3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1961, is op 1 april 1992 in dienst getreden van tanteLouise. De laatste functie van [verzoeker] is die van chef-kok. De werkzaamheden worden verricht in de gemeente [vestigingsplaats] .
In verband met de stelselwijziging in de zorg (hervorming van de AWBZ en overdracht van verantwoordelijkheden van de rijksoverheid naar de gemeenten) heeft tanteLouise een reorganisatie moeten doorvoeren. In overleg met de bonden is daartoe een sociaal plan opgesteld, waar drie van de vier betrokken bonden hun goedkeuring aan hebben gegeven. De ondernemingsraad van tanteLouise heeft vervolgens positief geadviseerd over de voorgenomen maatregelen.
In het kader van de reorganisatie is het aantal arbeidsplaatsen voor chef-koks teruggebracht. Bij de beoordeling van de vraag welke chef-koks boventallig zouden worden heeft tanteLouise het afspiegelingsbeginsel gehanteerd per gemeente waarin zij vestigingen heeft. Peildatum voor de afspiegeling was de personeelssituatie per 1 januari 2015.
In [woonplaats] en in [vestigingsplaats] zijn arbeidsplaatsen voor chef-koks vervallen. Toepassing van het afspiegelingsbeginsel heeft ertoe geleid dat de heer [chef-kok 1] (in [woonplaats] ) en [verzoeker] (in [vestigingsplaats] ) boventallig werden. Op 4 februari 2015 is aan [verzoeker] medegedeeld dat zijn arbeidsplaats kwam te vervallen en dat hij per 1 mei 2015 boventallig zou worden verklaard.
Op een daartoe op 28 juli 2015 door het UWV ontvangen verzoek heeft het UWV, na door [verzoeker] gevoerd verweer, bij beslissing van 20 augustus 2015 aan tanteLouise toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen.
Bij brief van 21 augustus 2015 heeft [verzoeker] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd. De opzegtermijn voor [verzoeker] liep tot en met 30 november 2015. Desondanks heeft tanteLouise de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 november 2015, onder toezegging dat het verschuldigde loon over de periode van 1 november 2015 tot en met 30 november 2015 bij de eindafrekening zou worden uitbetaald.
Op 7 december 2015 heeft tanteLouise aan de collegae van [verzoeker] een bericht gestuurd met de navolgende inhoud:
“(…), [chef-kok 2] heeft mij gevraagd om jullie te informeren dat hij gebruik heeft gemaakt van de plaatsmakersregeling en vanaf 1 januari 2016 vrijgesteld is van werk.
Dit betekent dat er ruimte ontstaat in formatie chefkok; volgens het omgekeerd afspiegelen is [chef-kok 1] de chefkok die mag blijven. (…)
Vanaf 1 januari zal [chef-kok 1] chefkok zijn in [vestigingsplaats] .”
Met “ [chef-kok 2] ” wordt bedoeld de heer [chef-kok 2] , “ [chef-kok 1] ” is de heer [chef-kok 1] .
h) De functies van chef-kok en kok zijn niet uitwisselbaar in de zin van artikel 13 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding, verder te noemen “de Ontslagregeling”.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [verzoeker] de kantonrechter – voor zover in hoger beroep nog relevant – onder meer verzocht om op straffe van verbeurte van een dwangsom de arbeidsovereenkomst met tanteLouise te herstellen met ingang van 1 november 2015, met doorbetaling van het loon vanaf 1 november 2015, vermeerderd met wettelijke rente en de wettelijke verhoging, dan wel tanteLouise te veroordelen tot betaling van € 50.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid, alles met veroordeling van tanteLouise in de kosten van het geding.
3.2.2.Aan dit verzoek heeft [verzoeker] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat een redelijke grond voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontbreekt. [verzoeker] berust in de beslissing van de kantonrechter op het in eerste aanleg ook aangevoerde argument dat tanteLouise zou hebben gehandeld in strijd met een wederindiensttredings-voorwaarde, zodat dat geschilpunt in hoger beroep niet langer aan de orde is.
3.2.3.TanteLouise heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.