22.6.Vast staat dat [appellant] op grond van de overeenkomst reeds € 1.700,00 aan Carloco heeft voldaan. Nu de overeenkomst nog bestaat en de rechtsgrond voor die betaling aanwezig is, is er geen reden om de vordering van [appellant] (in conventie) tot terugbetaling van dit reeds betaalde gedeelte van de aanneemsom toe te wijzen.
22.7.1.Voor toewijsbaarheid van de vordering tot vervangende schadevergoeding is juist niet vereist dat de overeenkomst is ontbonden. Wel is vereist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming en verzuim aan de zijde van de schuldenaar. De tekortkoming is hiervoor, in rov. 22.3.4, vastgesteld. Carloco heeft niet gesteld dat de tekortkoming, indien vastgesteld, niet toerekenbaar is, zodat ook aan dit vereiste is voldaan. Nu reeds is geoordeeld in het tussenarrest van 18 december 2012 dat Carloco in verzuim is geraakt, is Carloco daarmee schadeplichtig geworden jegens [appellant] .
Doordat de vervangende schadevergoeding in de plaats treedt van de (niet- c.q. niet correct geleverde) prestatie, is haar omvang gelijk aan de vermogensvermindering die ten tijde van de niet-nakoming door de schuldeiser is geleden ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming.
22.7.2.Bij de begroting hiervan is allereerst van belang wat de waarde van de auto was toen deze door [appellant] ten behoeve van de “verbouwing” in juni 2009 bij Carloco werd gebracht. In dit verband heeft Carloco gewezen op de, door beide partijen getekende schriftelijke overeenkomst (prod. 1 inl. dagv), waarin staat
“Dagwaarde v.d. auto:
€ 1.000,00”. Deze schriftelijke verklaring is voor het hof in beginsel het uitgangspunt. [appellant] heeft echter, met het overleggen van de verzekeringspolis van de auto van de ANWB-autoverzekering (d.d. 14 april 2009) die een dagwaarde hanteerde van € 4.000,00 en het taxatierapport van CED (d.d. 24 augustus 2011), waarin de waarde “
in originele staat voor herstel” werd getaxeerd op € 7.500,00, voldoende tegenbewijs geleverd tegen voormelde verklaring in de schriftelijke overeenkomst.
Op zijn beurt heeft Carloco enkele advertenties van Marktplaats van voorjaar 2012 ingebracht, waarin vraagprijzen van € 1.500,00 tot € 2.950,00 voor vergelijkbare auto’s figureren, en gesteld dat uiteindelijk lagere prijzen werden betaald.
De door het hof benoemde deskundige tenslotte heeft aangegeven dat hij geen kennis had van deze specifieke auto toen deze bij Carloco werd aangeboden, maar dat hij uitgaat van de schriftelijke verklaring van partijen en dat hij denkt dat de onderling vastgestelde waarde van € 1.000,00 kan worden aangehouden: “
Het is een 924, geen S model en ook geen Turbo die hebben een wat hogere waarde”.
22.7.4.Het hof is van oordeel dat [appellant] het bewijsvermoeden dat de auto € 1.000,- waard was, dat uit de schriftelijke overeenkomst voortvloeit, afdoende heeft ontzenuwd. Immers zelfs de eigen stukken van Carloco reppen van een (veel) hogere waarde dan de vermelde € 1.000,00. Door partijen zijn in dit verband verder geen specifieke bewijsaanbiedingen gedaan. Met inachtneming van wat hierover door partijen is gesteld - en van het feit dat de door het hof benoemde deskundige uitging van de schriftelijke verklaring en zich verder slechts in zeer algemene termen hierover heeft uitgelaten - begroot het hof de aanvangswaarde van de auto op € 3.000,00.
22.8.1.De door het hof benoemde deskundige was zeer pertinent in zijn antwoord op de vraag wat de auto thans waard is:
“
De verkoopwaarde op dit moment is vrijwel nihil.
Een Porsche 924 omgebouwd naar vleugeldeuren heeft vrijwel geen verkoopwaarde. ook de aangebouwde spoiler verlaagd[verlaagt]
de waarde”.
22.8.2.Het hof heeft aan de deskundige gevraagd wat het nu zou kosten om de auto te laten herstellen (vraag a (iii)). De deskundige heeft op deze vraag geen duidelijk antwoord gegeven. Hij heeft geantwoord wat Carloco zou hebben moeten doen om als een redelijk bekwaam vakman de overeengekomen oorspronkelijke werkzaamheden te verrichten. Die werkzaamheden zouden (afgerond) € 8.000,00 hebben gekost volgens de deskundige. Blijkens zijn reactie (nr 3.23 antwoord-memorie na deskundigenonderzoek d.d 28 oktober 2014) heeft Carloco het antwoord van de deskundige gelezen alsof dit de herstelkosten bevatte. Hetzelfde heeft te gelden voor [appellant] (nr. 23 memorie na deskundigenbericht), die als vermeld daarnaast opmerkte dat de deskundige nog een aantal gebreken heeft benoemd, maar daarvoor geen kostenbegroting heeft gemaakt.
