ECLI:NL:GHSHE:2016:3736

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
200 119 220_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over uitvoering vaststellingsovereenkomst en verboden benadering van klanten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Verhuizingen Holding B.V. en Waste-Control B.V. tegen Schoonmaakservice B.V. De zaak betreft de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst die op 15 november 2011 is gesloten tussen de partijen, waarin afspraken zijn gemaakt over de beëindiging van hun zakelijke samenwerking. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had geoordeeld dat Schoonmaakservice onvoldoende had aangetoond dat het gebruik van een gezamenlijke landingspagina en e-mailadressen onder de afspraken viel, en had de vorderingen van Schoonmaakservice afgewezen. Schoonmaakservice had echter ook een verbod gevorderd voor de Holding c.s. om klanten van Schoonmaakservice actief te benaderen, wat door de voorzieningenrechter werd toegewezen. In hoger beroep hebben de Holding c.s. grieven ingediend tegen deze beslissingen. Het hof heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de betrokken partijen inderdaad een zakelijke band tussen twee families betrof, en dat de vaststellingsovereenkomst bindend was voor alle partijen. Het hof oordeelde dat de Holding c.s. zich niet aan de afspraken hielden door klanten van Schoonmaakservice te benaderen en dat de dwangsommen die waren opgelegd aan de Holding c.s. niet onredelijk waren. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en nieuwe beslissingen genomen, waaronder het opleggen van een verbod aan de Holding c.s. om gedurende 10 jaar klanten van Schoonmaakservice te benaderen, met bijbehorende dwangsommen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer 200.119.220/01
arrest van 23 augustus 2016
in de zaak van
[Verhuizingen] Verhuizingen Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geintimeerde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Waste-Control B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in principaal appel en geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.A.M van Dooren te Breda,
tegen
[schoonmaakservice] Schoonmaakservice B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel en appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. R.J.M. Sintnicolaas te Oosterhout,
op het bij exploot van dagvaarding van 20 december 2012 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter van de toenmalige rechtbank Breda van 22 november 2012, gewezen tussen appellanten in het principaal appel -de Holding c.s., dan wel [holding] Holding, [geintimeerde 2] en Waste-Control- als gedaagden en geïntimeerde in het principaal appel -Schoonmaakservice- als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 254890 / KG ZA 12-541)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens bevattende de grieven, waarbij producties zijn overgelegd;
- de memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel, waarbij producties zijn overgelegd;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel.
Nadat partijen arrest hebben gevraagd, is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de betreffende memories.

4.De beoordeling van het principaal en incidenteel appel

4.1.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 3.1 vastgesteld van welke feiten bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Nu geen der partijen die feiten heeft bestreden, zal ook het hof daarvan uitgaan. Hierna volgt een opsomming van die feiten en van nog enkele feiten waarvan voorshands kan worden uitgegaan.
a. Schoonmaakservice drijft een onderneming op het gebied van interieurreiniging van gebouwen.
b. Schoonmaakservice is opgericht in 1998 en komt voort uit een samenwerking tussen de heer [oprichter 1] (hierna: [oprichter 1] ) en de heer [oprichter 2] (hierna: [oprichter 2] ). [oprichter 2] was destijds bestuurder en enig aandeelhouder van [holding] Holding en is dat nog steeds.
c. De samenwerking tussen [oprichter 1] en [oprichter 2] werd uitgebreid toen [oprichter 1] [schilderwerken] Schilderwerken BV oprichtte, als onderdeel van Schoonmaakservice, en [oprichter 2] mede-eigenaar van deze vennootschap werd.
d. Vervolgens hebben [oprichter 1] en [oprichter 2] samen [totaalservice] Totaalservice BV opgericht en werd de broer van [oprichter 2] , de heer [broer van oprichter 2] (hierna: [broer van oprichter 2] ) in de samenwerking betrokken doordat hij mede-eigenaar werd gemaakt van [schilderwerken] Schilderwerken BV en [totaalservice] Totaalservice BV.
