In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 35.332, dat aan de veroordeelde is opgelegd. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat hij voordeel had genoten door het houden van een te groot aantal vleesvarkens in strijd met de geldende vergunningen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en het verweer van de verdediging verworpen. De verdediging stelde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel had genoten, omdat hij binnen het toegestane aantal mestvarkenseenheden zou zijn gebleven. Het hof oordeelde echter dat de veroordeelde in 2012 gemiddeld 2.292 vleesvarkens had gehouden, terwijl hij slechts 1.476 vleesvarkens mocht houden op basis van de vigerende vergunning. Dit resulteerde in een overschrijding van 816 vleesvarkens, wat in strijd was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het hof overwoog dat de ontnemingsmaatregel van toepassing is, ongeacht of de veroordeelde het voordeel ook op een andere manier had kunnen verkrijgen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij het hof de argumenten van de verdediging niet overtuigend achtte. De uitspraak bevestigt de noodzaak om wettelijke voorschriften te respecteren en de gevolgen van overtredingen daarvan.