8.6.4.[de erflater] heeft op 3 juni 2013 een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit. In de beslissing op het bezwaar d.d. 24 juni 2013 heeft de NZa het volgende overwogen.
“27. Voorts houdt de NZa toezicht op de verboden genoemd in artikel 35 van de WMG. Dit verbod houdt in – kort gezegd en voor zover relevant in deze casus – dat een zorginstelling geen additionele kosten in rekening mag brengen voor zorg en diensten die vallen onder het verzekerde pakket. Een zorginstelling mag betalingen voor aanvullende diensten vragen, waaronder de levering van additionele zorg. Voorwaarde is dat bewoners op vrijwillige basis van deze diensten gebruik kunnen maken. Welke zorg en diensten wel en niet onder de AWBZ vallen is opgenomen in de folder van het Zorginstituut Nederland, “Uw zorg in een AWBZ-instelling”. Een meer uitgebreide toelichting is te vinden in het AWBZ-kompas van het Zorginstituut Nederland.
(…).
40. Gelet op het hiervoor overwogene kan naar de opvatting van de NZa het bestreden besluit niet in stand blijven, gezien het ontbreken van een motivering waarom de NZa het verzoek om handhaving, door bezwaarden ingediend op 3 april 2013, gelet op de specifieke inhoud daarvan niet in behandeling neemt. Voorts ontbreekt een globale analyse naar aanleiding van de klacht en een nadere motviering [lees: motivering] waarom de NZa tot de constatering komt dat uit die globale analyse een overtreding niet zonder meer kan worden vastgesteld.
(…).
43. Zoals hiervoor reeds is uiteengezet, houdt de NZa toezicht op naleving van de verboden van artikel 35 WMG. Op grond hiervan is het een zorginstelling verboden om kosten in rekening te brengen voor zorg die valt onder het verzekerde pakket. Daarmee zouden die zorginstellingen immers een hoger tarief in rekening brengen dan is toegestaan.
(…).
47. In tegenstelling tot wat bezwaarden beweren volgt niet evident uit de feiten dat [zorgaanbieder] extra kosten in rekening brengt voor zorg die had moeten worden verleend op grond van de AWBZ en dat [zorgaanbieder] daarvoor geen additionele bijdrage had mogen vragen.
48. Als hoofdregel geldt dat op grond van artikel 6 van de AWBZ een cliënt aanspraak heeft op AWBZ-zorg. De aard, inhoud en omvang van die zorg is geregeld in het Besluit zorgaanspraken AWBZ-zorg. Op grond van artikel 9b, AWBZ, bestaat aanspraak op zorg alleen indien en gedurende de periode waarvoor het bevoegde indicatieorgaan op een door de verzekerde ingediende aanvraag heeft besloten dat deze naar aard, inhoud en omvang op die zorg is aangewezen. Dit indicatieorgaan is het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
(…).
49. ZZP’s zijn functiegericht omschreven en op grond van het Besluit Zorgplanbespreking AWBZ-zorg dient een zorgaanbieder zo spoedig mogelijk na aanvang van de zorgverlening een bespreking met de cliënt te organiseren waarin onder andere afspraken worden gemaakt over de levering van zorg in relatie tot de doelen en de wensen van de cliënt.
De toelichting bij de Regeling zorgaanspraken AWBZ stelt hierover het volgende:
“(…)De cliënt maakt over de precieze invulling van zijn ZZP derhalve in het zogenoemde zorgplan afspraken met de instelling waar hij verblijft. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de ene cliënt binnen de mogelijkheden van het ZZP wat meer verzorging afspreekt en de ander wat meer begeleiding of dat er de ene periode wat minder zorg wordt gegeven en de andere periode wat meer.”
Daarmee is geabstraheerd van de individuele zorgbehoefte.
(…).
50. In tegenstelling tot wat bezwaarden beweren is het derhalve niet mogelijk om een harde eenduidig[e] norm wat te stellen rondom ureninzet. De AWBZ gaat immers niet uit van prestaties gedefinieerd op basis van ‘tijdsbesteding’, maar van een open systeem waarbinnen zorgaanbieder en cliënt op basis van de specifieke zorgbehoefte afspraken maken. De NZa stelt de prestatiebeschrijvingen van de ZZP’s vast en bijbehorend tarief. Dat tarief is gebaseerd op onder meer de gemiddelde tijdsduur per week, uitgedrukt in direct en indirect cliëntgebonden uren en een bedrag per uur voor verschillende functies. De ZZP’s gaan uit van totaaltijden uitgedrukt in bandbreedtes. Dit zijn de uren die een cliënt gemiddeld ontvangt. Tevens is substitutie mogelijk. Er zijn geen regels die voorschrijven dat er door een zorginstelling op basis van bestede tijd (direct of indirect) moet worden geregistreerd. Voorts sluit de AWBZ en samenhangende regelgeving niet uit dat voor extra zorg een collectieve toeslag kan worden berekend, i.e., dat alle cliënten die verblijven in een zorginstelling een gelijke toeslag moeten betalen voor extra zorg. Immers, leidend hierin zijn de afspraken die een cliënt met zijn zorginstelling maakt, dit valt buiten het AWBZ-kader.
