In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak is ingeleid door [de vennootschap 1], die in hoger beroep ging tegen [partij 1], die als eiser in het incident optrad. De rechtbank had eerder op 30 december 2015 een vonnis gewezen in een geschil over een gekocht dressuurpaard dat niet voldeed aan de verwachtingen van de koper. De appellante, vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P.M. Wawrzyniak, hebben hun standpunten in de procedure naar voren gebracht.
Het hof heeft in het incident tot voeging geoordeeld dat de vordering tot voeging van de onderhavige zaak met een andere aanhangige zaak tijdig is ingesteld. De zaken zijn verknocht, omdat ze beide betrekking hebben op het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hof heeft de voeging van de zaken bevolen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad partijen op 20 september 2016, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.
Dit arrest is gewezen door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en A.J. Henzen en is op 6 september 2016 in het openbaar uitgesproken. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen met betrekking tot de voeging van verknochte zaken en de proceskosten in civiele procedures.