ECLI:NL:GHSHE:2016:376

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
200.093.491_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan een Porsche 924

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de geïntimeerde, Carloco, die werkzaamheden heeft uitgevoerd aan een Porsche 924. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.L.P. van Rooij, vordert vervangende schadevergoeding omdat hij van mening is dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin deskundigen zijn ingeschakeld om de kwaliteit van het uitgevoerde werk te beoordelen. Het hof heeft in eerdere arresten al geoordeeld over de tekortkomingen in de uitvoering door Carloco en heeft de deskundige gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken over de kwaliteit van de werkzaamheden en de bijbehorende kosten. De deskundige heeft vastgesteld dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd zoals van een redelijk bekwaam vakman verwacht mag worden en dat de prijs die Carloco voor de werkzaamheden heeft gevraagd, te laag was. Het hof heeft de deskundige gevolgd in zijn oordeel en heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op vervangende schadevergoeding. Het hof heeft de vordering van de appellant toegewezen en Carloco veroordeeld tot betaling van € 7.500,00, met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Daarnaast is Carloco veroordeeld in de proceskosten van de appellant in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. Het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen en verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.093.491/01
arrest van 9 februari 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. W.L.P. van Rooij te Deurne,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. Carloco,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.B. Sans Prieto te Utrecht,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 25 oktober 2011, 18 december 2012, 22 oktober 2013, 25 maart 2014 en 16 juni 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder zaaknummer 157708/HA ZA 11-34 gewezen vonnis van 1 juni 2011.

21.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 16 juni 2015;
  • het aanvullend deskundigenbericht van 11 augustus 2015;
  • de memorie na deskundigenbericht van [appellant] met producties;
  • de antwoordmemorie na deskundigenbericht van Carloco.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

22.De verdere beoordeling

22.1.1.
Bij genoemd tussenarrest van 16 juni 2015 heeft het hof aan de deskundige nadere informatie gevraagd. In rov 19.6.1. onder a heeft het hof bepaald dat de deskundige nog in dient te gaan op de navolgende vragen:
1) Worden uw antwoorden op de door u genummerde vragen 16./a en 16.3 (de door het hof als (a) i) en (a) ii) genummerde vragen) nog beïnvloed wanneer u daarbij tevens let op de door partijen overeengekomen prijs?
Vraag (a) i luidde: Heeft Carloco de overeengekomen werkzaamheden (productie 1 bij inleidende dagvaarding: vleugeldeuren; motorkap; lakwerk en afwerking; interieur), mede gelet op de overeengekomen prijs, uitgevoerd als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakman?
Vraag (a) ii luidde: Zo niet, kunt u de punten aangeven die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakman, met inachtneming van de overeengekomen prijs, anders c.q. beter zou hebben gerepareerd?
2) Wat is uw oordeel over de tussen partijen overeengekomen prijs voor de genoemde werkzaamheden? (vraag (b) i))
3) Hoe verhoudt deze prijs zich tot de gangbare tarieven van een Porsche merkdealer of deskundig autoschadebedrijf? (vraag (b) ii))
4) Kunt u een gemotiveerd oordeel geven over de vraag of een door u geconstateerd gebrek in de huidige staat van de auto vóór of na de aflevering van de auto aan [appellant] is ontstaan?
22.1.2.
In rov 19.6.1. onder b heeft het hof aangegeven dat de deskundige in zijn voortgezette rapportage dient aan te geven waar en wanneer de bezichtiging is geweest, en wie wanneer aanwezig waren.
Onder c is aangegeven dat de deskundige bij zijn beantwoording van de vragen eveneens melding dient te maken van opmerkingen die door partijen en/of hun advocaten ter gelegenheid van de bezichtiging zijn gemaakt, die de deskundige relevant achtte voor zijn rapportage.
Onder d is bepaald dat de deskundige hierbij tevens dient te voegen het commentaar dat Carloco en/of [appellant] hebben gemaakt op zijn conceptrapportage en destijds aan hem hebben gezonden. Hierbij dient de deskundige aan te geven – eventueel door verwijzingen naar zijn rapportage – of en zo ja wat zijn reactie hierop is geweest.
22.1.3.
