ECLI:NL:GHSHE:2016:3805

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 augustus 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
20-002907-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad in een strafzaak betreffende valsheid in geschrifte en flessentrekkerij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder veroordeeld door de rechtbank 's-Hertogenbosch voor het medeplegen van valsheid in geschrifte, flessentrekkerij en het voorhanden hebben van een busje pepperspray. De rechtbank had een gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd. Na hoger beroep en cassatie door de Hoge Raad, die het eerdere arrest vernietigde, werd de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling.

Tijdens de zitting heeft het hof vastgesteld dat er geen objectiveerbare gegevens waren die de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten 1 en 2 (valsheid in geschrifte en flessentrekkerij) konden aantonen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor deze feiten en heeft hem vrijgesproken. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een busje pepperspray, waarvoor een geldboete van € 150,- werd opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een lagere boete dan geëist door de advocaat-generaal.

De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd voor de feiten waarvoor zij schadevergoeding vroegen. Het hof heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002907-15
Uitspraak : 31 augustus 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 mei 2011, parketnummer 01-889064-08 in de strafzaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboortegegevens]
wonende te [adresgegevens]
Procedureverloop
Bij vonnis van de rechtbank d.d. 24 mei 2011 (parketnummer 01-889064-08) is de verdachte veroordeeld terzake - samengevat - “Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd” (feit 1), “Medeplegen van flessentrekkerij” (feit 2) en “Het voorhanden hebben van een busje pepperspray” (feit 3). Aan verdachte is opgelegd een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens zijn beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Na daartegen ingesteld appel is verdachte bij arrest van dit hof van 17 maart 2014 (parketnummer 20-002335-11) voor de feiten 1, 2 en 3 tot eenzelfde gevangenisstraf als door de rechtbank opgelegd veroordeeld en zijn beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Na daartegen ingesteld cassatieberoep heeft de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 1 september 2015 (nr. S 14/02465) het arrest van het hof vernietigd en heeft de zaak teruggewezen naar dit hof teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, de verdachte terzake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 17 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vorderingen van de benadeelde partijen voorzover in hoger beroep aan de orde.
De verdediging heeft:
-primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn strafvervolging;
-subsidiair bepleit dat verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, zodat de benadeelde partijen dientengevolge niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun ingestelde vordering tot schadevergoeding;
-zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2006 tot en met 18 juli 2007 te Oss, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) - een jaarrekening van [de onderneming] betreffende het boekjaar 2005
en/of
- een jaarrekening van [de onderneming] betreffende het boekjaar 2006 en/of
- een tussentijdse balans van [de onderneming] per 30 juni 2006 en/of
- meerdere aanbiedingsbrieven van [accountantskantoor] - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die / dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) de/die jaarrekening(en) en/of tussentijdse balans en/of aanbiedingsbrieven heeft/hebben doen toekomen aan [kredietverzekeraar1] en/of [kredietverzekeraar2] en/of [kredietverzekeraar3] voor de beoordeling van een of meerdere krediet(en) van leveranciers van [bedrijf] en/of heeft/hebben doen toekomen aan [bank] ter verkrijging van een hypotheek op het pand gelegen aan de [adres] en/of ter verkrijging van een rekening-courant bij [bank] en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben doen voorkomen dat de voormelde jaarrekening(en) en/of tussentijdse balans en/of aanbiedingsbrieven was/waren opgemaakt door [accountantskantoor] (delicten 1 en 2).