e. Ook de broer van [oprichter 1] , de heer [broer van oprichter 1] (hierna: [broer van oprichter 1] ) werd in de samenwerking betrokken doordat hij samen met [oprichter 1] en [oprichter 2] [afvalservice] Afvalservice BV oprichtte en daarvan samen met [oprichter 1] en [oprichter 2] eigenaar werd.
f. Tot de zomer van 2011 onderhield Schoonmaakservice een innige zakelijke band met [holding] Holding, [schilderwerken] Schilderwerken BV, [totaalservice] Totaalservice BV en [afvalservice] Afvalservice BV. Al deze vennootschappen waren gehuisvest in hetzelfde bedrijfspand, dat gehuurd werd van [holding] Holding, en zij maakten gebruik van dezelfde server. Ze maakten voorts allen gebruik van één gezamenlijke landingspagina, [domeinnaam] , waarop links stonden naar ieders eigen website.
g. [holding] Holding was en is nog steeds rechthebbende op de domeinnaam [domeinnaam] .
h. Vanaf de zomer van 2011 raakten de verhoudingen tussen voornoemde vennootschappen verstoord en werd de wens tot ontvlechting van de samenwerking uitgesproken.
i. Mr. Sintnicolaas en de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) zijn ingeschakeld om te trachten tot een ontvlechting te komen. In november 2011 is daarover overeenstemming bereikt.
j. Op 15 november 2011 heeft mr. Sintnicolaas aan [betrokkene] een e-mailbericht gezonden (hierna: de vaststellingsovereenkomst, overgelegd als productie 2 bij inleidende dagvaarding), waarop [betrokkene] heeft gereageerd (die reactie is hierna vetgedrukt weergegeven). In voormelde e-mailwisseling met als onderwerp “de afspraken inzake [oprichter 1] / [oprichter 2] zijn – voor zover van belang – de hiernavolgende passages opgenomen:
“ Tijdens het constructieve gesprek tussen partijen in ons bijzijn (…) bereikten partijen uiteindelijk algehele overeenstemming omtrent hun zakelijk uiteengaan.
(…)
1. [schoonmaakservice] Schoonmaakservice B.V. zal alle aandelen die zij houdt in de vennootschap [totaalservice] Totaalservice B.V. leveren aan de heer [oprichter 2] Jr., althans een door hem aan te wijzen vennootschap of vennootschappen;ok
2. De heer [oprichter 2] Jr., althans diens houdstermaatschappij, zal alle aandelen die zij houdt in [schoonmaakservice] Schoonmaakservice gelijktijdig met voornoemde transactie notarieel leveren aan [oprichter 1] , althans [beheer] Beheer B.V.;ok
(…)
7. De heer [oprichter 2] Jr. c.s. zal gedurende een periode van 10 jaren te rekenen vanaf de datum van notariële transporten geen schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords ondernemen of daar op enigerlei wijze bij betrokken zijn en zeker niet onder de naam “ [schoonmaakservice] ”;In de eerdere brieven is iets anders aangegeven: “Cliënte is bereid om voor een periode van 10 jaar geen schoonmaakwerkzaamheden onder de naam [schoonmaakservice] te starten. Het is niet de intentie van cliënte om een schoonmaakbedrijf te starten, maar cliënte wil zich wel deze vrijheid behouden om dit onder een andere naam in de toekomst te kunnen doen.
(…)
9.
De huurovereenkomst tussen [schoonmaakservice] Schoonmaakservice B.V. en [Verhuizingen]
Verhuizingen Holding B.V. blijft onverminderd van kracht, het gebruik van de bekabeling voor netwerk (muz van server en telefooncentrale) in het gehuurde daaronder uitdrukkelijk begrepen;Ok
10.
