3.8.In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter als volgt beslist:
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [geïntimeerde] tot heden begroot
op € 600,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij
voorraad;
veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag
van € 662,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november
2014 tot de dag der voldoening en de wettelijke verhoging over voornoemd bedrag ad 10%;
veroordeelt [appellante] tot overlegging van een correcte bruto/netto specificatie, betrekking
hebbende op het gevorderde loon en vakantiegeld;
veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [geïntimeerde] tot heden begroot
op € 300,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt [appellante] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 75,- als bijdrage in het
salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde
dat [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er
vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de
betekening van het vonnis;
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.”