3.6.Het hof zal de grieven hieronder verder gezamenlijk behandelen, waarbij eerst zal worden beoordeeld welke posten al dan niet behoren tot de servicekosten als bedoeld in artikel 7:237, lid 3 BW en welke niet (3.6.1.). Voor zover posten niet behoren tot de servicekosten als bedoeld in artikel 7:237, lid 3 BW zal het hof vervolgens vaststellen welke kosten daar voor Wooninc. mee gemoeid zijn (3.6.2.). Ten slotte zal dan een oordeel gevormd kunnen worden omtrent de vraag of het berekenen van een bedrag van € 12,50 per maand per huurder geheel of ten dele een onredelijk voordeel oplevert voor Wooninc. (3.6.3), waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat in beginsel een vergoeding op basis van kostprijs is overeengekomen.
3.6.1.1. Tussen partijen staat vast dat Wooninc. de voorzieningen en diensten waarvoor zij de in 3.1.2. genoemde kosten in rekening brengt ook daadwerkelijk aan alle bewoners van het appartementencomplex aanbiedt. Desgevraagd is dit namens Wooninc. bij gelegenheid van het gehouden pleidooi nog eens bevestigd en door of namens [geïntimeerde] niet weersproken.
De onder a., b. en f. opgenomen posten, samenhangend met de aangeboden maaltijdservice, kunnen in elk geval niet worden beschouwd als servicekosten in de zin van het Besluit Servicekosten. Bij gelegenheid van het gehouden pleidooi is desgevraagd bevestigd dat elke huurder in zijn eigen appartement een keuken ter beschikking heeft. Een keukenvoorziening in de recreatieruimte is dus niet noodzakelijk voor de bewoning van het gehuurde en evenmin voor het uitoefenen van het gebruiksrecht van de recreatieruimte. Tot slot merkt het hof op dat namens Wooninc. bij gelegenheid van het gehouden pleidooi is opgemerkt dat geen van de in de posten a., b. en f. begrepen kosten worden doorberekend in de prijs die Wooninc. voor een maaltijd vraagt. Dit is bij die gelegenheid door of namens [geïntimeerde] niet weersproken.
3.6.1.2. Post c. (inventaris) is naar het oordeel van het hof door de Huurcommissie betrokken bij de vaststelling van de servicekosten. Dat is terecht, omdat de meubilering en stoffering wel kunnen worden beschouwd als noodzakelijke voorzieningen voor het gebruik van de recreatieruimte. Het hof merkt op dat deze voorziening ook is opgenomen in het Besluit Servicekosten, in de bijlage bij artikel 1 onder de punten 10 juncto 3.d.
Ook post g. (kosten voor het kabelsignaal naar de televisie in de recreatieruimte) valt naar het oordeel van het hof onder de servicekosten als bedoeld in het Besluit Servicekosten. Het hof verwijst naar de punten 10 juncto 7.c. van de bijlage bij dit besluit.
3.6.1.3. De posten d. en e. betreffen naar het oordeel van het hof diensten waarvan de daarmee gemoeide kosten niet vallen onder het begrip servicekosten in de zin van artikel 7:237, lid 3 BW. Dat geldt naar het oordeel van het hof ook voor de posten h. en i., die ook niet zijn genoemd in het Besluit Servicekosten.
3.6.1.4. Ten opzichte van de onder 3.1.2 genoemde posten heeft Wooninc. in de door haar bij akte van 6 maart 2014 geproduceerde kostenspecificatie nog posten opgenomen voor onderhoud aan planten en het reinigen van de raambekleding. Naar het oordeel van het hof zijn dit echter kostenposten waarvoor een vergoeding is inbegrepen in de servicekosten, omdat mag worden aangenomen dat zij tot de huismeesterstaken behoren (bijlage bij artikel 1 Besluit Servicekosten, punt 10 juncto punt 6).