De deskundige diende het aanvullende rapport in concept-versie – inhoudende de onder a tot en met d vermelde punten - naar partijen te zenden, waarna partijen hierop mochten reageren. In zijn definitieve (eind)rapport diende de deskundige de reacties van partijen (zoals hierboven vermeld) te voegen en diende hij aan te geven of en zo ja waarom wel, zo nee waarom niet, deze reacties van invloed zijn geweest op zijn eindrapportage.
21.3.1.
In zijn tussenarrest van 16 juni 2015 heeft het hof in rov 19.5.1 tot en met 19.5.3 geoordeeld over de bezwaren van Carloco tegen de gang van zaken tijdens het deskundigenonderzoek. De deskundige heeft met de beantwoording van de vragen b, c en d (zie rov. 22.1.2) in zijn aanvullende rapportage aangegeven hoe door hem bij het opstellen van zijn oorspronkelijke rapportage de vereiste hoor-en wederhoor is toegepast.
21.3.2.
Het hof constateert dat de deskundige in zijn aanvullende rapportage wederom noch zijn conceptrapport, noch het eventuele commentaar van partijen hierop aan zijn definitieve aanvullende rapportage heeft gehecht.
[appellant] heeft de concept aanvullende rapportage van de deskundige d.d. 11 augustus 2015 en zijn commentaar daarop - dat eveneens aan Carloco was gezonden - gehecht aan zijn memorie na deskundigenbericht. Op deze wijze heeft het hof kennis kunnen nemen van zowel dit commentaar, als van de tekst van het concept aanvullend deskundigenbericht.
[appellant] heeft hierbij in zijn memorie na deskundigenbericht vermeld dat hij van Carloco geen opmerkingen op de concept aanvullende rapportage heeft gezien. In zijn antwoordmemorie na deskundigenonderzoek heeft Carloco wel een algemene betwisting gedaan, maar deze mededeling niet met zoveel woorden betwist, noch zijnerzijds gewag gemaakt van zijn eigen opmerkingen die niet zouden zijn aangehecht aan de aanvullende rapportage van de deskundige. Het hof gaat er daarom vanuit dat Carloco geen opmerkingen aan de deskundige heeft gezonden op de concept aanvullende rapportage.
21.3.3.
Het hof constateert dat de datum van de concept aanvullende rapportage (zoals door [appellant] aangehecht) en van de definitieve aanvullende rapportage (zoals door het hof ontvangen) identiek zijn: 11 augustus 2015. Nu ook de tekst van beide rapporten inhoudelijk geheel identiek is en door de deskundige op geen enkele wijze wordt gerefereerd aan de opmerkingen van [appellant] , heeft het hof reden te veronderstellen dat de deskundige in zijn aanvullende rapportage geen rekening heeft gehouden met die opmerkingen. Het hof zal bij de beoordeling derhalve alsnog de opmerkingen van [appellant] op de concept aanvullende rapportage betrekken,
voor zover deze zien op de aan deskundige voorgelegde vragen(en geen nieuwe opmerkingen of stellingen bevatten die als nieuwe grieven kunnen worden opgevat).
21.3.4.
Het hof is van oordeel dat hiermee (en met het geven van de opdracht tot het maken van een aanvullend deskundigenbericht) de procedurele fouten van de deskundige - voor zover aanwezig - zijn geredresseerd, zodat er geen reden is om de rapportage van de deskundige in zijn geheel terzijde te laten. Daarbij neemt het hof in ogenschouw dat geen der partijen zich heeft beklaagd over de inhoudelijke vakmatige deskundigheid van de deskundige (alhoewel zij het op wisselende punten niet eens zijn met zijn oordelen).
22.2.1.
Het hof brengt in herinnering dat in zijn tussenarrest van 18 december 2012 reeds was geoordeeld over de grieven 1,2 en 3 van [appellant] en de verweren van Carloco, voor zover die door de devolutieve werking van het hoger beroep alsnog ter beoordeling voorlagen, en dat daarin eveneens het subsidiaire beroep op dwaling van [appellant] is verworpen. Het in dat arrest reeds aangekondigde deskundigenbericht, dat thans is uitgevoerd, was door het hof bepaald (mede) in het kader van de beoordeling van de vierde grief van [appellant]
22.2.2.