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2007 tot en met 27 juni 2007 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 01 april 2007 tot en met 05 juni 2007, te Oss en/of Oud-Beijerland en/of elders in Nederland (telkens) een hoeveelheid aardappelen van [leverancier1] (delict 6) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in de periode van 01 april 2007 tot en met 03 mei 2007, te Oss en/of Amsterdam en/of elders in Nederland (telkens) een hoeveelheid kipproducten en/of vleesproducten van [leverancier2] (delict 7) en/of
- op een een tijdstip in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 14 mei 2007 te Oss en/of Dordrecht en/of elders in Nederland een hoeveelheid vleesproducten van [leverancier3] (delict 8) en/of
- op een tijdstip in of omstreeks de periode van 15 mei 2007 tot en met 23 mei 2007 te Oss en/of Bergeijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid eieren van [leverancier4] (delict 9) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 5 juni 2007 te Oss en/of Cuijck en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten en/of vleesproducten en/of visproducten van [leverancier5] (delict 10) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2007 tot en met 01 mei 2007 te Oss en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland een hoeveelheid vleesproducten van [leverancier6] (delict 11) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 mei 2007 tot en met 18 mei 2007 te Oss en/of Dedemsvaart en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [leverancier7] (delict 12) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2007 tot en met 15 mei 2007 te Oss en/of Reeuwijk en/of elders in Nederland een hoeveelheid kaas van [leverancier8] (delict 13) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2007 tot en met 21 mei 2007 te Oss en/of Bodegraven en/of elders in Nederland een hoeveelheid kaas van [leverancier9] (delict 14) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2007 tot en met 14 mei 2007 te Oss en/of Doetinchem en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [leverancier10] (delict 15) en/of
- op of omstreeks 15 mei 2007 te Oss en/of Wormer en/of elders in Nederland een hoeveelheid kalkoenvlees van [leverancier11]delict 16) en/of
- op of omstreeks 10 mei 2007 te Oss en/of Dordrecht en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [leverancier12] (delict 17) en/of
- op of omstreeks 15 mei 2007 te Oss en/of Den Ilp en/of elders in Nederland een hoeveelheid kipproducten van [leverancier13] (delict 18) en/of
- op of omstreeks 16 mei 2007 te Oss en/of Groningen en/of elders in Nederland een hoeveelheid sauzen van [leverancier14] (delict 19) en/of
- op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2007 tot enmet 19 juni 2007 te Oss en/of Venlo en/of elders in Nederland een hoeveelheid champginons van [leverancier15] (delict 20)
3.
hij op of omstreeks 18 juni 2008 te Berghem, gemeente Oss een busje peperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad; (delict 28 ).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging
De verdediging heeft primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn strafvervolging.
Daartoe is aangevoerd dat verdachte en [betrokkene1] een vergelijkbare rol hadden bij [de onderneming] Er is dus sprake van gelijke gevallen, maar aan [betrokkene1] is ter voorkoming van strafvervolging een (door haar geaccepteerd) transactievoorstel gedaan van een taakstraf van 80 uur, terwijl verdachte voor de strafrechter is gebracht. Bovendien zijn ook andere betrokkenen in deze zaak (zoals [betrokkene2] en [betrokkene3]) niet vervolgd. Door aldus te handelen heeft het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van het verweer stelt het hof voorop dat de keuze om iemand al dan niet te vervolgen uitsluitend aan het openbaar ministerie is opgedragen, hetgeen is neergelegd in het ‘opportuniteitsbeginsel’. Dit ‘opportuniteitsbeginsel’ wordt slechts begrensd in de gevallen waarin evident is gehandeld in strijd met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
In deze zaak is gesteld dat het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel verdachte wel en een medeverdachte niet heeft gedagvaard.
Het hof overweegt dat er in de fase van het nemen van een beslissing omtrent de vervolging er aanwijzingen waren dat verdachte bij het plegen van de strafbare feiten een meer prominente rol had dan [betrokkene1] en mogelijke andere betrokkenen. Zo is verdachte bestuurder/eigenaar van [de onderneming] geweest en zou uit het dossier kunnen volgen dat verdachte, hoewel hij op papier vanaf 29 november 2006 geen bestuurder meer was van [de onderneming], desondanks toch de dagelijkse leiding zou hebben gehad binnen [de onderneming] en dat hij zou hebben beschikt over grote contante geldbedragen die zouden zijn verdiend met de handel in levensmiddelen. Uit het dossier volgt dat [betrokkene1] vooral verantwoordelijk zou zijn geweest voor de inkoop van goederen en daarvoor contacten onderhield met leveranciers. Het hof is van oordeel dat hierdoor volstrekt niet kan worden gesproken van min of meer gelijke gevallen.
