In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 oktober 2015, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en alimentatieverplichtingen werden vastgesteld. De man verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen, met name de beslissingen over partneralimentatie en kinderalimentatie. De man stelt dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud voorziet door samen te wonen met een nieuwe partner, en dat de minderjarige niet langer bij de vrouw woont, maar bij hem. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2016 is de vrouw niet verschenen, maar de minderjarige is gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw sinds 1 mei 2016 samenwoont met haar nieuwe partner en dat de minderjarige per 15 april 2016 bij de man woont. Het hof oordeelt dat de vrouw geen recht meer heeft op partneralimentatie en wijst het verzoek van de man om de kinderalimentatie af te wijzen toe. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de alimentatieverplichtingen en bepaalt dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man is, met ingang van 16 april 2016. De beschikking is gegeven op 18 augustus 2016.