4.1Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. In 2007 heeft [appellante] bij RVS, de rechtsvoorganger van NN, een “paraplupakketpolis” afgesloten. De polis omvat onder meer een woonhuisverzekering, een inboedelverzekering en een glasverzekering.
b. Op de verzekeringsovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Polisvoorwaarden (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg). In art. 1 van die voorwaarden luidt de begripsomschrijving voor “fraude” als volgt:
“fraude
Het op oneigenlijke gronden en/of wijze (trachten te) verkrijgen van een verzekeringsuitkering waarop geen recht bestaat of het (trachten te) verkrijgen van een verzekeringsdekking onder valse voorwendselen”
Art. 9 aanhef en sub c van de Algemene Polisvoorwaarden luidt als volgt:
“Alle vorderingen die een verzekeringnemer/verzekerde geldend wenst te maken vervallen
(…) in geval van fraude bij of na de verwezenlijking van het risico, behoudens voor zover de fraude het verval van recht op uitkering niet rechtvaardigt.”
c. [appellante] heeft als eigenaresse bewoond de woning te [plaats] , [het adres 1] (hierna de woning).
d. Op enig moment vóór maart 2011 heeft [appellante] de woning verlaten en is ergens anders gaan wonen.
e. Op 21 december 2009 heeft [appellante] melding gemaakt van schade in de woning als gevolg van bevroren waterleidingen en kranen. De schade is vastgesteld op € 11.053,81 waarin begrepen € 5.000,- voor het totaalverlies van een door water beschadigde keuken in het souterrain.
f. Op 27 maart 2011 ontdekte [appellante] dat in de woning was ingebroken en dat diverse leidingen en kranen waren (af)gebroken en weggenomen, als gevolg waarvan waterschade is ontstaan aan vloeren, plafonds en aan de keuken in het souterrain. [appellante] heeft de inbraak en de daarmee verband houdende schade op 28 maart 2011 bij NN gemeld.
g. NN heeft op 11 april 2011 CED Brandvaria B.V. ingeschakeld om de door [appellante] gemelde schade vast te stellen. De schade expert heeft de woning op 14 april 2011 en op 24 mei 2011 bezocht om de schade op te nemen. In het rapport van expertise (productie 3 conclusie van antwoord) van 30 mei 2011 is vermeld:
“(…)
Als gevolg van uitstromend water is forse schade aan diverse opsteldelen ontstaan, zijnde diverse wanden, plafonds, vloeren, deuren, kozijnen, plinten, badmeubel en keuken. (…)
Vooralsnog adviseren wij (…) de reservering aan te passen naar € 40.000,00 (…)”.
h. Op verzoek van NN heeft CED Forensic B.V. een toedrachtonderzoek ingesteld. In het kader van dit onderzoek hebben de heren [vertegenwoordiger CED] en [vertegenwoordiger CED] op 12 juli 2011 gesproken met [appellante] in de woning die zij toen bewoonde aan [het adres 2] te [plaats] . Van dit gesprek is ter plekke een verslag opgemaakt dat door [appellante] is ondertekend. Het verslag (zie de bijlagen 1 en 2 bij de door NN ten behoeve van de comparitie na antwoord naar de rechtbank gestuurde brief van 6 september 2013, en productie 5 inleidende dagvaarding) houdt onder meer in:
“(…)
In het jaar 2009 heb ik (…) ook een schade (…) geclaimd. Toentertijd (…) door bevriezing (…)
Er was toen schade aan een plafond en aan de keuken. Het is dezelfde keuken als die nu bij de tweede schade ook schade heeft opgelopen. Ik heb u tijdens het gesprek een rekening laten zien die gedateerd is op 24 juli 2007. Ik heb u doen geloven dat die rekening van toepassing was op de keuken in de woning aan [het adres 1] . Ik heb u onjuiste informatie over de keuken verschaft. De keuken was veel ouder, precies weet ik het niet. De rekening die ik u heb laten zien was van een andere keuken. Nu later tijdens ons gesprek besef ik dat dit niet juist is geweest. Ik heb daar spijt van.
U vertelt mij dat de schade aan de keuken bij de eerste schade door de schade-expert (…) is vastgesteld op € 5000 op basis van total loss. (…) Het bedrag is mij bekend, ik kon daar geen nieuwe voor kopen.
