzaakt door sluiting van het restaurant en verhuizing van spullen zodat de noodzakelijke werkzaamheden als stuc- en verfwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Volgens [INFRA] hoeft het restaurant niet te worden gesloten. Meer dan dat de werkzaamheden gefaseerd en/of door middel van plaatselijk herstel kunnen worden uitgevoerd en dat kan “worden gewacht op een gunstig moment in de bedrijfsvoering” heeft zij niet aangevoerd. Het ontgaat het hof bij gebrek aan concrete door [INFRA] aan te voeren feiten hoe zij voor ogen heeft dat stuc-, tegelherstel- en verfwerkzaamheden zonder sluiting van een restaurant waar lunches en diners worden geserveerd, op voldoende eenvoudige wijze kunnen worden verricht. Het hof gaat er dus van uit dat het restaurant voor enige tijd moet worden gesloten. De deskundige heeft een periode genoemd van tussen de 8 en 10 weken. Nu de deskundige het mogelijk acht om de werkzaamheden in acht weken te doen, ziet het hof geen reden om van een andere termijn uit te gaan (zeker niet nu niet de hele keukenvloer hoeft te worden vervangen). Dat het hele interieur hierbij moet worden verhuisd en niet inpandig kan worden verplaatst is, gelet op het feit dat behoudens de keukenvloer alleen muren en tegelwanden gerepareerd moeten worden, onvoldoende toegelicht, dus de gevorderde kosten voor verhuizing worden afgewezen. [appellant] heeft evenmin voldoende onderbouwd zijn stelling dat het ten behoeve van het herstel van de keukenvloer noodzakelijk is om de keukenapparatuur te demonteren, op te slaan en weer te monteren, zodat ook die schadepost zal worden afgewezen. Het hof merkt overigens wat de posten verhuizen van inboedel en uitruimen keuken betreft op dat op pag. 12 van het als productie 1 bij inleidende dagvaarding door [appellant] overgelegde rapport van ing. [deskundige] daarvoor (slechts) zijn opgenomen respectievelijk € 504,- en € 672,-.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] onder verwijzing naar een berekening van accountantskantoor [accountantskantoor] (productie 11) gesteld dat hij schade lijdt als gevolg van winstderving gedurende de tijd dat het restaurant in verband met herstelwerkzaamheden (noodzakelijkerwijs) gesloten zal zijn. [INFRA] heeft in haar memorie van antwoord de door het accountantskantoor [accountantskantoor] gemaakte berekening van de bruto winstderving van € 19.852,- per twee weken niet betwist. In haar memorie na deskundigenbericht heeft zij het gelaten bij de opmerking dat het restaurant niet gesloten hoeft te worden en dat omzetderving (nr. 6 bij sub M memorie na deskundigenbericht) naar haar overtuiging sowieso buiten beschouwing moet worden gelaten. Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat het ervoor mag worden gehouden dat het restaurant acht weken dicht moet om de reparaties te verrichten. Dit betekent dat wegens winstderving 4 x € 19.852,- = € 79.408,- zal worden toegewezen.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat [INFRA] bij de door haar verrichte graafwerkzaamheden schade heeft veroorzaakt, heeft [appellant] een deskundige, in dit geval ing. [deskundige] , moeten inschakelen. [INFRA] heeft zich omtrent deze kosten gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof acht het inschakelen van deze deskundige alleszins redelijk evenals de hoogte van de door deze gemaakte kosten ad € 3.250,14. Ook dit bedrag zal worden toegewezen.
[INFRA] heeft de gevorderde kosten voor het opmaken van de berekening van de omzetschade door accountantskantoor [accountantskantoor] , zijnde € 500,-, alleen betwist door aan te voeren dat winstderving niet voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het voorgaande volgt dat dit verweer geen hout snijdt. Nu het hof voorts de inschakeling van accountantskantoor [accountantskantoor] ter vaststelling van de schade alleszins redelijk vindt evenals de hoogte van de door deze gemaakte kosten, zal het hof genoemd bedrag van € 500,- eveneens toewijzen.
Het ontgaat het hof evenals [INFRA] , om welke reden [vertegenwoordiger Palte] van bureau Palte is ingeschakeld en wat hij heeft gedaan. De door [vertegenwoordiger Palte] gemaakte kosten hoeven dan ook niet door [INFRA] te worden vergoed.
[appellant] vordert tenslotte € 4.330,90 voor kosten rechtsbijstand, waarmee hij kennelijk (tevens) doelt op buitengerechtelijke incassokosten (zie ook inleidende dagvaarding onder nr. 25 onder b). [INFRA] heeft niet weersproken dat [appellant] buitengerechtelijke incassopogingen heeft ondernomen. Zij heeft wel de hoogte van het gevorderde bedrag van € 4.330,90 betwist. Volgens haar dient hoogstens een bedrag conform het liquidatietarief te worden toegewezen, en wel € 904,- (zie conclusie van antwoord, nr. 33). Uit de door [appellant] bij dagvaarding overgelegde producties 9 en 10 blijkt onvoldoende dat de in de producties genoemde en gefactureerde werkzaamheden alleen betrekking hebben op buitengerechtelijke kosten en niet op kosten ter voorbereiding op de onderhavige procedure. Het hof zal dan ook voor buitengerechtelijke incassokosten toewijzen € 904,-. Voor het overige worden de gevorderde “kosten rechtsbijstand” afgewezen omdat onvoldoende duidelijk is dat deze kosten niet zien op werkzaamheden waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten.
Het hof acht het, ruim 9 jaar nadat [INFRA] de onderhavige graafwerkzaamheden heeft verricht, niet aannemelijk dat meer of andere schade door [appellant] is geleden of geleden zal worden. Voor zover hij dan ook nog verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft gevorderd, wordt dit afgewezen. In verband daarmee wordt ook het gevorderde voorschot op de nog onbekende schade afgewezen.
Al met al betekent dit dat in totaal € 109.073,82 toewijsbaar is als volgt:
€ 18.500,- conform het conceptrapport van de deskundige;
€ 6.511,68 reeds gemaakte kosten [schilder] schilderwerken;
€ 79.408,- aan winstderving wegens sluiting van het restaurant;
€ 3.250,14 voor de door ing. [deskundige] verrichte werkzaamheden;
€ 500,- kosten accountantskantoor [accountantskantoor] ;
€ 904,- buitengerechtelijke incassokosten.
De gevorderde rente zal als niet weersproken worden toegewezen, met dien verstande dat de te betalen rente dient te worden berekend op de voet van art. 6:119 BW omdat de vordering voor zover toegewezen berust op art. 6:162 BW. [appellant] heeft toewijzing van deze rente gevorderd “vanaf de (nader te bepalen) dag van de onrechtmatige daad”. Het hof gaat aan dit deel van de vordering voorbij omdat van [appellant] thans, ruim 7 jaar na de werkzaamheden, verwacht mag worden dat hij hiervoor een concrete datum noemt, zoals hij subsidiair heeft gedaan. Nu de werkzaamheden door [INFRA] omstreeks april 2006 zijn verricht, acht het hof het voldoende aannemelijk dat de schade in elk geval is geleden vanaf 31 juli 2007, zoals subsidiair is gevorderd, zodat het hof die dag zal nemen al ingangsdatum voor de berekening van de gevorderde rente. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [INFRA] deze subsidiair gevorderde ingangsdatum voor de wettelijke rente niet heeft betwist.