Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 4285236/317 15-5904)
2.Het verloop van het geding in hoger beroep
- het voornoemde dagvaardingsexploot met grieven en producties;
- de conclusie van eis van [appellant] ;
- de memorie van antwoord van [de stichting] met een productie.
3.De beoordeling
vóór de eerste dag van een nieuwe huurmaand moet worden voldaan”.
- om de woning te ontruimen en verlaten, met machtiging van [de stichting] om dat op kosten van [appellant] zelf te doen bewerkstelligen,
- tot betaling van € 1.040,39 aan tot en met oktober 2015 verschuldigde huur, buitengerechtelijke kosten en rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.900,15 vanaf 2 juli 2015,
- tot betaling van € 605,31 per maand vanaf 1 november 2015 tot het moment van ontruiming en verlating,
- tot betaling van de proceskosten van de eerste aanleg.
bladzijde 5 van de conclusie van antwoord, voorlaatste alinea”. In die alinea verwijt [appellant] aan (de deurwaarder van) [de stichting] kosten te hebben doorberekend over een nooit verschuldigd bedrag van € 24.299,50, maar de aangevallen beslissingen zijn niet gebaseerd op dat bedrag. [appellant] maakt niet althans onvoldoende duidelijk welke bezwaren hij concreet tegen deze aangevallen beslissingen aanvoert. Voor zover [appellant] in de bedoelde alinea lijkt aan te geven dat hooguit buitengerechtelijke kosten over € 3.400,-- hadden mogen worden toegekend, verduidelijkt [appellant] ook niet althans onvoldoende dat, waarom of in hoeverre hij het daarvoor toegewezen bedrag te hoog acht.