De ondernemingen van partijen zullen overigens zo veel mogelijk worden
losgekoppeld op de meest praktische wijze zodat [schoonmaakservice] Schoonmaakservice B.V. haar telefoonnummers en antwoordnummer enz. behoudt en afzonderlijk toegedeeld zal krijgen; het leasecontract van het routevolgsysteem dat thans nog op naam van [schoonmaakservice] Schoonmaakservice B.V. loopt tbv [totaalservice] Totaalservice B.V. wordt overgezet op naam van [totaalservice] Totaalservice B.V.;Ok
11. Partijen zullen zich overigens in de meest ruime zin des woords onthouden van
het doen van negatieve uitlatingen over elkaars personen en ondernemingen en – zo mogelijk – elkaar juist trachten te versterken in hun bedrijfsvoeringen;Ok
(…)”.
k. Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is [broer van oprichter 2] , de vennootschap van [broer van oprichter 2] , via Waste-Control een schoonmaakbedrijf begonnen genaamd ‘Fris Schoonmakers’.
Alle aandelen in Waste-Control worden gehouden door de rechtspersoon [broer van oprichter 2] (nr. 11 dagvaarding in eerste aanleg, zie ook nrs. 15 en 19 pleitnota de Holding c.s.).
l. De ontvlechting is vervolmaakt door het verlijden van de notariële akte van 3 september 2012 (door de Holding c.s. overgelegd als productie bij brief van 31 oktober 2012). In deze akte staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
VERKLARINGEN VOORAF
- tussen [Verhuizingen] Verhuizingen enerzijds en [broer van oprichter 1] Beheer anderzijds en [Verhuizingen] Verhuizingen enerzijds en [schoonmaakservice] Schoonmaak anderzijds zijn geschillen gerezen over de thans lopende huurovereenkomst(en) alsmede de bedrijfsvoering binnen de vennootschaplees: [afvalservice] Afvalservice B.V.)
, in het kader waarvan een (aantal) gerechtelijke procedure(s) loopt;
-
(…)
-
partijen zijn – teneinde de tussen hen bestaande geschilpunten op te heffen – overeengekomen dat:
-
(…)
-
[Verhuizingen] Verhuizingen als tegenprestatie kwijting verleent voor haar bestaande en toekomstige vorderingen op [broer van oprichter 1] Beheer en/of [schoonmaakservice] Schoonmaak uit hoofde van de tussen hen bestaande huurovereenkomst(en);
-
Voornoemde huurovereenkomst(en) door en met het ondertekenen van de onderhavige akte – per vandaag – zullen worden beëindigd;
-
(…)
-
(…)
-
alle in deze akte genoemde (rechts-)personen, en, voor zover van toepassing, alle
daarmee direct of indirect verbonden (rechts-)personen, verlenen elkaar over en weer finale kwijting voor al hetgeen zij van ieder van hen te vorderen heeft of zal hebben, uit welke hoofde dan ook. (…)”.
m. Kort na 3 september 2012 is de op de landingspagina [domeinnaam] geplaatste link naar de website van Schoonmaakservice verwijderd. Voorts zijn de door Schoonmaakservice gebruikte e-mailadressen: [mailadres 1] , [mailadres 2] , [mailadres 3] , [mailadres 4] , [mailadres 5] , [mailadres 6] en [mailadres 7] geblokkeerd.
n. Schoonmaakservice heeft als productie 8 bij brief van 30 oktober 2012 twee persberichten overgelegd. Het ene bericht houdt in, voor zover van belang:
“Frisse wind bij de [groep] -groep [vestigingsnaam]
(…)
[plaatsnaam] , 15-10-2012
Sinds oktober heeft de [groep] -groep [vestigingsnaam] een nieuwe onderneming erbij genaamd FRIS Schoonmakers; het is het nieuwe schoonmaakbedrijf in [vestigingsplaats] .