51. De NZa merkt verder op dat de AWBZ de levering van ‘extra zorg’, bovenop de levering van zorg aan een cliënt op grond van zijn ZZP en met de zorginstelling gesloten zorgovereenkomst (of zorgplan), niet uitsluit. Het is eveneens niet uitgesloten dat een zorginstelling daar een financiële bijdrage voor vraagt.
52. De stelling van bezwaarden dat de op het afsprakenformulier van [zorgaanbieder] genoteerde extra zorg reguliere AWBZ-zorg betreft en het vragen van een bijbetaling daarvoor onrechtmatig is, kan de NZa niet volgen. Immers, het is niet uitgesloten dat een zorginstelling, bovenop de ZZP van een cliënt, met die cliënt overeen kan komen dat er extra zorg wordt verleend.
Eveneens is het toegestaan dat voor die zorg een extra betaling kan worden gevraagd. Het enkele feit dat de als extra zorg geleverde zorg ook als reguliere zorg kan worden aangemerkt, is niet voldoende om te constateren dat er geen extra zorg is geleverd, dan wel dat er voor reguliere zorg ten onrechte een extra betaling wordt gevraagd. Immers, met een cliënt kan worden afgesproken dat er extra uren verzorging worden geleverd, of behandeling, of verpleging, waarop hij op grond van zijn ZZP in principe geen recht heeft. Die vormen van zorg zijn aan te merken als ‘reguliere AWBZ zorg’) zij vallen immers onder artikel 2 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ), maar kunnen desalniettemin als aanvullend (als extra zorg) worden verleend door de zorgaanbieder.
(…).
54. Bezwaarden stellen dat, in de civielrechtelijke procedure aangespannen door [zorgaanbieder], er door de zorginstelling verschillende berekeningswijzen zijn geïntroduceerd. Ten aanzien van deze stelling merkt de NZa ten eerste op dat zij [zorgkantoor] heeft opgedragen zorg te dragen dat zorginstellingen zorgen voor een adequate onderbouwing van extra zorgverlening. [zorgkantoor] heeft in haar rapportage richting [zorgaanbieder] aangegeven dat de zorgaanbieder in de zorgovereenkomst transparant dient te formuleren waaruit de extra zorgservice bestaat per functie en niveau, zodat het voor de cliënt duidelijk is waarvoor hij tekent. Tijdens het gesprek bij de NZa op 22 januari 2014, hebben [zorgkantoor] en [zorgaanbieder] aangegeven dat de zorgaanbieder thans voor de totstandkoming van de overeenkomst voor verblijf vastlegt welke zorg wordt geleverd en op welke wijze de verantwoording van de aanvullende zorg en diensten plaats heeft.
(…).
60. Ten aanzien van de vermeende overtreding van artikel 35 WMG door [zorgaanbieder], door voor extra voeding en tafellinnen additionele kosten in rekening te brengen, concludeert de NZa dat daar de zorgaanbieder heeft aangegeven de overtreding te hebben beëindigd en de cliënt het te veel betaalde zal terugbetalen, er geen reden meer is om handhavend op te treden.
61. Ten aanzien van de vermeende overtreding van artikel 35 WMG door [zorgaanbieder], door voor extra zorg een bijdrage te vragen, concludeert de NZa dat het is toegestaan dat een zorginstelling voor extra zorg een bijdrage vraagt.
(…).
62. Ten aanzien van de vermeende overtreding van [zorgaanbieder] van de WMG door de transparantievoorschriften niet na te leven, concludeert de NZa dat zij ter zake nadere actie heeft ondernomen conform beleid en dat gelet op hetgeen door [zorgkantoor] en [zorgaanbieder] tijdens het gesprek bij de NZa op 22 januari 2014 is aangegeven, er geen reden resteert om handhavend op te treden jegens [zorgaanbieder].”