Deze vierde grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] de hoogte van de schade niet heeft onderbouwd en niet heeft aangegeven hoe die schade zich verhoudt tot de dagwaarde van de auto (i) tijdens het sluiten van de overeenkomst, (ii) in de staat zoals die door Carloco is afgeleverd en (iii) zoals die had moeten zijn als de auto deugdelijk hersteld was.
22.3.1.
De deskundige heeft aangegeven dat de door Carloco uitgevoerde werkzaamheden tekortkomingen bevatten, die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakman niet te verwachten zijn. In zijn rapport van 27 augustus 2014 heeft de deskundige - nadat hij uitvoerig op de reactie van Carloco is ingegaan - de niet of niet goed uitgevoerde werkzaamheden opgesomd. Samengevat gaat het om
(1) de keuze van de vervangende scharnieren van de vleugeldeuren was niet juist;
(2) de manier waarop deze scharnieren zijn gelast: zeer grof uitgevoerd en slordig afgewerkt;
(3) vervorming van de A-stijlen (kennelijk omdat de deuren na montage van de scharnieren slecht pasten): op niet professionele manier;
(4) verwijderde en niet teruggeplaatste binnenschermen van de voorspatborden, waardoor water naar binnen kan stromen;
(5) onprofessionele uitvoering elektrische deurbekabeling, waardoor de kans op korsluiting zeer groot is;
(6) asymmetrische luchthappers in de motorkap met slordig afgewerkte randen;
(7) matige kwaliteit lakwerk;
(8) beschadiging interieur door spuitnevel omdat interieur niet goed beschermd is.
22.3.2.
Uit zijn rapport en zijn aanvullend rapport blijkt dat de deskundige van mening is dat het werk voor een te lage prijs is aangeboden. Naar zijn mening hadden de werkzaamheden moeten worden aangeboden voor de prijs van € 8.000,00. Vaststaat dat Carloco de werkzaamheden heeft aangeboden voor € 5.000,00.
Vervolgens schrijft de deskundige dat de
oorzaakvan de fouten die te laag aangeboden prijs is, als gevolg waarvan het werk door Carloco onzorgvuldig is uitgevoerd. Het hof constateert dat de deskundige zich op dit punt onduidelijk heeft uitgedrukt. Naar het oordeel van het hof is de (te) lage prijs mogelijk een
verklaringvoor het feit dat Carloco het werk slordig en onzorgvuldig heeft uitgevoerd, maar kan dit niet als oorzaak gekenschetst worden. De oorzaak van de fouten is gelegen in de wijze waarop Carloco het werk heeft uitgevoerd. Dat de deskundige dit ook vindt, blijkt uit zijn mening dat een redelijk bekwaam vakman de werkzaamheden niet zo zou hebben uitgevoerd, dat het werk slordig is uitgevoerd, dat er op slechte, niet professionele wijze is gewerkt, dat Carloco als geraadpleegde vakman [appellant] anders had moeten adviseren enz.
22.3.3.
De rechter neemt een deskundigenbericht, dat is uitgebracht door een door de rechter benoemde onafhankelijke deskundige, in beginsel tot uitgangspunt bij zijn oordeel, tenzij daartegen terechte zwaarwegende bezwaren zijn aangevoerd of anderszins zijn gebleken. De enkele omstandigheid dat Carloco het niet eens is met de uitkomsten van het rapport van de deskundige is onvoldoende om de conclusie van de deskundige niet tot het oordeel van het hof te maken. De opmerkingen van Carloco zijn, als vermeld, door de deskundige in zijn rapportage meegenomen en hebben hem niet van mening doen veranderen. In zijn aanvullende rapportage heeft hij aangegeven waarom dat zo is. [appellant] heeft de conclusies uit het deskundigenbericht onderschreven, en heeft daarnaast opgemerkt dat de deskundige een aantal klachten wel heeft beoordeeld, maar niet in zijn rapport heeft meegenomen. Zoals uit het navolgende blijkt, is deze opmerking van [appellant] , hoewel zij juist lijkt te zijn, niet van invloed op de uiteindelijk door Carloco te betalen schadevergoeding, zodat het hof deze verder terzijde laat.