(…)
Door de ondersteuning vanuit de [groep] -groep draagt Fris zorg voor snelle en heldere afstemming voor schoonmaak, afvalverwerking, verhuizing, opslag, her en verbouwingen; 1 aanspraakpunt en coördinator voor al uw facilitaire zaken (…)”;
Het andere bericht houdt in, voor zover van belang:
“Fris Schoonmakers is een jong en fris schoonmakers bedrijf. Fris is het nieuwe schoonmaakbedrijf onder de Breda [groep] paraplu met meer dan 60 jaar ervaring in de schoonmaak. Fris staat voor een regulier schoonmaakwerk van kantoren, gebouwen en objecten, opleveringen, projecten (…). Naast het schoonmaakwerk facilitairen we vanuit [groep] met afvalservice (rolcontainers, chemisch e.v.), verhuizingen en opslag. (…)”
4.2
Schoonmaakservice heeft in eerste aanleg en na vermeerdering en vermindering van eis gevorderd dat de voorzieningenrechter in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [holding] Holding gebiedt om binnen twee werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis al datgene te doen dat nodig is om de link naar de website van Schoonmaakservice op de oorspronkelijke wijze terug te plaatsen op de landingspagina
[domeinnaam], en tevens al datgene te doen dat nodig is om de blokkade op te heffen op de e-mailadressen [mailadres 1] , [mailadres 2] , [mailadres 3] , [mailadres 4] , [mailadres 5] , [mailadres 6] en
[mailadres 7], zulks op straffe van verbeurte aan Schoonmaakservice van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de [holding] Holding hiermee in gebreke blijft;
II. de Holding c.s. verbiedt om al degenen die klant/relatie zijn van Schoonmaakservice actief te benaderen en/of opdrachten van hen te werven en/of anderszins economisch profijt van opdrachten van deze klanten/relaties te trekken, zulks op straffe van verbeurte aan Schoonmaakservice van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de Holding c.s. hiermee in gebreke blijven;
III. de Holding c.s. gebiedt om binnen vijf werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis een volledige en juiste opgave te verstrekken van (1) alle klanten/relaties van Schoonmaakservice die zij hebben aangeschreven of anderszins hebben benaderd, (2) alle klanten/relaties die aan de Holding c.s. reeds een opdracht hebben verstrekt, zulks op straffe van verbeurte aan Schoonmaakservice van een direct opeisbare dwangsom van € 2.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de Holding c.s. hiermee in gebreke blijven;
subsidiair
IV. met betrekking tot de vorderingen onder I, II en III een voorziening treft waarvan hij meent dat die in goede justitie getroffen behoord te worden;
Zowel primair als subsidiair
de Holding c.s. veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van Schoonmaakservice.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet onbegrijpelijk is dat [holding] Holding in het kader van de ontvlechting van de samenwerking Schoonmaakservice het gebruik van de landingspagina heeft ontzegd. Schoonmaakservice heeft te weinig gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat het gebruik van die landingspagina geacht wordt te zijn begrepen onder de in art. 11 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011 opgenomen zinsnede “
elkaar juist (zullen)
trachten te versterken in hun bedrijfsvoering”, aldus de voorzieningenrechter. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de e-mailadressen. De vordering sub I is vervolgens afgewezen. Nadat de voorzieningenrechter onder meer heeft overwogen dat Fris Schoonmakers, althans Waste-Control althans [broer van oprichter 2] het in art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011opgenomen non-concurrentiebeding heeft overtreden, heeft de voorzieningenrechter de Holding c.s. verboden om al degenen die klant/relatie zijn van Schoonmaakservice actief te benaderen en/of opdrachten van hen te werven en/of anderszins economisch profijt van opdrachten van deze klanten/relaties te trekken, zulks op straffe van betaling door de Holding c.s. aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 10.000,- per rechtspersoon voor iedere handeling in strijd met dit verbod.
De voorzieningenrechter heeft de Holding c.s. verder geboden om binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis een volledige en juiste opgave te verstrekken van alle klanten/relaties van Schoonmaakservice die zij hebben aangeschreven of anderszins hebben benaderd en die aan de Holding c.s. reeds een opdracht hebben verstrekt, zulks onder veroordeling van de Holding c.s. tot betaling aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 2.000,- per rechtspersoon voor iedere dag dat niet aan dit gebod wordt voldaan, tot een maximum van € 20.000,-. Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de Holding c.s. zijn in de proceskosten veroordeeld en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
4.3.1
De Holding c.s. vorderen in het principaal appel onder het voordragen van zes grieven vernietiging van het vonnis van 22 november 2012 voor wat betreft het aan hen op straffe van een dwangsom gegeven verbod en gebod, en dat het hof, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Schoonmaakservice alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Schoonmaakservice in de kosten van beide instanties.
