ECLI:NL:GHSHE:2016:4040

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
200.187.379_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van verknochte zaken in hoger beroep inzake dressuurpaard

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak is ingeleid door [de vennootschap 1], die in hoger beroep ging tegen [partij 1], die als eiser in het incident optrad. De rechtbank had eerder op 30 december 2015 een vonnis gewezen in een geschil over een gekocht dressuurpaard dat niet voldeed aan de verwachtingen van de koper. De appellante, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P.M. Wawrzyniak, hebben hun standpunten in de procedure naar voren gebracht.

Het hof heeft in het incident tot voeging geoordeeld dat de vordering tot voeging van de onderhavige zaak met een andere aanhangige zaak tijdig is ingesteld. De zaken zijn verknocht, omdat ze beide betrekking hebben op het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hof heeft de voeging van de zaken bevolen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad partijen op 20 september 2016, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Dit arrest is gewezen door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en A.J. Henzen en is op 6 september 2016 in het openbaar uitgesproken. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen met betrekking tot de voeging van verknochte zaken en de proceskosten in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.187.379/01
arrest van 6 september 2016
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv in de zaak van
[de vennootschap 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen
[partij 1] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. P.M. Wawrzyniak te Oisterwijk,
op het bij exploot van dagvaarding van 24 februari 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 30 december 2015, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg gewezen tussen appellante – [appellante] – als één van de gedaagden en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/297997 / HA ZA 15-254)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidentele memorie tot voeging;
  • de antwoordmemorie in het incident.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[geïntimeerde] heeft voeging gevorderd van de onderhavige zaak met de eveneens bij het hof (onder zaaknummer 200.188.249/01) aanhangige zaak tussen [geïntimeerde] als appellant en [partij 2] en [de vennootschap 2] als geïntimeerden.
3.2.
[appellante] refereert zich met betrekking tot de incidentele vordering van [geïntimeerde] aan het oordeel van het hof. Zij voert alleen verweer ter zake de proceskosten van het incident.
3.3.
Het hof stelt voorop dat de vordering tot voeging, gelet op het bepaalde in artikel 222 lid 3 jo. 220 lid 2 jo. 353 lid 1 Rv. tijdig is ingesteld.
3.4.
Ingevolge artikel 353 lid 1 jo. 222 lid 1 Rv kan in het geval dat voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn de voeging daarvan worden gevorderd. Het hof is van oordeel dat de zaken waarvan voeging wordt gevorderd verknocht zijn. Beide zaken hebben betrekking op het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant gewezen vonnis van 30 december 2015 in de procedure met zaak-/rolnummer C/02/297997 / HA ZA 15-254 tussen [geïntimeerde] als eiser en [partij 2] , [appellante] en [de vennootschap 2] als gedaagden.
3.5.
Gelet op het voorgaande zal het hof de door [geïntimeerde] gevorderde voeging bevelen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad partijen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de bij dit hof aanhangige zaken met nummer 200.187.379/01 en 200.188.249/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 20 september 2016 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2016.
griffier rolraadsheer