Ook wat betreft mogelijk andere betrokkenen, waarbij de raadsvrouw [betrokkene2] en [betrokkene3] heeft genoemd, zijn er in het dossier aanwijzingen te vinden dat zij verdachte zouden hebben ondersteund. Dat hun rol groter zou zijn geweest is geenszins uitgesloten, maar het is niet specifiek onderzocht en het blijkt onvoldoende uit het dossier. Hun betrokkenheid komt dus evenmin in de buurt van de beweerdelijke prominente rol die verdachte zou hebben gehad. Het hof is ook ten aanzien van deze personen van oordeel dat niet kan worden gesproken van min of meer gelijke gevallen.
Gelet daarop hoefde het openbaar ministerie op het moment dat het besloot verdachte te vervolgen naar het oordeel van het hof niet ervan uit te gaan dat sprake was van gelijke gevallen. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake geweest, zodat het verweer moet worden verworpen.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.
Vrijspraak
Overeenkomstig het pleidooi van de verdediging zal het hof de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspreken. Het hof overweegt daartoe het navolgende.
Onder feit 1 is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij valse jaarstukken heeft gebruikt door deze te doen toekomen aan kredietverzekeraars en aan de [bank]. Onder 2 is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij bij leveranciers goederen heeft gekocht met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde ontkend.
Het hof heeft anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal in het dossier geen objectiveerbaar gegeven aangetroffen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het verstrekken van valse jaarstukken betreffende de [onderneming] aan de [bank] als onder 1 ten laste gelegd en het kopen van goederen als onder 2 ten laste gelegd, blijkt. Evenmin acht het hof aannemelijk dat verdachte bewerkstelligde dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zich heeft voorgedaan.
Ten aanzien van het verstrekken van valse jaarstukken betreffende de [onderneming] aan de kredietverzekeraars blijkt alleen uit het dossier dat er op 12 oktober 2006 telefonisch contact is geweest tussen één van de kredietverzekeraars, te weten [kredietverzekeraar3], en een persoon namens [de onderneming], zich [naam] noemende.
Naast de omstandigheid dat verdachte niet [naam] maar [naam] is genaamd, ontbreekt in het dossier ieder objectiveerbaar gegeven waaruit kan worden afgeleid dat de kredietverzekeraar [kredietverzekeraar3] toen met verdachte in gesprek is gekomen. Sterker nog, niet is gebleken dat de aanbiedingsbrief waarbij de door deze kredietverzekeraar verzochte jaarstukken van de [onderneming] aan [kredietverzekeraar3] zijn aangeboden, door verdachte is getekend. Ook voor het overige blijkt uit geen enkel objectiveerbaar gegeven dat verdachte fysiek bij de verstrekking van de valse jaarstukken betrokken is geweest danwel heeft bewerkstelligd dat die valse jaarstukken aan [kredietverzekeraar3] danwel aan de andere kredietverzekeraars zijn verstrekt.
Het hof vindt evenmin in de omstandigheid dat verdachte op 12 oktober 2006 nog – kort gezegd – als bestuurder bij de [onderneming] stond ingeschreven een voldoende aanwijzing dat verdachte op enigerlei wijze bij het verstrekken van de jaarstukken betrokken is geweest.
Het hof leidt de betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten evenmin af uit de verklaringen zoals die ondermeer zijn afgelegd door [betrokkene4], [betrokkene1] en [betrokkene5].
Het hof merkt met betrekking tot de verklaringen van [betrokkene1] nog wel op dat deze verklaringen als zeer belastend voor verdachte kunnen gelden, maar het hof is niet overtuigd van het waarheidsgehalte van deze getuigenverklaringen. In de eerste plaats niet omdat deze verklaringen geen steun vinden in enig ander objectiveerbaar bewijs. In de tweede plaats niet omdat deze getuige zo haar eigen (strafbare) rol heeft vervuld bij de verwezenlijking van de onder 1 en 2 ten laste gelegde delicten. Geheel onbevangen in haar verklaringen is deze getuige zeker niet geweest.
