ECLI:NL:GHSHE:2016:3709

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
19 augustus 2016
Zaaknummer
20-000402-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door met een bierfles te slaan

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag na het met kracht kapotslaan van een bierfles tegen het hoofd van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een bierfles op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, wat heeft geleid tot ernstig letsel. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde verweer tegen de strafmaat en de vordering van de benadeelde partij.

Het hof heeft de bewijsmiddelen en de deskundigenrapporten in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het delict, de impact op de omstanders en het strafblad van de verdachte. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met 6 maanden voorwaardelijk en bijzondere voorwaarden, en de vordering van de benadeelde partij toegewezen. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000402-15
Uitspraak : 19 augustus 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 6 februari 2015 in de strafzaak met parketnummer 02-700180-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en te dien aanzien opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden als door de rechtbank opgelegd, met uitzondering van opname in de forensisch psychiatrische kliniek De Woenselse Poort te Eindhoven.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Tenslotte is verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met aanvulling van de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen, met aanvulling van de overweging omtrent de benadeelde partij, en met uitzondering van de strafoplegging en de toepasselijke wetsartikelen.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden aangevuld met het rapport “Forensisch geneeskundig onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident op 18 juli 2014 in Vlissingen” van H.N.J.M. van Venrooij, forensisch arts KNMG, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 29 februari 2016, voor zover inhoudende als volgt:
Beantwoording van de vraagstelling
Ten aanzien van de oorzaak van het letselHypothese 1:Het letsel dat op 18 juli 2014 aan het hoofd van de heer [slachtoffer] is geconstateerd is niet veroorzaakt door een vuistslag op het hoofd of ander geweld, maar door het met één klap kapotslaan van een bierfles op het hoofd van de heer [slachtoffer] .
Hypothese 2:Het letsel dat op 18 juli 2014 aan het hoofd van de heer [slachtoffer] is geconstateerd, is niet veroorzaakt door het kapotslaan van een bierfles op het hoofd of ander geweld, maar door één vuistslag tegen het hoofd van de heer [slachtoffer] .
Het aantreffen van de onderzoeksbevindingen met betrekking tot het hoofdletsel van [slachtoffer] iswaarschijnlijkeralshypothese Awaar is (het letsel is veroorzaakt door ander geweld, opgeleverd door een slag met een [deels] scherprandig voorwerp zoals een kapotte glazen bierfles op of tegen het hoofd) dan alshypothese Bwaar (het letsel is veroorzaakt door het met één klap kapotslaan van een [daaraan voorafgaand intacte] bierfles op het hoofd) enveel waarschijnlijkerdan alshypothese Cwaar (het letsel is veroorzaakt door één vuistslag [met een ongewapende vuist] op of tegen het hoofd).
Aanvullende bewijsoverwegingen
Kapot slaan van een bierfles
Niettegenstaande bovengenoemde hypothese A van de deskundige, is het hof met de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat het letsel is veroorzaakt door het met één klap kapotslaan van een daaraan voorafgaand intacte bierfles op het hoofd van [slachtoffer] . Deze hypothese B past blijkens bovengenoemd deskundigenrapport beter bij het letsel dan wanneer er slechts met een vuist zou zijn geslagen.
Met kracht slaanHet hof is zoals overwogen met de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] met kracht met een bierfles op/tegen het hoofd heeft geslagen. In aanvulling daarop overweegt het hof dat verdachte met zodanige kracht op/tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen, dat daardoor de bierfles is gebroken.
Willens en wetens aanvaarden aanmerkelijke kans op overlijden
In aanvulling op hetgeen door de rechtbank is overwogen, overweegt het hof als volgt:
Het hof is van oordeel dat verdachte, door met een bierfles met zodanige kracht op/tegen het hoofd van [slachtoffer] – meer in het bijzonder tegen de slaap – te slaan dat daardoor de bierfles is gebroken, naar de uiterlijke verschijningsvorm de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] willens en wetens heeft aanvaard.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van deskundige
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek tot het horen van H.N.J.M. van Venrooij, forensisch arts KNMG, als deskundige gedaan. Volgens de raadsman dient de deskundige te worden gehoord als het hof tot bewezenverklaring van poging tot doodslag komt, met betrekking tot (onbekende) relevante factoren bij het slaan met een bierfles c.q. het geven van een vuistslag (eventueel met ring aan de vinger) en de invloed die deze kunnen hebben op de overlijdenskans.
Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek af omdat de noodzaak onvoldoende gebleken is. Daartoe overweegt het hof dat gelet op de gebezigde bewijsmiddelen het hof uitgaat van een met zodanige kracht gegeven slag met een bierfles dat die bierfles daardoor breekt tegen de slaap van het slachtoffer, en dat het hof op grond hiervan de aanmerkelijke kans op het overlijden aanwezig acht, zoals overwogen. Niet valt in te zien hoe enige verklaring van de deskundige hieraan toe of af kan doen.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich aan een ernstig geweldsdelict schuldig gemaakt. Hij heeft [slachtoffer] zodanig hard op het hoofd geslagen met een bierfles dat hij daarmee (voorwaardelijk) opzet had op de dood van deze [slachtoffer] . Doordat dit incident plaatsvond op de boulevard in Vlissingen in het bijzijn van andere mensen en het incident een flinke hoofdwond veroorzaakte, had dit feit bovendien een grote impact op de omstanders. Door dergelijke feiten ontstaat in zijn algemeenheid grote maatschappelijke onrust.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het vorenstaande en gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts gelet op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte zich veelvuldig aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, waaronder enkele geweldsdelicten. Tevens heeft het hof gelet op de omstandigheid dat, zoals door de rechtbank overwogen, bij verdachte sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden, passend en geboden is. De duur van het onvoorwaardelijke deel van de straf is daarmee gelijk aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof acht evenals de rechtbank wenselijk dat aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zij het dat het hof – in navolging van de vordering van de advocaat-generaal – gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte de noodzaak tot het ondergaan van een klinische behandeling niet aanwezig acht.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de immateriële schade zoals door de rechtbank toegewezen een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte en voor wat betreft de hoogte redelijk en billijk is en voor vergoeding in aanmerking komt. In zoverre schaart het hof zich achter het beroepen vonnis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaaltdat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
  • geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Steltals bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering en zich zal blijven melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeftde reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 19 augustus 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.