U houdt mij voor dat ik dezelfde keuken met dezelfde schade nu – bij de tweede schade als gevolg van de inbraak – weer heb geclaimd. (…) Verder heb ik bij de schade-expert een verklaring ondertekend waarin ik aangaf dat de keuken schade had opgelopen. (toevoeging hof: genoemde verklaring bevindt zich niet bij de aan het hof overgelegde stukken
) U heeft mij die verklaring laten zien. Volgens u heb ik getracht de schade aan de keuken dubbel te claimen, een keer bij de eerste schade en een tweede keer bij de onderhavige schade. U vraagt mij om een reactie? Ik vertel u hierop dat ik het daar niet mee eens ben.
De keuken heeft de tweede keer meer-schade opgelopen. Na de eerste schade heb ik de keuken laten herstellen. (…) De [klusjesman] heeft de eerste schade (vorst) hersteld. Hij heeft deurtjes en plinten vervangen. Met andere woorden de schade opgenomen door de eerste schade-expert heb ik laten herstellen. De tweede keer is er weer schade ontstaan. Deze laatste schade is de schade die de tweede schade-expert heeft gezien.
Ik verneem van u dat schade-expert van de onderhavige schade foto’s van de beschadigde keuken aan de schade-expert van de eerste schade heeft laten zien. Volgens de eerste schade-expert (schade 2009) komt de toentertijd geclaimde schade en beschadigingen overeen met de nu geclaimde schade.
(…)
De sfeer van ons gesprek vond ik prima, u heeft de tijd voor mij genomen. (…)”.
Het verslag is opgenomen in het door CED Forensic B.V. opgemaakte rapport van 2 augustus 2011 (productie 5 conclusie van antwoord). Dit rapport vermeldt verder:
“(…)
Uw verzekerde (noot hof: [appellante] ) presenteerde de nota met een stelligheid waarmee zij ons wilde doen geloven dat de keuken nieuwer en waardevoller was dan in werkelijkheid. Zij presenteerde ons de nota kennelijk met de bedoeling om haar verhaal geloofwaardiger te maken en daardoor een (hogere) uitkering te genereren. (…)
Uw verzekerde wilde niet hebben dat wij een kopie van de door haar tijdens ons gesprek gepresenteerde nota maakten. De nota was op 24 juli 2007 uitgeschreven (…). Het notabedrag lag tussen de € 18.000,- en € 19.000,-. Op de nota stonden de adressen [het adres 1] en [het adres 2] beiden te [plaats] .(…)
In het rapport van 2 augustus 2011 is verder vermeld dat met de klusjesman, de [klusjesman] , is gesproken. De [klusjesman] heeft meegedeeld dat het allemaal lang geleden was en hij niets meer wist, behalve dat hij iets met keukendeurtjes had gedaan en verder niets.
i. Bij brief van 29 augustus 2011 (productie 8 dagvaarding in eerste aanleg) laat NN [appellante] weten:
“(…)
U meldde ons een inbraak op he risicoadres [het adres 1] te [plaats] . (…) Ten tijde van het bezoek van de schade-expert op 14 april 2011 toonde u onze deskundige de schade aan (…) evenals de gevolgschade door uitstromend water aan onder meer de keuken. (…)
U werd op 12 juli 2011 bezocht op uw huidige woonadres.
(…)
Nadien werd het schadeadres bezocht.
Er werd uitgebreid met u gesproken. U legde een verklaring af met betrekking tot de door u geclaimde schade.
U bevestigde dat de keuken die deel uitmaakte van de onderhavige claim, dezelfde is dan de keuken die tijdens de winter van 2008-2009 werd beschadigd en door u geclaimd. In februari 2009 werd deze keuken op basis van totaal verlies in de schadevaststelling opgenomen. U bleek toen desgevraagd niet over de aankoopnota te beschikken. In overeenstemming met u werd de schade aan de keuken in 2009 vastgesteld op (…) € 5.000,000.
De schadeonderzoeker verzocht u tijdens zijn bezoek om inzage in de aankoopfactuur van de beschadigde keuken. U toonde een nota van de datum 24 juli 2007. Er was reden tot twijfel. De schade-experts hadden tijdens hun bezoeken een beduidend oudere keuken gezien.
U volhardde, bij herhaling in uw stelling dat de aan de schadeonderzoeker getoonde nota zag op de aankoop van de beschadigde keuken. Onze deskundige vroeg zich af of u zich mogelijk vergiste. U hield resoluut vast aan uw bewering, dat de getoonde factuur de enige en originele aankoopnota betrof van de beschadigde keuken.
