Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[Horeca] Horeca B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3168069 CV EXPL 14-3452)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen InBev verleende verstek;
- de memorie van grieven met 17 grieven en met producties.
3.De beoordeling
grief 15.
grief 6, eerste deelkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter (in rov. 3.9) inhoudende dat uitsluitend door [Horeca] in reconventie huurprijsvermindering is gevorderd, en dus niet door [appellant] .
grieven 2 en 8wordt opgekomen tegen de vaststelling (in rov. 3.7 van het bestreden vonnis) dat InBev de huurovereenkomst bij brief van 6 februari 2014 (dus tijdens de looptijd van de WSNP) met toepassing van artikel 305 Fw rechtmatig op grond van betalingsachterstand heeft beëindigd. In de
grieven 3, 4, 5, 6 tweede deel en 7werkt [appellant] zijn stelling dat de huuropzegging ongeldig is, omdat die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dan wel dat InBev daarmee misbruik van recht maakt, nader uit. Hij baseert die stelling met name op de vocht- en geluidsproblematiek in het gehuurde.
grief 9, de ontruimingstermijn, heeft [appellant] geen belang nu die grief zich niet tegen de termijn als zodanig keert, maar tegen de ontruimingsverplichting op de hiervoor verworpen gronden, en [appellant] het gehuurde inmiddels heeft ontruimd.
grieven 10, 11 en 12
grieven 13 en 14
grieven 16 en 17