Schoonmaakservice voert verweer.
4.3.2
Schoonmaakservice vordert in het incidenteel appel onder het voordragen van drie grieven vernietiging van het vonnis van 22 november 2012 voor zover daarin is bepaald dat er geen gronden aanwezig zijn om de vordering van Schoonmaakservice, inhoudende de Holding c.s. te gebieden om binnen twee werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis al datgene te doen dat nodig is om de link naar de website van Schoonmaakservice op de oorspronkelijke wijze terug te plaatsen op de landingspagina
[domeinnaam]en zulks op straffe van verbeurte aan Schoonmaakservice van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,-, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de Holding c.s. hiermee in gebreke blijven, toe te wijzen.
De Holding c.s. voeren verweer.
In het incidenteel appel:
4.4
Het hof merkt allereerst op dat Schoonmaakservice haar vordering in dit appel heeft gewijzigd. Zij vordert, gelet op het hiervoor onder 4.3.2 weergegevene, thans dat het hof de Holding c.s. zal veroordelen om, kort gezegd, de link te herstellen, en dus niet, zoals in eerste aanleg, alleen [holding] Holding. Zij heeft haar vordering verminderd omdat zij, eveneens gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3.2 is vermeld, niet langer vordert, kort gezegd, opheffing van de blokkade op de e-mailadressen. Het hof zal recht doen op die gewijzigde vordering nu daartegen geen bezwaren zijn aangevoerd.
In het principaal en incidenteel appel:
4.5.1
Met de grieven 1, 2 en 4 in het principaal appel, die zich lenen voor een gezamenlijke beoordeling, voeren de Holding c.s. aan dat Fris Schoonmakers niet heeft gehandeld in strijd met een voor Fris Schoonmakers geldend verbod (nr. 4 dagvaarding hoger beroep) en dat in elk geval de Holding c.s. niet hebben gehandeld in strijd met enig voor hen geldend verbod (nrs. 5, 11, 12, 14 en 19 dagvaarding in hoger beroep) De Holding c.s. voeren verder aan dat er geen sprake is van een [groep] Groep, slechts [holding] Holding bedient zich van die naam (nr. 12 dagvaarding in hoger beroep), zodat, zo begrijpt het hof, de Holding c.s. niet kan worden aangesproken indien Fris Schoonmakers zich presenteert als nieuwe tot de [groep] groep behorende onderneming (zie ook nr. 6 dagvaarding in hoger beroep). De Holding c.s. voeren ook nog aan dat zij een beroep kunnen doen op de finale kwijtingsregeling van de notariële akte van 3 september 2012 (nr. 9 dagvaarding in hoger beroep).