3.6.1.5. Resumerend stelt het hof vast dat de posten a., b., d., e., f., h. en i. voorzieningen betreffen waarvoor een kostendekking niet is inbegrepen in de servicekosten. De door Wooninc. primair gevorderde verklaring voor recht kan ten aanzien van deze posten worden toegewezen. Dat betekent dat de grieven, voor zover zij betrekking hebben op deze posten, slagen en het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven.
3.6.2.1. De kosten die gemoeid zijn met deze posten, die direct of indirect met het gebruik van de keuken te maken hebben, zijn door Wooninc. gespecificeerd in productie 7 bij akte d.d. 6 maart 2014, opnieuw overgelegd als productie 4 bij memorie van grieven. Als productie 2 bij memorie van grieven is een specificatie in het geding gebracht van gedane uitgaven. Voorts heeft Wooninc. als respectievelijk productie 6 bij akte van 6 maart 2014 en productie 3 bij memorie van grieven een factuur in het geding gebracht van de firma “de koksmaat” betreffende de levering van keukenapparatuur. De juistheid van de inhoud van deze producties is verder niet betwist, zodat het hof deze als uitgangspunt zal nemen voor de beoordeling van de omvang van de kostenposten.
3.6.2.2. Uit de factuur van de firma “de koksmaat” blijkt dat Wooninc. in 2006 keukenapparatuur heeft aangeschaft voor een bedrag van € 27.345,= exclusief btw. Uit de dagvaarding in eerste aanleg blijkt dat Wooninc. niet btw-plichtig is, zodat zij de hierover verschuldigde btw niet heeft kunnen verrekenen. Voor de vaststelling van de aanschafkosten voor de keukenapparatuur moet dit bedrag dan ook vermeerderd worden met het ten tijde van de aanschaf (2006) geldende btw-percentage (19), zodat deze kosten zich laten berekenen op € 32.540,55. Dat die btw moet worden berekend correspondeert ook met de desbetreffende post (een termijnnota voor 60%) in het overzicht dat als productie 2 bij memorie van grieven is overgelegd. Met betrekking tot de keuken bevat dat overzicht ook nog een post “koelbuffet” ad € 3.578,93, “sloten koelbuffet” ad € 190,70, “serveerwagen en afdekplaat” ad € 731,85 en “plaatsen stoomafvoer keuken” ad € 301,07. In totaal is derhalve qua direct aan de keuken en maaltijdvoorziening te relateren kosten een bedrag besteed van € 37.253,10.
Voorts bevat de specificatie van productie 2 bij memorie van grieven nog tweemaal de post “verb. ontmoetingsruimte en keuken” (resp. € 7.447,02 en € 67.331,39) en een post “aanp. verlichting/elektr. install.” (€ 47.549,70). Wanneer het hof, voorzichtig schattend, 15% van het totaal van deze kosten meeneemt als zijnde specifiek gemaakt ten dienste van de keuken, levert dat nog een post op van € 18.352,23 die bij de berekening van de kosten in aanmerking zou moeten worden genomen. Het totaal aan investeringen voor de keuken zou daarmee schattenderwijs uitkomen op € 55.602,33. Bij een redelijke afschrijvingstermijn van 15 jaar betekent dit een jaarlijkse kostenpost van (afgerond) € 3.700,=. Omgeslagen over 125 appartementen levert dat een kostenpost op van € 29,60 per huurder per jaar.
3.6.2.3. Van de opgevoerde post “gaskosten recreatieruimte” is bij gelegenheid van het gehouden pleidooi door Wooninc. opgemerkt dat dit niet de verwarmingskosten voor de recreatieruimte betreft, maar de gaskosten ten bate van het gebruik van de keuken. Dit is door of namens [geïntimeerde] niet weersproken. Het hof neemt dan ook voor post b. een bedrag van (afgerond) € 4.800,= mee. Omgeslagen over 125 appartementen levert dat een kostenpost op van € 38,40 per huurder per jaar.
