3.3.[appellant] heeft in hoger beroep zes grieven tegen dit vonnis aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en vordert na wijziging van eis in hoger beroep dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat partijen bij aanvang van de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat EIPA gedurende de duur van het dienstverband het schoolgeld voor de beide kinderen van [appellant] , [dochter] en [zoon] , zal betalen zolang deze basisonderwijs en voortgezet onderwijs volgen;
en voorts, dat het hof EIPA zal veroordelen:
2. om met ingang van het schooljaar 2015/2016 het schoolgeld voor de beide kinderen van [appellant] , [dochter] en [zoon] , te betalen zolang deze voortgezet onderwijs volgen;
3. om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 20.570,= (€ 15.370,= + € 4.700,= + € 500,=) terzake de door [appellant] ten behoeve van [dochter] en [zoon] betaalde schoolgelden en inschrijfgeld;
4. om aan [appellant] te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 15.370,= vanaf 4 maart 2015, over € 4.700,= vanaf 18 september 2014 en over € 500,= vanaf 27 juni 2014 tot de dag der algehele voldoening;
5. om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan EIPA heeft betaald aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
6. tot betaling van de kosten van beide instanties, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit arrest, en voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.