De schadeonderzoeker hield u voor, dat sprake is van een dubbel geclaimde schade. Onze deskundige baseert zich hierbij op de bevindingen van de twee schade-experts die de keuken na de twee aan ons gemelde gebeurtenissen hebben gezien. U stelde in uw reactie, dat er sprake zou zijn van “meerschade”. (…)
Op enig moment kwam u terug op de door u getoonde aankoopnota met betrekking tot de geclaimde keuken. U verklaarde, dat u de schadeonderzoeker had doen willen geloven, dat dit de nota was van de aanschaf van de keuken. U verklaarde, dat u onjuiste informatie had verschaft. De keuken in kwestie is veel ouder. U wist niet precies hoe oud. De door u getoonde rekening had betrekking op een andere keuken.
Onze deskundige verzocht u een fotokopie te mogen maken van de door u tijdens zijn bezoek overgelegde nota. Om u moverende redenen stond u niet toe, dat een kopie werd gemaakt.
(…)
Wij maken de balans op. In dit geval is sprake van fraude. (…)
Vanwege uw volharding in de bewering, dat de door u getoonde aankoopnota betrekking had op de beschadigde en geclaimde keuken, in combinatie met de stelligheid waarmee u aan uw standpunt vasthield, is geen andere uitleg mogelijk dan dat door u werd geprobeerd RVS te benadelen.
(…)
Voor uw stelling dat na de vorige schade herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd, is geen bewijs geleverd.
Wij stellen ons op het standpunt, dat uw aanspraak op vergoeding van schade is vervallen. Wij baseren ons op de polisvoorwaarden. Er is sprake van poging tot oplichting.
(…)
Onder invloed van de vastgestelde fraude is sprake van een zeer ernstige vertrouwensbreuk. Wij hebben hierom besloten om de Paraplupakket verzekering (…) per direct te beëindigen. (…) Deze opzegging wordt tevens gesteund door (…) artikel 7:940 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (…).
Op grond van voormelde feiten hebben wij uw gegevens opgenomen in ons Incidentenregister. (…) Daarnaast hebben wij uw personalia doorgegeven aan de Stichting CIS te [plaats] . (…)
Tevens hebben wij het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond van Verzekeraars op de hoogte gebracht van de opname van uw gegevens in het Incidentenregister. (…)”.
j. Bij dagvaarding in eerste aanleg is als productie 12 een verklaring van de [klusjesman] overgelegd, door hem ondertekend op 26 november 2012. Deze verklaring houdt in:
“(…)
In het verleden heb ik als klusjesman voor mevrouw C.H.M. (Carin) [appellante] werkzaamheden verricht in haar woning aan de [het adres 1] te [plaats] .
Meer in het bijzonder kan ik verklaren dat ik begin 2009 in die woning herstelwerkzaamheden heb verricht aan de keuken. (…)
Op verzoek van mevrouw [appellante] heb ik toen die schade hersteld. (…)”
4.2.1[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd, samengevat, dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat NN gehouden is om conform de Paraplupakket verzekeringsovereenkomst met polisnr. [polisnummer] dekking te verlenen voor de door [appellante] geleden schade ten gevolge van het schadevoorval tussen 25 maart 2011 te 07.00 uur en zondag 27 maart 2011 te 11.05 uur;
II. NN zal veroordelen om binnen 5 dagen na betekening van het te wijzen vonnis daadwerkelijk over te gaan tot het verlenen van dekking door vergoeding van schade die [appellante] heeft geleden door het schadevoorval tussen 25 maart 2011 te 07.00 uur en zondag 27 maart 2011 te 11.05 uur, nader te begroten c.q. vast te (laten) stellen conform de polisvoorwaarden bij de verzekeringsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente over de bedragen die NN dient uit te keren met ingang van 22 januari 2012, althans met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. NN zal gebieden om binnen 5 dagen na de betekening van het vonnis de registraties van de personalia van [appellante] uit het Incidentenregister en uit het Centraal Informatiesysteem van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen en bij het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude te (laten) verwijderen, voor zover deze registraties betrekking hebben op enige verwijzing naar fraude/opzettelijke misleiding, met veroordeling van NN tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat NN dit gebod op enig onderdeel niet nakomt, met een maximum van € 100.000,-;
IV. NN zal veroordelen in de kosten van de procedure, met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis.
4.2.2NN heeft zich verweerd tegen het gevorderde.
4.2.3De rechtbank heeft in het bestreden vonnis het gevorderde afgewezen omdat, kort gezegd, het voldoende aannemelijk was geworden dat [appellante] heeft geprobeerd door middel van het tonen van de factuur van 27 juli 2007 die geen betrekking had op de keuken in de woning, een uitkering te krijgen waarop zij geen recht had, zodat NN terecht een beroep heeft gedaan op art. 9 aanhef en onder c van de Algemene Polisvoorwaarden, inhoudende dat het recht op schadevergoeding komt te vervallen ingeval van poging tot fraude.