3.6.2.4. Voor post f., de onderhoudskosten ten bate van de keuken, heeft Wooninc. in het overzicht dat als productie 4 bij memorie van grieven is overgelegd een bedrag in aanmerking genomen van € 3.523,55 per jaar. Uitgaande van (afgerond) € 3.500,= aan kosten per jaar levert dat, omgeslagen over 125 appartementen, een kostenpost op van € 28,= per huurder per jaar.
3.6.2.5. De posten d. en e. heeft Wooninc. tezamen genomen in haar kostenoverzicht. Voor deze posten voert zij en bedrag op van € 4.917,23. Uitgaande van (afgerond) een kostenpost van om en nabij € 5.000,= per jaar, om te slaan over 125 appartementen, komt het hof op een kostenpost van € 40,= per huurder per jaar.
3.6.2.6. Voor de posten h. en i. (abonnementen) heeft Wooninc. een kostenpost opgevoerd van in totaal € 911,02. Uitgaande van een bedrag van (afgerond) € 1.000,= per jaar voor 125 appartementen berekent het hof een redelijke vergoeding voor deze voorzieningen op € 8,= per huurder per jaar.
3.6.3.Bij elkaar geteld stelt het hof vast dat Wooninc. voor de daarvoor in aanmerking komende zaken en diensten kostenposten heeft aangetoond tot een bedrag van in totaal € 144,= per huurder per jaar. Per maand komt dat uit op een bedrag van € 12,=. Redelijk en niet ongebruikelijk is de toepassing van een opslag van 5% wegens administratiekosten (€ 0,60 per maand). De kostprijs voor de genoemde voorzieningen kan dan worden vastgesteld op een bedrag van € 12,60. Het door Wooninc. in rekening gebrachte bedrag van € 12,50 bedraagt dus (marginaal) minder dan de kostprijs voor de daarvoor geleverde voorzieningen en komt dus niet in strijd met hetgeen de huurovereenkomst dienaangaande bepaalt.
3.7.1.Het voorgaande voert, zoals al eerder opgemerkt, tot het oordeel dat de grieven slagen. Het vonnis van 15 mei 2014 kan niet in stand blijven. De devolutieve werking van het hoger beroep brengt in dat geval met zich mee dat nader moet worden gekeken naar de door [geïntimeerde] in eerste aanleg gevoerde verweren, voor zover daarvan geen afstand is gedaan en voor zover een beslissing daarop al niet is inbegrepen in hetgeen hiervoor is overwogen.
3.7.2.Tot die verweren behoort het verweer dat een vergoeding voor de door Wooninc. genoemde zaken en diensten die niet onder de servicekosten vallen niet zou zijn overeengekomen. In het geval van [geïntimeerde] faalt dat verweer, omdat de post in kwestie specifiek staat genoemd in het overzicht van verschuldigde vergoedingen in de door hem ondertekende huurovereenkomst (zie r.o. 3.1.1).
3.7.3.[geïntimeerde] heeft bij conclusie van antwoord voorts nog aangevoerd dat Wooninc. nalaat om op de gemaakte kosten de opbrengsten in mindering te brengen van de baromzet. Bij repliek heeft Wooninc. weersproken dat en waarom zij tot verrekening van de kosten met de opbrengsten uit de bar zou moeten overgaan. [geïntimeerde] is bij dupliek vervolgens niet meer op dit punt teruggekomen, zodat het verweer van Wooninc. op dit punt niet is weersproken. Dat verweer komt erop neer dat bij het volgen van het standpunt van [geïntimeerde] de huurders aansprakelijk zouden worden voor de exploitatiekosten van de horecavoorziening in het gehuurde, wat partijen niet zijn overeengekomen. Nu dit laatste niet is weersproken, acht het hof geen termen aanwezig om te oordelen dat opbrengsten uit de horecavoorziening met de kosten verrekend zouden moeten worden. Een nadere specificatie van die opbrengsten door Wooninc. is dan ook niet nodig.