Het hof maakt de conclusies van de deskundige over de wijze waarop Carloco het werk aan de auto heeft uitgevoerd dan ook tot de zijne en neemt deze over. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat deze conclusies in grote lijnen overeenkomen met die van de door [appellant] benoemde partijdeskundige CED.
22.3.4.
In zijn tussenarrest van 18 december 2012 heeft het hof reeds geoordeeld dat Carloco zich jegens [appellant] niet mag beroepen op de overeengekomen exoneraties, omdat de bedingen “
Er kan geen aanspraak worden gedaan op artikel 6:74 BW worden gedaan”en
“Wij accepteren geen enkele aansprakelijkheid voor het verrichte werk” jegens [appellant] onredelijk bezwarend zijn. Daarnaast heeft [appellant] echter eveneens zijn handtekening gezet onder de zin “
U begrijpt dat de prijs/kwaliteit op ’n veel lager niveau is dan bij de reguliere merkdealer hiermee gaat U dus akkoord” (prod 9 cva). Deze verklaring is geen exoneratie in de strikte zin van het woord, maar tempert veeleer de verwachtingen van [appellant] ten aanzien van de kwaliteit van het door Carloco te leveren werk: [appellant] gaat akkoord met een mindere kwaliteit dan dat de vergelijkbare werkzaamheden bij een reguliere merkdealer zouden hebben gehad. Naar het oordeel van het hof impliceren de lage geoffreerde prijs en het akkoord met een mindere kwaliteit voor de werkzaamheden niet dat de werkzaamheden vervolgens mogen worden uitgevoerd op dusdanig slordige wijze en met dusdanige gebreken, als thans geconstateerd zijn door de deskundige. Ofwel, zelfs met inachtneming van de geaccordeerde lagere kwaliteit, is Carloco naar het oordeel van het hof tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, nu deze de toets van redelijk vakmanschap niet kunnen doorstaan.
22.4.1.
Aan het slot van de memorie van grieven vordert [appellant] dat het hof zal beslissen overeenkomstig de eis in de appeldagvaarding zowel in conventie als in reconventie. In die appeldagvaarding heeft [appellant]
in conventiegevorderd:
vernietiging van het beroepen vonnis; terugbetaling van het bedrag dat hij reeds heeft voldaan ter hoogte van € 1.700,00 (naar het hof begrijpt: de aanbetaling op de reparatiekosten) met rente; en betaling aan hem van primair € 10.069,04 subsidiair
€ 4.060,04; met veroordeling van Carloco in de proceskosten.
22.4.2.
In de memorie van grieven, tevens “grond-en eiswijziging”, heeft [appellant] gesteld dat -“
omdat het herstel van de schade niet door Carloco kan worden uitgevoerd” - hij vordert dat de schade moet worden bepaald die [appellant] in redelijkheid kan verhalen op Carloco, “
de vervangingsschade”. [appellant] vordert ter zake primair het verschil tussen de waarde na adequaat herstel (€ 13.500,00) en de huidige waarde (€ 4.500,00 en subsidiair het verschil tussen de waarde in de oorspronkelijke staat (€ 7.500,00) en de waarde op dit moment (€ 4.500). Het hof begrijpt dat [appellant] hiermee zijn vordering heeft omgezet in een tot vervangende schadevergoeding op de voet van art. 6:87 BW.
Daarnaast vordert [appellant] (naar het hof begrijpt als aanvullende schadevergoeding) de door hem betaalde expertisekosten ad € 750,00, en de transportkosten ad € 208,96 en
€ 110,08, tezamen € 1.069,04.
22.4.3.
In de memorie na deskundigenbericht vordert [appellant] evenwel de herstelkosten; de schade die hij heeft geleden ten gevolge van de niet-herstelde gebreken, te weten de kosten van expertise en transport (de aanvullende schadevergoeding); maar ook de kosten van een vervangende auto en de huur van een garagebox. Deze laatste kosten (vervangende auto en garagebox) waren weliswaar in eerste aanleg onderwerp van het debat, maar in de memorie van grieven is de vordering van [appellant] uitdrukkelijk beperkt tot de in rov 22.4.2. genoemde posten. Een vermeerdering van eis in dit late stadium van de procedure (c.q. het terugkomen op een eerdere vermindering van eis) is in strijd met de eisen van een goede procesorde en met het daarin besloten liggende beginsel van concentratie van het processuele debat, tot uitdrukking komend in de twee-conclusie-regel, en het hof zal de vordering voor zover deze ziet op de kosten van de vervangende auto en de garagebox daarom afwijzen.
