Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in hoger beroep
- [verzoeker] ,
- de griffier, in de persoon van de heer [griffier] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft [verzoeker] verzet aangetekend tegen een dwangbevel van de griffier van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij hem werd bevolen te betalen een griffierecht van € 1.222,--. Het verzet is ingediend op 7 januari 2016, naar aanleiding van een dwangbevel dat op 10 december 2015 was uitgevaardigd. [verzoeker] stelt dat het griffierecht onterecht is geheven, omdat dit pas na de uitspraak van het eindarrest op 5 maart 2013 is vastgesteld, terwijl de procedure al was beëindigd. De griffier heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de heffing van het griffierecht correct was, omdat de definitieve toevoeging van [verzoeker] niet was overgelegd bij het eindarrest. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 augustus 2016 is [verzoeker] gehoord, evenals de griffier. Het hof heeft geoordeeld dat de bijheffing van het griffierecht op 6 maart 2013 terecht heeft plaatsgevonden, omdat de griffier de berekening had gebaseerd op de mededeling van [verzoeker] dat er een toevoeging was aangevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen misbruik van recht is gepleegd en dat [verzoeker] tijdig op de hoogte was gesteld van de bijheffing. Het verzet is ongegrond verklaard.