Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
B.V.) heeft [eiser in de herroepingsprocedure] herroeping gevorderd van het op 25 maart 2014 tussen partijen onder zaaknummer HD 200.133.590/01 gewezen arrest van dit hof.
1.Het geding
2.Het geding in de herroepingsprocedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
3.De beoordeling
“Ten slotte staat vast dat Inbev nimmer uitdrukkelijk met schuldovername van geldlening I heeft ingestemd. (…) Evenmin ligt deze instemming in een of meer gedragingen van Inbev besloten. Weliswaar heeft Inbev ook na 2009 de kortingen en bonussen berekend zoals met [eiser in de herroepingsprocedure] op 4 februari 2009 is overeengekomen, maar zij heeft onweersproken verklaard dat zij de leveranties is blijven registreren op naam van de V.O.F. en dat zij in 2010 en 2011 de kortingen en bonussen heeft verrekend met het door [eiser in de herroepingsprocedure] aan haar verschuldigde uit de geldlening I.”.
“Daarnaast geldt dat beide partijen stellen dat de bonussen/kortingen ingevolge de offerteovereenkomst over 2010 en 2011 op de schuld van [eiser in de herroepingsprocedure] uit geldlening I zijn afgeboekt. Voor zover de bonussen/kortingen ingevolge de offerteovereenkomst over 2012 en 2013 niet reeds aan [eiser in de herroepingsprocedure] /de V.O.F. ten goede zijn gekomen, heeft Inbev toegezegd die in mindering op het door [eiser in de herroepingsprocedure] verschuldigde te brengen (…)”
“Daarnaast mist de grief feitelijke grondslag. Het staat tussen partijen vast dat de kortingen/bonussen over 2010 en 2011 op de schuld van [eiser in de herroepingsprocedure] zijn afgeboekt. (…) In ieder geval heeft Inbev, zoals reeds vermeld, de bonussen over 2010 en 2011 ten gunste van [eiser in de herroepingsprocedure] op de schuld afgeboekt. Inbev voert aan dat dit ook in deze zin is besproken tijdens de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen. [eiser in de herroepingsprocedure] heeft dit niet betwist. Na telefonische navraag door Inbev tijdens een schorsing van de zitting deelde Inbev mee dat de bonussen over 2012 en 2013 niet verrekend zijn met de geldleningen, maar zijn uitbetaald aan de V.O.F.”
Niet voldoende is het enkele feit, dat het gestelde achteraf onwaar blijkt te zijn; de betrokken partij moet het onware van zijn stelling in de oorspronkelijke procedure ook geweten hebben of hebben behoren te weten (…). Van oneerlijkheid kan men niet spreken als de betrokken partij op goede gronde meende dat het door haar gestelde waar was.”.