Het hof zal er daarom met partijen vanuit gaan dat de kosten voor het herstellen van de vleugeldeuren, de luchthappers en het spuitwerk € 8.000,00 bedragen.
22.8.3.Niet begroot door de deskundige is het herstel van het interieur, de bekabeling, de slecht sluitende portieren en de ontbrekende buitenschermen, terwijl hij daarover wel bemerkingen heeft gemaakt. Destijds heeft het CED, de door [appellant] eenzijdig benoemde expert, het totale herstel (dus inclusief de thans ontbrekende posten) begroot op € 10.250,00. Daarmee kwam het CED – die uitging van een aanvangswaarde van de auto van € 4.500,00 – op een waarde na herstel van € 13.500,00.
22.8.4.Naar het oordeel van het hof is de vermogenssituatie waarin [appellant] zou zijn geraakt, als Carloco wel correct was nagekomen, niet enkel vast te stellen door het maken van een optelsom van de oorspronkelijke waarde van de auto vermeerderd met de herstelkosten, zoals [appellant] kennelijk heeft gedaan. Het hof is van oordeel dat de waarde van een auto voor het belangrijkste deel bepaald wordt door de markt en niet door reparaties in het verleden uitgevoerd. Van belang is dat bij een “gepimpte” auto als een Porsche 924 uit 1981, die – in afwijking van het oorspronkelijke model – wordt voorzien van vleugeldeuren en een spoiler, rekening gehouden worden met het feit dat een dergelijke verbouwing niet bij iedereen in de smaak zal vallen, getuige de taxatie van de deskundige, die van oordeel is dat de toevoegingen van vleugeldeuren en spoiler in hoge mate afdoen aan de marktwaarde (naar het hof begrijpt: los van de vraag of de werkzaamheden correct of niet zouden zijn uitgevoerd). De deskundige heeft daarbij opgemerkt dat deze werkzaamheden ook niet door merkdealers van Porsche of een Care autoschadebedrijf worden uitgevoerd.
Voorts moet rekening worden gehouden met het feit dat in de overeenkomst van [appellant] en Carloco ervan is uitgegaan dat de kwaliteit van het werk van Carloco (en de bijbehorende prijs) lager was dan van een merkdealer (als die dergelijke werkzaamheden überhaupt zou hebben uitgevoerd, hetgeen volgens de deskundige niet het geval is). Bij de begroting van de reparatiekosten door de deskundige en door CED is een dergelijke beperking niet ingebouwd.
22.8.5.Het hof zal om al deze redenen met toepassing van art. 6:97 BW en uitgaande van een aanvangswaarde van € 3.000,00; een huidige waarde van nihil vanwege de slechte kwaliteit van de herstelwerkzaamheden; de bepaling door partijen destijds van de waarde van de werkzaamheden van Carloco op € 5.000,00; de door partijen begrepen schatting van de deskundige dat het grootste deel van de reparaties € 8.000,00 zou bedragen; het oordeel van de deskundige dat verbouwingen als thans uitgevoerd de waarde van een Porsche 924 verlagen; de door Carloco te betalen vervangende schadevergoeding schattenderwijs vaststellen op € 7.500,00.
22.8.6.De aanvullende schadevergoeding, zoals door [appellant] gevorderd, is door Carloco betwist, voor wat betreft de kosten van het transport van de auto. Carloco heeft erop gewezen dat de auto door [appellant] bij hem was gebracht en ook weer gehaald moest worden, zodat hij de transportkosten daarvan niet verschuldigd is. [appellant] heeft hierop niet meer gereageerd. Dat de kosten van de taxatie door CED gemaakt zijn, is niet door Carloco betwist. Wel heeft Carloco gesteld dat de kosten (€ 750,00) erg hoog waren. Deze stelling is echter niet met kracht van argumenten ondersteund en komt het hof overigens ook onjuist voor. Het hof acht het redelijk dat [appellant] een expert heeft ingeschakeld ter vaststelling van de schade. Op grond van art. 6:96 lid 2 sub b BW komt de daardoor geleden schade voor vergoeding in aanmerking.
22.9.1.Grief 4 slaagt derhalve. Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, voor zover in conventie gewezen en aan het oordeel van het hof onderworpen. De vordering van [appellant] zal worden toegewezen als in het dictum te melden, met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
22.9.2.Als in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Carloco worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep en van de procedure in eerste aanleg in conventie welke als volgt zijn samengesteld:
- vast recht eerste aanleg € 588,00
- dagvaardingskosten eerste aanleg € 96,26
- kosten taxatierapport CED € 750,00
- salaris advocaat eerste aanleg € 868,50
- vast recht hoger beroep € 284,00
- dagvaardingskosten hoger beroep € 90,81
- getuigentaxen hoger beroep € 105,00
- deskundigenhonorarium hoger beroep € 1.182,00
- salaris advocaat hoger beroep € 4.632,00.