22.5.1.
In de appeldagvaarding heeft [appellant] eveneens gevorderd:
vernietiging van het beroepen vonnis en ontzegging van de
reconventionelevorderingen aan Carloco, met veroordeling van Carloco in de proceskosten.
22.5.2.
Het hof heeft reeds geoordeeld dat – anders dan de rechtbank in conventie en in reconventie heeft overwogen – [appellant] de (herstel)werkzaamheden niet heeft aanvaard (rov. 12.3 tussenarrest 12 oktober 2013). Dit kan echter niet leiden tot vernietiging van het vonnis voor zover gewezen in reconventie. Vaststaat immers dat [appellant] de overeenkomst niet heeft ontbonden (hetgeen overigens ook strookt met de omzetting van de vordering van [appellant] tot vervangende schadevergoeding) en dat zijn vordering tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling niet toewijsbaar is (rov. 8.4.4 en 8.4.5 tussenarrest 18 december 2012). Voorts is van belang dat [appellant] voor het overige geen grieven heeft gericht tegen de overwegingen van de rechtbank die ten grondslag liggen aan de gedeeltelijke toewijzing van de reconventionele vorderingen van Carloco.
Dit betekent dat de veroordeling van [appellant] door de rechtbank tot betaling aan Carloco van € 3.823,60 (het resterende bedrag van de overeengekomen aanneemsom van € 5.000,00 na betaling van € 1.700,00) en van het meerwerk van € 523,60 in hoger beroep onaantastbaar is.
22.6.
Vast staat dat [appellant] op grond van de overeenkomst reeds € 1.700,00 aan Carloco heeft voldaan. Nu de overeenkomst nog bestaat en de rechtsgrond voor die betaling aanwezig is, is er geen reden om de vordering van [appellant] (in conventie) tot terugbetaling van dit reeds betaalde gedeelte van de aanneemsom toe te wijzen.
22.7.1.
Voor toewijsbaarheid van de vordering tot vervangende schadevergoeding is juist niet vereist dat de overeenkomst is ontbonden. Wel is vereist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming en verzuim aan de zijde van de schuldenaar. De tekortkoming is hiervoor, in rov. 22.3.4, vastgesteld. Carloco heeft niet gesteld dat de tekortkoming, indien vastgesteld, niet toerekenbaar is, zodat ook aan dit vereiste is voldaan. Nu reeds is geoordeeld in het tussenarrest van 18 december 2012 dat Carloco in verzuim is geraakt, is Carloco daarmee schadeplichtig geworden jegens [appellant] .
Doordat de vervangende schadevergoeding in de plaats treedt van de (niet- c.q. niet correct geleverde) prestatie, is haar omvang gelijk aan de vermogensvermindering die ten tijde van de niet-nakoming door de schuldeiser is geleden ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming.
22.7.2.
Bij de begroting hiervan is allereerst van belang wat de waarde van de auto was toen deze door [appellant] ten behoeve van de “verbouwing” in juni 2009 bij Carloco werd gebracht. In dit verband heeft Carloco gewezen op de, door beide partijen getekende schriftelijke overeenkomst (prod. 1 inl. dagv), waarin staat
“Dagwaarde v.d. auto:
€ 1.000,00”. Deze schriftelijke verklaring is voor het hof in beginsel het uitgangspunt. [appellant] heeft echter, met het overleggen van de verzekeringspolis van de auto van de ANWB-autoverzekering (d.d. 14 april 2009) die een dagwaarde hanteerde van € 4.000,00 en het taxatierapport van CED (d.d. 24 augustus 2011), waarin de waarde “
in originele staat voor herstel” werd getaxeerd op € 7.500,00, voldoende tegenbewijs geleverd tegen voormelde verklaring in de schriftelijke overeenkomst.
Op zijn beurt heeft Carloco enkele advertenties van Marktplaats van voorjaar 2012 ingebracht, waarin vraagprijzen van € 1.500,00 tot € 2.950,00 voor vergelijkbare auto’s figureren, en gesteld dat uiteindelijk lagere prijzen werden betaald.