Zij heeft niet alleen een eigen (strafbare) rol vervuld binnen [de onderneming] bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde delicten, zij heeft daarmee ook grote geldbedragen verdiend. Dit blijkt uit de verklaring van haar vriendin [naam] Deze vriendin heeft verklaard over de uitermate dubieuze rol die [betrokkene1] binnen [de onderneming] heeft gespeeld, dat [betrokkene1] daarmee grote geldbedragen heeft verdiend en dat zij deze geldbedragen naar Turkije heeft doorgesluisd. Van deze overboekingen blijkt bovendien uit een overzicht van Money Transfers welke de raadsvrouwe aan haar pleitnota heeft gehecht.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat voormelde getuigenverklaringen een bewezenverklaring van de feiten onder 1 en 2 niet kunnen dragen omdat er getwijfeld dient te worden aan het betrouwbaarheidsgehalte van die verklaringen.
In de omstandigheid dat in de woning van verdachte een agenda is aangetroffen met daarin een verwijzing naar [betrokkene5] op 6 en 7 oktober 2006 ziet het hof geen objectief gegeven voor de betrokkenheid van verdachte bij de feiten onder 1 en 2. Datzelfde heeft te gelden ten aanzien van de in de woning van verdachte aangetroffen stempel van [de onderneming] die met (zeer) grote mate van waarschijnlijkheid nog gebruikt zou zijn op facturen van [de onderneming] op het moment dat verdachte daarvan formeel (per 28 november 2006) geen bestuurder meer was.
Gelet op al het vorenstaande zal het hof – anders dan door de advocaat-generaal gevorderd – de verdachte vrijspreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 18 juni 2008 te Berghem, gemeente Oss een busje peperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van voormeld feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft verdachte anders dan de rechtbank en dan waarvan de advocaat-generaal bij zijn strafeis is uitgegaan, de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De door het hof op te leggen straf zal dan ook fors lager uitpakken dan door de advocaat-generaal geëist.
Verdachte heeft een busje pepperspray voorhanden gehad. Krachtens de toepasselijke oriëntatiepunten is oplegging van een geldboete van € 290,- daarvoor geïndiceerd.
Het hof zal voormelde geldboete matigen nu tevens sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De aanvang van de redelijke termijn wordt gesteld op 18 juni 2008, zijnde de datum van de aanhouding van verdachte. Op 24 mei 2011 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn die voor deze fase doorgaans op twee jaren wordt gesteld, met 11 maanden overschreden. Op 27 mei 2011 heeft verdachte hoger beroep ingesteld. Waarna het hof op 17 maart 2014 arrest heeft gewezen waartegen op 21 maart 2014 beroep in cassatie is ingesteld. In de beroepsfase is de redelijke termijn, die doorgaans op twee jaren wordt gesteld, met ruim 9 maanden overschreden. De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 1 september 2015 arrest gewezen zodat van een schending van de redelijke termijn in de cassatiefase geen sprake is geweest. Na terugwijzing doet het hof thans op 31 augustus 2016 uitspraak.
Gelet op de hiervoor vastgestelde termijnoverschrijdingen in eerste aanleg en in hoger beroep voorafgaande aan de terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden zal het hof voornoemde geldboete van € 290,- matigen naar een bedrag van € 150,-.
Bij het opleggen van de geldboete zal het hof op de voet van artikel 27, derde lid, Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de op te leggen geldboete daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van vijftig euro per dag.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 20.483,92.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam].
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 334.565,-.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 18.429,20.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 14.429,20.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 33.921,28.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 32.330,-.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.050,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.874,18.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam]. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 6.013,-.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.836,72.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.696,36.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 58.899,37. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam].
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam]. in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 31 augustus 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.H. Klip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.