De heer [getuige 2] heeft als getuige gehoord verklaard, voor zover van belang:
“(…) Het was een vrij aparte zaak. Mevrouw [Partij 3] zou de winkel doen, terwijl [Partij 1] daarvoor de financiële middelen moest aandragen. Ook omdat [echtgenoot partij 2] ziek was en de zaak daarom moest verkopen, was het geen standaardtraject.
Ik werkte destijds bij Biretco en deed daar in 2005 ook de acquisitie en bedrijfsoverdracht bemiddeling. (…) Ik ben op een gegeven moment gebeld door [Partij 2] met de mededeling dat hij zijn winkel wilde verkopen. Ik ben daar geloof ik een keer op een avond naar toe gegaan om dat te bespreken en ben daarna op zoek gegaan naar kopers. Ik ben als het ware bemiddelaar tussen verkoper en koper. Ik weet niet meer precies hoe ik in contact ben gekomen met [Partij 1] en [Partij 3] maar zij waren bereid de winkel over te nemen. Ik ben een paar keer bij [Partij 1] en [Partij 3] thuis geweest en zij zijn ook een paar keer bij mij op kantoor geweest. Bij deze gesprekken was [getuige 1] meestal ook aanwezig, hij zorgde namelijk voor de financieringsaanvraag.
De overnamecondities van [Partij 2] besprak ik alleen met [Partij 1] en [Partij 3] ; (…)De eerste opzet die is gemaakt hield in dat [Partij 1] een achtergestelde geldlening zou verstrekken aan [Partij 3] , maar daar ging de bank niet mee akkoord. Een tweede voorstel hield in dat familie [Partij 2] een achtergestelde geldlening aan [Partij 3] zou verstrekken, maar omdat [Partij 3] te weinig financiële middelen had moest [Partij 1] daarvoor zekerheid verstrekken. Bij mijn weten is er zekerheid verstrekt door middel van een hypotheek. Dit heeft [getuige 1] bedacht.
Ik moet daarbij wel opmerken dat [Partij 2] zekerheid wilde dat de lening werd afgelost. Daarom is er een akte van schuldoverneming getekend, als het goed is zit die bij de stukken. Ook is er nog een schuldbekentenis getekend van [Partij 3] aan [Partij 1] , want anders zou het een schenking zijn en dat was niet de bedoeling. [Partij 3] kreeg namelijk een winkel op haar naam terwijl zij daarvoor maar €20.000,-- had ingebracht en [Partij 1] de financiële risico’s liep. Hij wilde voor de lening van €130.000,-- wel de zekerheid dat zij die hem terug ging betalen. Het was namelijk in alle gevallen de bedoeling dat [Partij 3] de schuld zou aflossen.
(…)
De jurist van Biretco, [jurist Biretco] , heeft alle stukken opgemaakt. [getuige 1] , ik en [jurist Biretco] zaten samen in het managementteam van Biretco. Wij waren verantwoordelijk voor alle bedrijfsoverdrachten. (...)
De akte van schuldoverneming is opgesteld voor het geval [Partij 3] niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Dit was ter meerdere zekerheid voor familie [Partij 2] . Een gevolg van deze akte was dat er ook een schuldbekentenis van [Partij 3] aan [Partij 1] moest worden opgemaakt. Alle stukken zijn in drievoud opgemaakt, alleen de schuldbekentenis is in tweevoud opgemaakt. Dat was iets tussen [Partij 3] en [Partij 1] en daar had de familie [Partij 2] niets mee van doen.
(…)
U vraagt mij wie de schuld aan [Partij 2] moest aflossen: [Partij 1] of [Partij 3] . Dat was [Partij 3] .
U houdt mij voor dat mevrouw [Partij 3] verwijst naar de akte van schuldoverneming waarin staat dat [Partij 1] de schuld van haar aan [Partij 2] heeft overgenomen. Ik wijs u er op dat er ook een schuldbekentenis is. Waar die is gebleven weet ik niet. Wij hebben toen gezegd dat ze die in hun kluis moesten opbergen. (…)
U vraagt mij waarom er naast de hypotheekstelling door [Partij 1] er nog een akte van schuldoverneming nodig was. Ik heb van [jurist Biretco] begrepen dat dat moest omdat als [Partij 3] [Partij 2] niet zou betalen zij toch betalingen zouden ontvangen. In het slechtste geval, namelijk als [Partij 3] niet zou kunnen betalen, dan had [Partij 2] , zoals ik het begrijp, dan nog geen zekerheid. Dan zou de bank nog altijd voor gaan. Daarom is in mijn beleving die akte van schuldoverneming opgemaakt.
(…)Mij wordt gevraagd wat het aparte van deze zaak was. Het aparte van deze zaak was dat familie [Partij 2] een jaar daarvoor de winkel ingrijpend had verbouwd met de bedoeling dat daardoor de omzet zou stijgen. Maar omdat de heer [Partij 2] ernstig ziek werd moest hij de winkel verkopen. Dit was mijn eerste traject waarbij iemand om deze redenen zijn winkel moest verkopen. Dat zijn geen leuke gesprekken. Het tweede bijzondere aan deze zaak was dat [Partij 3] de winkel operationeel zou gaan doen, en niet [Partij 1] . Die had zijn groothandel in fietsen en stond op de markt. Dat was voor mij nieuw. Ik had nog niet eerder een winkel aan een vrouw verkocht.
(…)
Mij wordt gevraagd waarom ik zo zeker weet dat het de bedoeling was dat [Partij 3] de schuld van €130.000,-- zou aflossen. Ik weet dat omdat dat ook in de eerste aflossingsplannen stond. Ik weet dat zo zeker omdat de gedachte was dat [Partij 3] zelf uit de winkel een opbrengst moest kunnen genereren. Alle betalingen moeten kunnen worden gedaan uit de opbrengst van de winkel en er moet dan ook nog een ondernemersloon overblijven. Biretco stond destijds als inkooporganisatie garant voor de betalingen van haar ondernemers aan haar contractleveranciers (Gazelle enz.). De winkel van [Partij 3] moest dus theoretisch haalbaar zijn anders zou de holdingdirectie van Biretco [Partij 3] niet als lid van de inkooporganisatie accepteren.
Van het begin af aan was het de bedoeling dat [Partij 3] de schuld van €130.000,-- zou aflossen. Of ze dat zou doen aan [Partij 1] of [Partij 2] maakt niet uit.
(…)”