De door het hof benoemde deskundige tenslotte heeft aangegeven dat hij geen kennis had van deze specifieke auto toen deze bij Carloco werd aangeboden, maar dat hij uitgaat van de schriftelijke verklaring van partijen en dat hij denkt dat de onderling vastgestelde waarde van € 1.000,00 kan worden aangehouden: “
Het is een 924, geen S model en ook geen Turbo die hebben een wat hogere waarde”.
22.7.4.
Het hof is van oordeel dat [appellant] het bewijsvermoeden dat de auto € 1.000,- waard was, dat uit de schriftelijke overeenkomst voortvloeit, afdoende heeft ontzenuwd. Immers zelfs de eigen stukken van Carloco reppen van een (veel) hogere waarde dan de vermelde € 1.000,00. Door partijen zijn in dit verband verder geen specifieke bewijsaanbiedingen gedaan. Met inachtneming van wat hierover door partijen is gesteld - en van het feit dat de door het hof benoemde deskundige uitging van de schriftelijke verklaring en zich verder slechts in zeer algemene termen hierover heeft uitgelaten - begroot het hof de aanvangswaarde van de auto op € 3.000,00.
22.8.1.
De door het hof benoemde deskundige was zeer pertinent in zijn antwoord op de vraag wat de auto thans waard is:

De verkoopwaarde op dit moment is vrijwel nihil.
Een Porsche 924 omgebouwd naar vleugeldeuren heeft vrijwel geen verkoopwaarde. ook de aangebouwde spoiler verlaagd[verlaagt]
de waarde”.
22.8.2.
Het hof heeft aan de deskundige gevraagd wat het nu zou kosten om de auto te laten herstellen (vraag a (iii)). De deskundige heeft op deze vraag geen duidelijk antwoord gegeven. Hij heeft geantwoord wat Carloco zou hebben moeten doen om als een redelijk bekwaam vakman de overeengekomen oorspronkelijke werkzaamheden te verrichten. Die werkzaamheden zouden (afgerond) € 8.000,00 hebben gekost volgens de deskundige. Blijkens zijn reactie (nr 3.23 antwoord-memorie na deskundigenonderzoek d.d 28 oktober 2014) heeft Carloco het antwoord van de deskundige gelezen alsof dit de herstelkosten bevatte. Hetzelfde heeft te gelden voor [appellant] (nr. 23 memorie na deskundigenbericht), die als vermeld daarnaast opmerkte dat de deskundige nog een aantal gebreken heeft benoemd, maar daarvoor geen kostenbegroting heeft gemaakt.
Het hof zal er daarom met partijen vanuit gaan dat de kosten voor het herstellen van de vleugeldeuren, de luchthappers en het spuitwerk € 8.000,00 bedragen.
22.8.3.
Niet begroot door de deskundige is het herstel van het interieur, de bekabeling, de slecht sluitende portieren en de ontbrekende buitenschermen, terwijl hij daarover wel bemerkingen heeft gemaakt. Destijds heeft het CED, de door [appellant] eenzijdig benoemde expert, het totale herstel (dus inclusief de thans ontbrekende posten) begroot op € 10.250,00. Daarmee kwam het CED – die uitging van een aanvangswaarde van de auto van € 4.500,00 – op een waarde na herstel van € 13.500,00.
22.8.4.
Naar het oordeel van het hof is de vermogenssituatie waarin [appellant] zou zijn geraakt, als Carloco wel correct was nagekomen, niet enkel vast te stellen door het maken van een optelsom van de oorspronkelijke waarde van de auto vermeerderd met de herstelkosten, zoals [appellant] kennelijk heeft gedaan. Het hof is van oordeel dat de waarde van een auto voor het belangrijkste deel bepaald wordt door de markt en niet door reparaties in het verleden uitgevoerd. Van belang is dat bij een “gepimpte” auto als een Porsche 924 uit 1981, die – in afwijking van het oorspronkelijke model – wordt voorzien van vleugeldeuren en een spoiler, rekening gehouden worden met het feit dat een dergelijke verbouwing niet bij iedereen in de smaak zal vallen, getuige de taxatie van de deskundige, die van oordeel is dat de toevoegingen van vleugeldeuren en spoiler in hoge mate afdoen aan de marktwaarde (naar het hof begrijpt: los van de vraag of de werkzaamheden correct of niet zouden zijn uitgevoerd). De deskundige heeft daarbij opgemerkt dat deze werkzaamheden ook niet door merkdealers van Porsche of een Care autoschadebedrijf worden uitgevoerd.
