De schuldsaneringsregeling van [appellante] is geëindigd, nu haar door de bewindvoerder en de rechtbank is verweten dat zij de bewindvoerder niet voldoende heeft geïnformeerd.
Ook is de bewindvoerder gebleken dat [appellante] een auto op haar naam had staan, terwijl haar dit uitdrukkelijk door de beschermingsbewindvoerder was afgeraden.
Thans is gebleken dat de betreffende auto inmiddels niet meer op naam van [appellante] staat.
Ondanks de eerdere verwijten en ondanks de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling heeft [appellante] wederom nagelaten om de bewindvoerder te informeren. Op het moment dat zij hiermee bekend raakte heeft zij immers nagelaten om de bewindvoerder te informeren dat de auto niet meer op haar naam staat, hetgeen ter zitting in hoger beroep door zowel [appellante] als door de bewindvoerder is bevestigd. De bewindvoerder heeft deze informatie zelf uit de door [appellante] overgelegde stukken (productie 7 bij beroepschrift) moeten herleiden. Afgezien hiervan, is het hof met de bewindvoerder van oordeel dat er formeel sprake is van een onttrekking aan de boedel.
Daar komt nog bij dat [appellante] weliswaar stelt dat haar zoon de boete in verband met de snelheidsovertreding op 13 maart 2016 met betrekking tot de auto heeft betaald, maar dit niet met onderliggende stukken heeft aangetoond. Zo heeft zij evenmin met betalingsbewijzen of andere stukken aangetoond dat haar familie het vliegticket naar Curaçao voor haar heeft betaald.
Kortom, [appellante] voldoet ook nu nog steeds niet of onvoldoende aan haar algemene en spontane informatieplicht en het hof heeft er - net als de bewindvoerder - dan ook geen vertrouwen meer in dat [appellante] , die bovendien de adviezen van de beschermingsbewindvoerder niet opvolgt, de schuldsaneringsregeling tot een goed einde zal brengen. Daarbij komt dan nog dat [appellante] niet of onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet (hoofdelijk althans formeel) aansprakelijk is voor de met de auto gemaakte schade en dat haar zoon de schade zal afhandelen. Dit betekent tevens dat er sprake is van een latente bovenmatige nieuwe schuld.
[appellante] kan hiervan een verwijt worden gemaakt en de door haar overlegde medische gegevens (behandelplan Met GGZ) maken dit niet anders. Uit deze stukken, alsmede uit de overige door [appellante] overgelegde stukken en uit de indruk ter zitting in hoger beroep blijkt dat [appellante] voldoende in staat is gebleken om aan haar informatieplicht te voldoen, althans is het tegendeel niet komen vast te staan. Dit blijkt bovendien uit het gegeven, dat [appellante] eerder de wettelijke schuldsaneringsregeling succesvol heeft weten te doorlopen.