Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De verdere beoordeling
- CZ heeft in het kader van de Regeling Persoonsgebonden budget AWBZ aan [appellante] een netto persoonsgebonden budget (hierna aan te duiden als PGB) toegekend. Dienaangaande zijn over 2009 en 2010 totaalbedragen van € 8.988,65 (in vijf termijnen) respectievelijk € 3.551,49 (in drie termijnen) door CZ aan [appellante] uitgekeerd.
- CZ heeft bij beschikkingen d.d. 25 juni 2010 en 3 mei 2011 deze bedragen (deels) teruggevorderd. De onderhavige beschikkingen voldoen zowel wat de wijze van totstandkoming als wat betreft hun inhoud aan de wettelijke vereisten. [appellante] heeft een bezwaarschrift ingediend tegen bedoelde beschikkingen, maar zij is in haar bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Raad en Daad Thuisbegeleiding B.V. i.o. inzake [appellante]en deze rekening ook beheerd. De door CZ betaalde bedragen zijn op deze rekening binnengekomen. Gebleken is dat Raad en Daad de bedragen die in 2009 op voormelde beheerrekening zijn binnengekomen, meteen heeft doorgestort naar een rekening van Raad en Daad zelf. [appellante] heeft hier niet zelf de beschikking over gekregen. Raad en Daad is op 30 december 2010 in staat van faillissement verklaard. Desondanks heeft CZ op 5 januari 2010 nog een overboeking van € 2.584,80 gedaan op de beheerrekening. Behoudens twee bedragen die door haar zijn erkend (en die niet in deze procedure zijn betrokken), acht [appellante] zich niet gehouden tot terugbetaling van de door CZ gevorderde bedragen omdat zij die niet zelf heeft ontvangen. Volgens [appellante] kan CZ zich niet beroepen op de formele rechtskracht van de terugvorderingsbeschikkingen omdat er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden, gelet op het frauduleus handelen van Raad en Daad en de aanvaarding door CZ van het overboeken van de PGB-gelden aan Raad en Daad.