4.5.2
Het hof leidt uit de hiervoor in rov. 4.1 onder b tot en met e vermelde feiten af dat onder de noemer van in elk geval alle partijen in dit geding, in feite sprake was van een samenwerking tussen twee families die over en weer aandelen in de nodige rechtspersonen bezaten. Het betreft de familie [oprichter 2] en de familie [oprichter 1] . Tot deze conclusie draagt ook bij dat de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011 als onderwerp heeft “de afspraken inzake [oprichter 1] / [oprichter 2] ”. Met de vaststellingsovereenkomst moest het volledige zakelijke uiteengaan worden geregeld, zo blijkt ook uit de aanhef van die overeenkomst voor zover inhoudende “
bereikten partijen uiteindelijk algehele overeenstemming omtrent hun zakelijk uiteengaan”. Uit dit alles leidt het hof in kort geding af dat alle in dit geding betrokken partijen als partij moeten worden aangemerkt bij de vaststellingsovereenkomst. Dit betekent dat er voorshands van uit moet worden gegaan dat ook alle partijen aan die overeenkomst zijn gebonden, en naar redelijkheid moeten uitvoeren en nakomen. Uit de inhoud van het “zakelijk uiteengaan”, blijkt dat de zakelijke belangen tussen enerzijds de familie [oprichter 1] en anderzijds de familie [oprichter 2] volledig worden gescheiden. Kort gezegd: de zakelijke relatie en banden die deze twee families met elkaar hadden in rechtspersonen waarvan beide families aandelen bezaten, wordt volledig beëindigd. De twee families gaan afzonderlijk verder. Bezien in deze context dienen ook [broer van oprichter 2] en Waste-Control zich te houden aan de vaststellingsovereenkomst, en mogen zij, ook niet onder de vlag van “Fris Schoonmakers” zich aan de buitenwereld presenteren als vallend onder [groep] . Dat is immers in strijd met art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011. Alleen al nu de Holding c.s. niet heeft gesteld dat zij terstond maatregelen heeft getroffen tegen de persberichten waarin volgens hen Fris Schoonmakers zich ten onrechte presenteren als vallende onder de [groep] groep, passeert het hof hun stelling dat Fris Schoonmakers op geen enkele wijze is verbonden met [holding] Holding als onaannemelijk. Dit betekent dat in elk geval in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk is dat de Holding c.s. art. 7 van de vaststellingsovereenkomst hebben overtreden. In het kader van dit kort geding houdt het hof het verder voor voldoende waarschijnlijk dat in elk geval toen de verhoudingen nog niet waren verstoord het conglomeraat van rechtspersonen ook werd aangeduid als “de [groep] groep”, gelet op de namen van de verschillende rechtspersonen waarin telkens de naam “ [groep] ” voorkwam, de landingspagina en de gemeenschappelijke huisvesting. Het enkele feit dat [holding] Holding zich kennelijk ook [groep] Groep noemde (en noemt), doet daar niet aan af. Voor zover de Holding c.s. nadere schriftelijke bescheiden hebben waaruit de juistheid van hun stellingen volgt, hadden zij deze bij dagvaarding in hoger beroep moeten overleggen (zie het slot van nr. 6 van die dagvaarding). Een kort geding als het onderhavige leent zich niet voor het horen van getuigen, zodat het hof voorbij gaat aan het bewijsaanbod van de Holding c.s. in voornoemd nr. 6. Dit laatste geldt overigens voor alle aanbiedingen van getuigenbewijs die partijen over en weer hebben gedaan.
4.5.3
De bij brief van 30 oktober 2012 gedane mededeling dat de bij die brief als productie 8 overgelegde persberichten van 15 oktober 2012 zijn, is niet betwist, zodat het hof er van uit gaat dat die twee persberichten dateren van na de notariële akte van 3 september 2012. Er zijn onvoldoende aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat Fris Schoonmakers al voor het opmaken van die notariële akte voldoende kenbaar voor Schoonmaakservice zich presenteerde als schoonmaakbedrijf onder de paraplu van de [groep] groep. Alleen al daarom kan [holding] Holding noch [broer van oprichter 2] noch Waste-Control een beroep doen op de kwijtingsregeling in de notariële akte van 3 september 2012.
Dit betekent dat de grieven 1, 2 en 4 falen.
4.6.1
De grieven 3 en 6 lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. De Holding c.s. voeren met deze twee grieven aan dat zij (of Fris Schoonmakers) niet het overgrote deel van de relaties van Schoonmaakservice hebben benaderd. Fris Schoonmakers heeft een groot aantal ondernemingen benaderd “
tot welke ondernemingen slechts incidenteel relaties behoorden van [schoonmaakservice] Schoonmaakservice” (zie nr. 17 dagvaarding in hoger beroep). In nr. 25 dagvaarding in hoger beroep wordt aangevoerd dat de wijze waarop een deel van de relaties van Schoonmaakservice zou zijn benaderd, niet in strijd komt met de inhoud van het in art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011 verwoorde concurrentieverbod.
De Holding c.s. miskennen dat uit hetgeen onder de nrs. 37 en verder van de inleidende dagvaarding is gesteld moet worden afgeleid dat Schoonmaakservice aan het door haar onder II en III gevorderde niet alleen ten grondslag heeft gelegd dat de Holding c.s. het overgrote deel van haar relaties heeft benaderd. Ten grondslag is gelegd dat in strijd met de gemaakte afspraken door Fris Schoonmakers (en/of de Holding c.s.) gericht en rechtstreeks bekende relaties van Schoonmaakservice zijn benaderd. Die stelling is door Schoonmaakservice voldoende onderbouwd en door de Holding c.s onvoldoende gemotiveerd betwist, alleen al omdat zij niet hebben meegedeeld welke relaties van Schoonmaakservice door hen zijn benaderd noch hebben zij concreet meegedeeld op welke wijze zij die relaties hebben benaderd.
4.6.2
Een redelijke uitleg van de bewoordingen van art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011 voor zover inhoudende dat geen schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords zullen worden ondernomen en dat er bereidheid is om voor een periode van 10 jaar geen schoonmaakwerkzaamheden onder de naam [schoonmaakservice] te starten, waarbij in acht moet worden genomen het feit dat de wegen van partijen zich zouden scheiden, waarbij Schoonmaakservice zou verder gaan met de schoonmaakwerkzaamheden, brengt met zich dat relaties van Schoonmaakservice niet door de Holding c.s. mogen worden benaderd. Voor zover dit al anders is, dient in elk geval voldoende duidelijk te zijn dat het doel van de benadering niet is de wens om schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren. Nu de Holding c.s. aanvoeren dat Fris Schoonmakers incidenteel relaties van Schoonmaakservice heeft benaderd terwijl is gesteld noch gebleken dat Fris Schoonmakers andere werkzaamheden verricht dan schoonmaakwerkzaamheden, valt de tekst van het gevorderde verbod binnen het bereik van art. 7 van de vaststellingsovereenkomst. Daarmee falen de grieven 3 en 6.
4.7
In grief 5 hebben de Holding c.s. aangevoerd dat de dwangsommen buitenproportioneel zijn en dat ten onrechte [holding] Holding, [broer van oprichter 2] en Waste-Control ieder voor zich kan worden aangesproken ter zake van door een ander van hen verbeurde dwangsommen. Verder wordt in deze grief aangevoerd dat het opgelegde ver- en gebod veel verder gaat dan het overeengekomen concurrentieverbod.
Het hof is het met de Holding c.s. eens dat een dwangsom van € 10.000,- voor elke keer dat een klant van Schoonmaakservice ten onrechte wordt benaderd, buiten proporties is. Een dwangsom van € 1.000,- per benadering acht het hof een genoegzame prikkel tot nakoming, waarbij het hof deze dwangsom zal maximeren. Terecht wordt aangevoerd dat de ene rechtspersoon niet tot betaling van een dwangsom mag worden aangesproken indien de betreffende overtreding door een andere rechtspersoon is begaan. Een dergelijke vereenzelviging van de betreffende rechtspersonen voert te ver, zodat wat dat betreft een herformulering van verbod en gebod moet plaatsvinden. Nu verder in art. 7 van de vaststellingsovereenkomst een periode van 10 jaar is afgesproken, dient het verbod tot die tijd te worden beperkt. Genoemd art. 7 strekt zich alleen uit over schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords. Daarmee kan aan de Holding c.s. niet een verbod worden opgelegd om “anderszins economisch profijt van opdrachten van klanten van Schoonmaakservice te trekken”. Het gegeven verbod zal daarom worden beperkt tot schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords. De hoogte van de dwangsom en de maximering daarvan ter zake het gebod acht het hof juist. Gelet op de aard en inhoud van de wijzigingen die het hof zal aanbrengen in de in eerste aanleg uitgesproken veroordelingen, zal het hof het vonnis vernietigen, alhoewel de kern van de in eerste aanleg gegeven veroordelingen onveranderd blijft.
4.8
De grieven 1, 2 en 3 in het incidenteel appel leggen de vraag voor of de Holding c.s. aan Schoonmaakservice het gebruik van de landingspagina mochten ontzeggen. Hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in rov. 3.4 van het bestreden vonnis heeft overwogen, hetgeen als hier herhaald in ingelast moet worden beschouwd, acht het hof juist. Het daar gegeven oordeel neemt het hof dan ook over en tot het zijne. Nu de grieven verder niets nieuws hieromtrent aanvoeren, falen zij.
4.9
Uit al het vorenstaande vloeit voort dat de Holding c.s. in eerste aanleg terecht in de proceskosten is veroordeeld als overwegend in het ongelijk gesteld. Om proces-economische redenen zal het hof echter het hele vonnis vernietigen. In dit hoger beroep heeft te gelden dat partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld. Het hof ziet daarin reden om de proceskosten van dit hoger beroep te compenseren.

5.De uitspraak

Het hof:
in het principaal en incidenteel appel:
vernietigt het tussen partijen op 22 november 2012 gewezen vonnis in kort geding en doet opnieuw recht als volgt:
I. verbiedt [holding] Holding om ter zake schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords gedurende een periode van 10 jaar te rekenen vanaf de datum van notariële transporten al degenen die klant/relatie zijn van Schoonmaakservice actief te benaderen en/of opdrachten van hen te werven, zulks op straffe van betaling door [holding] Holding aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere handeling in strijd met dit verbod, met een maximum van € 150.000;
II. verbiedt [broer van oprichter 2] om ter zake schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords gedurende een periode van 10 jaar te rekenen vanaf de datum van notariële transporten al degenen die klant/relatie zijn van Schoonmaakservice actief te benaderen en/of opdrachten van hen te werven, zulks op straffe van betaling door [broer van oprichter 2] aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere handeling in strijd met dit verbod, met een maximum van € 150.000;
III. verbiedt Waste-Control om ter zake schoonmaakactiviteiten in de ruimste zin des woords gedurende een periode van 10 jaar te rekenen vanaf de datum van notariële transporten al degenen die klant/relatie zijn van Schoonmaakservice actief te benaderen en/of opdrachten van hen te werven, zulks op straffe van betaling door Waste-Control aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 1.000,- per rechtspersoon voor iedere handeling in strijd met dit verbod, met een maximum van € 150.000;
IV. gebiedt [holding] Holding om binnen vijf werkdagen na betekening van dit arrest een volledige en juiste opgave te verstrekken van alle klanten/relaties van Schoonmaakservice die zij heeft aangeschreven of anderszins heeft benaderd en die aan [holding] Holding reeds een opdracht hebben verstrekt, onder veroordeling van [holding] Holding tot betaling aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag dat niet aan dit gebod wordt voldaan, tot een maximum van € 20.000;
V. gebiedt [broer van oprichter 2] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit arrest een volledige en juiste opgave te verstrekken van alle klanten/relaties van Schoonmaakservice die zij heeft aangeschreven of anderszins heeft benaderd en die aan [broer van oprichter 2] reeds een opdracht hebben verstrekt, onder veroordeling van [broer van oprichter 2] tot betaling aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag dat niet aan dit gebod wordt voldaan, tot een maximum van € 20.000;
VI. gebiedt Waste-Control om binnen vijf werkdagen na betekening van dit arrest een volledige en juiste opgave te verstrekken van alle klanten/relaties van Schoonmaakservice die zij heeft aangeschreven of anderszins heeft benaderd en die aan Waste-Control reeds een opdracht hebben verstrekt, onder veroordeling van Waste-Control tot betaling aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag dat niet aan dit gebod wordt voldaan, tot een maximum van € 20.000;
VII. veroordeelt de Holding c.s. in de proceskosten van de eerste aanleg, voor zover gerezen aan de zijde van Schoonmaakservice begroot op € 575,- aan griffierecht, € 98,37 kosten betekening dagvaarding en € 816,- voor salaris advocaat;
VIII. verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IX. compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
X. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 augustus 2016.
griffier rolraadsheer