Voorts moet rekening worden gehouden met het feit dat in de overeenkomst van [appellant] en Carloco ervan is uitgegaan dat de kwaliteit van het werk van Carloco (en de bijbehorende prijs) lager was dan van een merkdealer (als die dergelijke werkzaamheden überhaupt zou hebben uitgevoerd, hetgeen volgens de deskundige niet het geval is). Bij de begroting van de reparatiekosten door de deskundige en door CED is een dergelijke beperking niet ingebouwd.
22.8.5.
Het hof zal om al deze redenen met toepassing van art. 6:97 BW en uitgaande van een aanvangswaarde van € 3.000,00; een huidige waarde van nihil vanwege de slechte kwaliteit van de herstelwerkzaamheden; de bepaling door partijen destijds van de waarde van de werkzaamheden van Carloco op € 5.000,00; de door partijen begrepen schatting van de deskundige dat het grootste deel van de reparaties € 8.000,00 zou bedragen; het oordeel van de deskundige dat verbouwingen als thans uitgevoerd de waarde van een Porsche 924 verlagen; de door Carloco te betalen vervangende schadevergoeding schattenderwijs vaststellen op € 7.500,00.
22.8.6.
De aanvullende schadevergoeding, zoals door [appellant] gevorderd, is door Carloco betwist, voor wat betreft de kosten van het transport van de auto. Carloco heeft erop gewezen dat de auto door [appellant] bij hem was gebracht en ook weer gehaald moest worden, zodat hij de transportkosten daarvan niet verschuldigd is. [appellant] heeft hierop niet meer gereageerd. Dat de kosten van de taxatie door CED gemaakt zijn, is niet door Carloco betwist. Wel heeft Carloco gesteld dat de kosten (€ 750,00) erg hoog waren. Deze stelling is echter niet met kracht van argumenten ondersteund en komt het hof overigens ook onjuist voor. Het hof acht het redelijk dat [appellant] een expert heeft ingeschakeld ter vaststelling van de schade. Op grond van art. 6:96 lid 2 sub b BW komt de daardoor geleden schade voor vergoeding in aanmerking.
22.9.1.
Grief 4 slaagt derhalve. Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, voor zover in conventie gewezen en aan het oordeel van het hof onderworpen. De vordering van [appellant] zal worden toegewezen als in het dictum te melden, met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
22.9.2.
Als in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Carloco worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep en van de procedure in eerste aanleg in conventie welke als volgt zijn samengesteld:
- vast recht eerste aanleg € 588,00
- dagvaardingskosten eerste aanleg € 96,26
- kosten taxatierapport CED € 750,00
- salaris advocaat eerste aanleg € 868,50
- vast recht hoger beroep € 284,00
- dagvaardingskosten hoger beroep € 90,81
- getuigentaxen hoger beroep € 105,00
- deskundigenhonorarium hoger beroep € 1.182,00
- salaris advocaat hoger beroep € 4.632,00.
22.10.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

23.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Maastricht van 1 juni 2011, voor zover
in reconventiegewezen;
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Maastricht van 1 juni 2011, voor zover
in conventiegewezen;
veroordeelt [geïntimeerde] h.o.d.n. Carloco tot betaling aan [appellant] van het bedrag van € 7.500,00 met de wettelijke rente hierover vanaf de dag der dagvaarding;
veroordeelt [geïntimeerde] h.o.d.n. Carloco in de kosten van de procedure, aan de zijde van [appellant] tot op heden in eerste aanleg in conventie begroot op
€ 1.434,26 aan verschotten en € 868,50 aan salaris advocaat en in hoger beroep begroot op
€ 1.661,81 aan verschotten en € 4.632,00 aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, C.N.M. Antens en D.A.E.M. Hulskes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 februari 2016.
griffier rolraadsheer