In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1973 en eigenaar van een horecagelegenheid, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak kwam aan het licht na een zware mishandeling in zijn café, waarbij de verdachte camerabeelden had aangeboden aan de politie, maar deze niet waren opgevraagd. In het opsporingsonderzoek werd de verdachte als getuige beschouwd, maar later werd hij verdachte in de zaak. Het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de strafvervolging, omdat er ernstige tekortkomingen waren in de opsporing en de behandeling van de zaak. Het hof concludeerde dat de verdachte niet eerlijk was behandeld en dat zijn recht op een 'fair trial' was geschonden. De doorzoeking van de woning van de verdachte, waarbij het vuurwapen werd aangetroffen, was niet gerechtvaardigd en er was geen transparantie over de redenen voor deze doorzoeking. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging.