Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 254890 / KG ZA 12-541)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling van het principaal en incidenteel appel
“ Tijdens het constructieve gesprek tussen partijen in ons bijzijn (…) bereikten partijen uiteindelijk algehele overeenstemming omtrent hun zakelijk uiteengaan.
De huurovereenkomst tussen [schoonmaakservice] Schoonmaakservice B.V. en [Verhuizingen]
De ondernemingen van partijen zullen overigens zo veel mogelijk worden
, in het kader waarvan een (aantal) gerechtelijke procedure(s) loopt;
(…)
partijen zijn – teneinde de tussen hen bestaande geschilpunten op te heffen – overeengekomen dat:
(…)
[Verhuizingen] Verhuizingen als tegenprestatie kwijting verleent voor haar bestaande en toekomstige vorderingen op [broer van oprichter 1] Beheer en/of [schoonmaakservice] Schoonmaak uit hoofde van de tussen hen bestaande huurovereenkomst(en);
Voornoemde huurovereenkomst(en) door en met het ondertekenen van de onderhavige akte – per vandaag – zullen worden beëindigd;
(…)
(…)
alle in deze akte genoemde (rechts-)personen, en, voor zover van toepassing, alle
[domeinnaam], en tevens al datgene te doen dat nodig is om de blokkade op te heffen op de e-mailadressen [mailadres 1] , [mailadres 2] , [mailadres 3] , [mailadres 4] , [mailadres 5] , [mailadres 6] en
[mailadres 7], zulks op straffe van verbeurte aan Schoonmaakservice van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de [holding] Holding hiermee in gebreke blijft;
elkaar juist (zullen)
trachten te versterken in hun bedrijfsvoering”, aldus de voorzieningenrechter. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de e-mailadressen. De vordering sub I is vervolgens afgewezen. Nadat de voorzieningenrechter onder meer heeft overwogen dat Fris Schoonmakers, althans Waste-Control althans [broer van oprichter 2] het in art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011opgenomen non-concurrentiebeding heeft overtreden, heeft de voorzieningenrechter de Holding c.s. verboden om al degenen die klant/relatie zijn van Schoonmaakservice actief te benaderen en/of opdrachten van hen te werven en/of anderszins economisch profijt van opdrachten van deze klanten/relaties te trekken, zulks op straffe van betaling door de Holding c.s. aan Schoonmaakservice van een dwangsom van € 10.000,- per rechtspersoon voor iedere handeling in strijd met dit verbod.
[domeinnaam]en zulks op straffe van verbeurte aan Schoonmaakservice van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,-, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de Holding c.s. hiermee in gebreke blijven, toe te wijzen.
bereikten partijen uiteindelijk algehele overeenstemming omtrent hun zakelijk uiteengaan”. Uit dit alles leidt het hof in kort geding af dat alle in dit geding betrokken partijen als partij moeten worden aangemerkt bij de vaststellingsovereenkomst. Dit betekent dat er voorshands van uit moet worden gegaan dat ook alle partijen aan die overeenkomst zijn gebonden, en naar redelijkheid moeten uitvoeren en nakomen. Uit de inhoud van het “zakelijk uiteengaan”, blijkt dat de zakelijke belangen tussen enerzijds de familie [oprichter 1] en anderzijds de familie [oprichter 2] volledig worden gescheiden. Kort gezegd: de zakelijke relatie en banden die deze twee families met elkaar hadden in rechtspersonen waarvan beide families aandelen bezaten, wordt volledig beëindigd. De twee families gaan afzonderlijk verder. Bezien in deze context dienen ook [broer van oprichter 2] en Waste-Control zich te houden aan de vaststellingsovereenkomst, en mogen zij, ook niet onder de vlag van “Fris Schoonmakers” zich aan de buitenwereld presenteren als vallend onder [groep] . Dat is immers in strijd met art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011. Alleen al nu de Holding c.s. niet heeft gesteld dat zij terstond maatregelen heeft getroffen tegen de persberichten waarin volgens hen Fris Schoonmakers zich ten onrechte presenteren als vallende onder de [groep] groep, passeert het hof hun stelling dat Fris Schoonmakers op geen enkele wijze is verbonden met [holding] Holding als onaannemelijk. Dit betekent dat in elk geval in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk is dat de Holding c.s. art. 7 van de vaststellingsovereenkomst hebben overtreden. In het kader van dit kort geding houdt het hof het verder voor voldoende waarschijnlijk dat in elk geval toen de verhoudingen nog niet waren verstoord het conglomeraat van rechtspersonen ook werd aangeduid als “de [groep] groep”, gelet op de namen van de verschillende rechtspersonen waarin telkens de naam “ [groep] ” voorkwam, de landingspagina en de gemeenschappelijke huisvesting. Het enkele feit dat [holding] Holding zich kennelijk ook [groep] Groep noemde (en noemt), doet daar niet aan af. Voor zover de Holding c.s. nadere schriftelijke bescheiden hebben waaruit de juistheid van hun stellingen volgt, hadden zij deze bij dagvaarding in hoger beroep moeten overleggen (zie het slot van nr. 6 van die dagvaarding). Een kort geding als het onderhavige leent zich niet voor het horen van getuigen, zodat het hof voorbij gaat aan het bewijsaanbod van de Holding c.s. in voornoemd nr. 6. Dit laatste geldt overigens voor alle aanbiedingen van getuigenbewijs die partijen over en weer hebben gedaan.
tot welke ondernemingen slechts incidenteel relaties behoorden van [schoonmaakservice] Schoonmaakservice” (zie nr. 17 dagvaarding in hoger beroep). In nr. 25 dagvaarding in hoger beroep wordt aangevoerd dat de wijze waarop een deel van de relaties van Schoonmaakservice zou zijn benaderd, niet in strijd komt met de inhoud van het in art. 7 van de vaststellingsovereenkomst van 15 november 2011 verwoorde concurrentieverbod.